Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij de Veertigste Jaargang van ‘In Het Spoor’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de Veertigste Jaargang van ‘In Het Spoor’

33 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is inmiddels 39 jaar geleden dat de Landelijke Stichting werd opgericht, te weten op 22 januari 1977. Enkele maanden later, in april 1977, verscheen de eerste In het spoor. Feitelijk meer een brochure dan een tijdschrift. In datzelfde jaar volgden nog twee brochures: juli 1977 en november 1977. Dat was de eerste jaargang. De tweede jaargang bestond uit slechts twee brochures die respectievelijk in maart en oktober 1978 verschenen.

Daarnaast werd ook Stichtingspost uitgegeven (driemaal in 1977 en viermaal in 1978). Dit blaadje was bedoeld voor de mededelingen en de actuele zaken, terwijl in de brochures meer het accent lag op het uitdiepen van principiële onderwerpen. Met het begin van de derde jaargang in februari 1979 werden die beide uitgaven samengevoegd tot een periodiek onder de naam In het spoor. Thans is dan het blad In het spoor met dit februarinummer de veertigste jaargang ingegaan. Daarom willen we in dit artikel

kort aandacht schenken aan de geschiedenis van In het spoor.

Oprichting Landelijke Stichting

Waarom werd begin 1977 de Landelijke Stichting opgericht? Het bestuur van de ‘Landelijke Stichting tot handhaving van de Staatkundig Gereformeerde beginselen’ gaf daarover in het vierde nummer van Stichtingspost nogmaals een verklaring uit. Uitdrukkelijk werd onderstreept dat men noodgedwongen tot oprichting van een stichting was gekomen. Niet om een partij te vormen binnen de SGP, noch om aan te sturen op een breuk binnen de SGP, ook het vormen van een nieuwe partij was niet het doel. Maar het doel was om langs deze weg de oude staatkundig gereformeerde beginselen, verwoord in het SGP-beginselprogram, weer helder onder de aandacht van de partijgenoten te brengen en tegelijk bij hen en bij de diverse SGP-besturen en SGP-fracties op handhaving daarvan aan te dringen. Dit werd namelijk in toenemende mate in het SGP-partijblad De Banier en nog veel meer in het SGP-studieblad Onderling Kontakt gemist, althans voor een deel van de beginselen. 1

Daarnaast hadden zich binnen de SGP sinds het aantreden van ds. H.G. Abma als opvolger van de in 1961 overleden ds. P. Zandt ook diverse andere principieel bedenkelijke ontwikkelingen voorgedaan. 2 De eisen van Gods Woord, de eisen van beginsel, werden minder helder en minder vaak naar voren gebracht en werden in de praktijk steeds meer ingewisseld voor wat haalbaar was, voor de antirevolutionaire lijn. Het streven naar politiek ‘gewin’ kwam in toenemende mate in de plaats van het getuigenis. Bijvoorbeeld zaken als het vormen van coalities met partijen die Gods Woord niet onderschreven, en het dragen van regeringsverantwoordelijkheid in de toenmalige constellatie werden niet langer helder afgewezen. Diverse SGP-vertegenwoordigers en -leden, onder wie de partijleider, onderschreven in ieder geval in de praktijk het SGP-beginselprogramma niet meer volledig. Gemakkelijker werd ook gedacht over lijstverbindingen met het GPV (opgericht in 1948) en de RPF (opgericht in 1975). Partijen die het onverkorte artikel 36 niet onderschreven, maar openlijk een publieke godsdienstvrijheid huldigden. En meermalen werd de wijze waarop ds. H.G. Abma als partijleider heilige zaken verwoordde als niet eerbiedig ervaren. Kortom, het principieel getuigenis was onder ds. Abma duidelijk verzwakt en deze ontwikkelingen werd geen halt toegeroepen.

Wel hadden tegen die bedenkelijke ontwikkelingen diverse SGP-leden en SGP-kiesverenigingen al “reeds vele jaren” bezwaren ingediend, onder andere bij het SGP-hoofdbestuur, maar dit leidde niet tot een wezenlijke koerswijziging richting de oude paden. Bij de Kamerverkiezingen van 1971 had de diepgevoelde onvrede hierover zelfs tot een voorkeurs actie voor ds. F. Mallan geleid, maar die was zonder concreet resultaat gebleven. Deze voorkeursactie was het initia tief geweest van ds. E. du Marchie van Voorthuysen en werd onder meer ondersteund door ds. M. van Beek, ds. L. Gebraad, ds. S. de Jong, ds. W. Kamp, ds. M.J. Lekkerkerker, de latere ds. A. van der Meer, ds. J. van Prooijen, de latere ds. J. Schinkelshoek, ds. A. Wink, ds. A.J. Wijnmaalen, ds. Chr. van de Woestijne en ds. H.J.C.H. Zwijnenburg. In een onderhoud met het hoofdbestuur dat naar aanleiding van deze voorkeursactie plaatsvond, sprak ds. Du Marchie van Voorthuysen het hoofdbestuur vrijmoedig en indringend aan. “Bij het weggaan stond de oude ir. C.N. van Dis te schreien”, aldus ds. Mallan, en zei: “’t Gaat niet goed met de partij”. 3 Vervolgens hadden in 1972 een aantal predikanten uit verschillende kerkverbanden een gesprek met leden van het SGPhoofdbestuur gehad over de met leedwezen geconstateerde verwatering. En dan, vijf jaar later, in het begin van 1977, kwamen een dertigtal SGP’ers uit het gehele land bij elkaar om met elkaar te evalueren wat nu het effect was geweest van al die ingediende bezwaren en gehouden besprekingen. Zij kwamen tot de conclusie dat het effect heel minimaal was geweest; de kanalen binnen de SGP zaten als het ware voor een belangrijk deel verstopt voor principiële geluiden en bezwaren. Die dertig SGP’ers zagen daarom, althans “praktisch gezien”, het oprichten van een stichting als enige mogelijkheid om het oude, bekende en op Gods Woord gegronde principieel getuigende geluid van de oprichters van de SGP weer helder onder de aandacht van de partijgenoten te brengen. De geboorte van de Landelijke Stichting was een feit. Het bestuur werd gevormd door ds. H.J.C.H. Zwijnen burg als voor zitter, de heer N. van Mourik als secretaris, de heer J. Reijers als penningmeester en verder door de heren J. van Bruchem, H. Meijer en C.A. Smits. Hieraan werd enkele maanden later nog toegevoegd ds. E. du Marchie van Voorthuysen. Tevens werd direct een Comité van aanbeveling gevormd. Daarin hadden onder meer zitting: ds. M. van Beek, ds. A. van de Berg, ds. L. Gebraad, ds. C. de Jonge, ds. F. Mallan, ds. G. Overduin en ds. J. van Prooijen.

In een brief van 4 maart 1977, die onder meer aan het SGP-hoofdbestuur en aan alle provinciale verenigingen, statenkringen en plaatselijke kiesverenigingen van de SGP werd verzonden, deed het kersverse Stichtingsbestuur verslag van de achtergronden die tot oprichting van de Landelijke Stichting hadden geleid.

In het spoor van…

Het begin van de Landelijke Stichting vormt ook het begin van In het spoor, want een van de middelen die volgens haar statuten (1 maart 1977) de Landelijke Stichting zou gaan inzetten om het doel (de handhaving van de op Gods Woord gegronde staatkundig gereformeerde beginselen) te bereiken, was het verspreiden van lectuur. En dan wel zulke lectuur waarin bij politieke stellingnames en standpuntvorming steeds uitgegaan werd van Gods onfeilbaar Woord. Dat juist was het politieke uitgangspunt en spoor van de eerste SGP-voormannen geweest, onder wie ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt en ir. C.N. van Dis sr. In dat spoor wilde de Stichting gaan. Dat geluid wilde het Stichtingsbestuur weer voor het ‘SGP-oor’, voor het SGP-kader en de SGP-partijgenoten, ten gehore brengen. In het spoor als naam ligt dan voor de hand.

De inhoud van de eerste jaargangen

Zoals in de inleiding al gezegd, bestonden de eerste twee jaargangen van In het spoor uit een vijftal brochures (en zeven blaadjes Stichtingspost). Omdat de meeste lezers die brochures waarschijnlijk nog nooit gezien hebben, zullen we kort de inhoud van deze brochures schetsen. Tegelijk wordt dan duidelijk waar de Stichting qua standpunten voor stond.

Brochure 1: april 1977

De inhoud van de eerste brochure bestond uit een introductie, een meditatie van ds. Zwijnenburg, enkele mededelingen van de penningmeester, een tweetal artikelen en een oproep om te gaan stemmen.

In ‘Ter introduktie’ wees het bestuur erop dat de Landelijke Stichting - in onderscheid van diverse SGP’ers - het nu inmiddels oude beginselprogram van de SGP “volledig” aanvaardde. En dat de Stichting zich op het standpunt stelde dat de SGP een beleid diende te voeren dat gebaseerd was op dit op Gods Woord gegronde beginselprogram, dat dit beleid tot uitdrukking diende te komen “in redevoeringen en stemgedrag” en dat dit beleid als volgt samen te vatten was: “Wat eist Gods gebod, met gelijktijdige verwerping van het” - toen al - “veelvuldig gehanteerde uitgangspunt: Wat is haalbaar?”

Vervolgens werd in het eerste artikel door het Stichtingsbestuur een uitgebreide verantwoording gegeven waarom tot het oprichten van een stichting was besloten. Geconstateerd werd een ‘afzwakking’ van het staatkundig gereformeerde geluid in de Tweede Kamer. Enkele voorbeelden daarvan werden gegeven. Die hadden onder meer betrekking op hetgeen uitgedragen was en/of hoe gestemd was bij zaken als het laten rijden van het openbaar vervoer op zondag, het sluiten van de winkels op zondag en het gezantschap bij de paus. Verder werden als redenen of oorzaken ook genoemd het onheilig Woordgebruik van ds. Abma, de steeds meer ingang vindende haalbaarheidspolitiek en de van de beginselen afwijkende koers van Onderling Kontakt.

In het tweede artikel van de eerste brochure werden de lijstverbindingen die de SGP op gemeenteniveau op diverse plaatsen met partijen als ARP, CHU, GPV en/of RPF was aangegaan, getoetst en afgewezen. Geconstateerd werd dat het bijna niet meer mogelijk was om met ARP of CHU samen te werken zonder dat dit ten koste zou gaan van de beginselen, en dat ook GPV en RPF het onverkorte artikel 36 NGB niet onderschreven.

Een en ander nam echter niet weg dat het Stichtingsbestuur in deze eerste brochure alle Nederlandse mannen indringend opriep om bij de toen aanstaande Tweede Kamerverkiezingen (25 mei 1977) een principiële stem op een van de dertig kandidaten van de SGP uit te brengen. Dit was destijds in lijn met de uitspraak van ds. E. du Marchie van Voorthuysen: “Ondanks alles verbonden blijven aan de SGP”.

Brochure 2: juli 1977

Naast een meditatie van ds. Zwijnenburg en een evaluatie van de Tweede Kamerverkiezingen bestond de tweede brochure voor het grootste deel uit een bespreking van het door het SGP-hoofdbestuur voorgestelde nieuwe SGP-gemeenteprogram, aangevuld met een door de Landelijke Stichting vooral in principieel opzicht verbeterde concepttekst van dat nieuwe program. Het Stichtingsbestuur stelde onder meer de volgende principiële toevoegingen voor: “Gehuwde vrouwelijke ambtenaren worden in gemeentedienst niet toegelaten tenzij bij uitzondering.” Het gemeentebestuur “were openbare bioscoopvoorstelling en andere publieke vermakelijkheden”. “Bij toewijzing van woonruimte wordt geen woonruimte toegewezen aan hen die geen gezinsverband vormen, uitgezonderd alleenstaanden.” De bedoeling van deze laatste bepaling was om hen die ongehuwd samenwoonden, hierbij uit te sluiten.

“Het gemeentebestuur verleent geen medewerking aan de totstandkoming van een centraal antennesysteem- of inrichting. Van gemeentelijke zijde wordt nimmer de eis van verzekering gesteld.” “Het gemeentebestuur bevordere met alle haar ten dienste staande middelen dat het openbaar vervoer, veerdiensten e.d. op zondag geen dienst verlenen of uitvoeren.” “Uit alle onderwijs worde geweerd wat de ere des Heeren en het gezag der overheid aanrandt. De leraren en onderwijzers wordt opgedragen liefde tot het vaderland en het Vorstenhuis en eerbied voor onze nationale instellingen aan te kweken.” Deze twee zinnen kwamen uit het oude gemeenteprogram. Het hoofdbestuur wilde die weglaten, maar het Stichtingsbestuur wilde deze behouden, omdat in de onderwijspraktijk hiervan maar al te vaak werd afgeweken. Ook wilde het Stichtingsbestuur een bepaling opnemen dat het gemeentebestuur geen medewerking zou verlenen aan het door of voor scholen aanschaffen van “radio en televisie” en van andere met Gods Woord strijdige middelen.

Verder moest het gemeentebestuur erop toezien “dat in bibliotheken geen lectuur te lezen of ter studie” werd “gegeven welke zedeverwoestend, gezagsondermijnend of op andere wijze in strijd is met Gods Woord.” En wat de sport betreft, het Stichtingsbestuur keurde het bij voorbaat af dat een gemeentebestuur medewerking verleende “aan de totstandkoming van objecten die aan de sportbeoefening dienstbaar zijn”, het SGP-hoofdbestuur niet. Het hoofdbestuur wilde wel terughoudend hierin zijn, maar keurde het niet geheel af als de dag des Heeren door de sportbeoefenaars niet ontheiligd werd, de sportbeoefening geen “professioneel of semiprofessioneel karakter” had, de sportbeoefenaren niet om geld verhandeld werden en de gemeentefinanciën het toelieten.

Wie de politieke redes van de eerste SGP-voormannen kent, ziet in de principiële toevoegingen van het Stichtingsbestuur veel van hun standpunten terugkomen. Wanneer we de eindversie van het op 25 februari 1978 vastgestelde SGP-gemeenteprogram erbij nemen, dan blijkt dat een deel van de aanvullingen van het Stichtingsbestuur daarin terug te vinden is. In hoeverre dit het resultaat is geweest van het werk van het Stichtingsbestuur, is achteraf moeilijk vast te stellen want uiteindelijk waren het toch de kiesverenigingen die de wijzigingsvoorstellen daadwerkelijk moesten indienen en niet de Stichting.

Brochure 3: november 1977

De derde brochure had als thema: “De positie van de vrouw in de samenleving”. Deze brochure opende opnieuw met een meditatie van ds. Zwijnenburg over de toepasselijke woorden: Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit den man. Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man (1 Kor. 11:8-9). Daarna volgde een uitgebreid artikel over de oorsprong, de geschiedenis en het revolutionaire karakter van de vrouwenbeweging en -emancipatie alsmede een duidelijk artikel over wat Gods Woord ons leert inzake het vrouwenkiesrecht. Dit laatste artikel was niet van het bestuur, maar van de heer L. Krijgsman uit Gorinchem. De brochure sloot af met een ‘Ter overdenking’, waarin kanttekeningen werden geplaatst bij het door ds. H.G. Abma uitgebrachte advies aan de koningin inzake de kabinetsformatie, en met enkele mededelingen van de penningmeester.

Brochure 4: maart 1978

De vierde brochure was opnieuw een themabrochure, maar nu over: “De rechten van de mens”. Behalve een wederom toepasselijke meditatie van ds. Zwijnenburg over de woorden: Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheid gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? (Ps. 130:3), bestond de brochure uit drie artikelen waarin achtereenvolgens stelling genomen werd tegen de rechten van de mens, tegen godsdienstvrijheid en tegen vrijheid (van onderwijs) en gelijkheid (tussen mannen en vrouwen). Aangehaald werd onder meer een uitspraak die destijds met instemming door mr. G. Groen van Prinsterer was geciteerd: “De revolutie is begonnen met de verklaring van de rechten van de mens; zij zal niet eindigen dan door de verklaring van de rechten Gods.”

Brochure 5: oktober 1978

De vijfde brochure, die extra dik was (52 pagina’s), was geheel gewijd aan de staatkundig gereformeerde gemeentepolitiek met onderwerpen als ‘kiesver eniging en gemeenteraadsfractie’, ‘het college van burgemeester en wethouders’, ‘het functioneren als raadslid’, ‘SGP en onderwijs’, ‘SGP en welzijn’ en ‘SGP en subsidiebeleid’. Geconstateerd werd dat het SGP-hoofdbestuur naliet om principiële voorlichting te geven over dit soort zaken en dat het nieuwe, inmiddels aangenomen SGP-gemeenteprogram onder meer op punten als gezondheidszorg en sport te ruim geformuleerd was. Met betrekking tot het stemgedrag door raadsleden werd opgemerkt dat gehoorzaamheid aan Gods Wet, ook al zou dat bijvoorbeeld ingaan tegen een menselijke wet als de Zondagswet, “eis van beginsel” is (p. 50). En: “Geenszins mag het de bedoeling zijn om de staatkundig gereformeerde beginselen aan te passen aan de Nederlandse wetten. Het gaat om de handhaving en doorwerking van de beginselen gegrond op Gods Woord. Dat een raadslid daartoe in een middellijke weg moge bijdragen”, was de wens van het Stichtingsbestuur (p. 51).

In het spoor als periodiek Vanaf de derde jaargang (februari 1979) werd In het

Vanaf de derde jaargang (februari 1979) werd In het spoor “een eenvoudig krantje”, waarvan de omvang per nummer varieerde van 8 tot zo’n 20 pagina’s. Onderwerpen als ‘De eed op de grondwet’, ‘Europese verkiezingen’, ‘Gemeentepolitiek in de praktijk’, ‘Eis van beginsel’, ‘De gemeente en de Zondagswet’ en ‘SGP, GPV en RPF in historisch perspectief’ werden behandeld. Ook andere predikanten dan alleen voorzitter Zwijnenburg gingen meditaties verzorgen, en enkele nieuwe schrijvers gingen meehelpen de kolommen van het blad met principiële artikelen die hout sneden, te vullen, onder wie de heren M. Bogerd en L.J. Molenaar. Ook de heer L.M.P. Scholten leverde zo nu en dan een gedegen bijdrage. In 1981 kwam natuurlijk in In het spoor ook uitge

In 1981 kwam natuurlijk in In het spoor ook uitgebreid aan de orde dat in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van dat jaar ds. Abma groot ongenoegen had geuit over het feit dat het SGP-hoofdbestuur en de Raad van Advies gezamenlijk de hervormde ir. B.J. van der Vlies een derde plaats op de kandidatenlijst had toegekend en wijlen mr. G. Holdijk slechts een vierde. Ds. Abma vond de hervormde ir. B.J. van der Vlies niet representatief genoeg voor de hervormd-gereformeerden, waarmee hij de gereformeerde bonders bedoelde, en koos openlijk voor een voorkeursactie voor mr. G. Holdijk. Dat ds. Abma er een deels van de beginselen afwijkende lijn op nahield, iets wat de Landelijke Stichting steeds al had gezegd, kwam nu door zijn eigen handelwijze duidelijk openbaar. De voorkeursactie voor Holdijk liep op niets uit.

Nieuwe omslag

Na drie jaar wordt de omslag vernieuwd. Deze wordt ontworpen door de heer M.W. Blom uit Barendrecht. Het is de bekende omslag die tot vorig jaar op enkele details na dezelfde is gebleven. In het eerste nummer van de zesde jaargang (1982) werd een toelichting gegeven op de nieuwe omslag. 4 De foto’s van ds. G.H. Kersten en ds. P. Zandt prijkten op de voorkant. Niet omdat het bestuur “mensenverheerlijking” of “aanbidding van het vlees” voor ogen had, “maar om bij elke uitgave van In het spoor er als het ware aan herinnerd te worden dat zij die ons voorgingen, ons geen kunstig verdichte fabelen hebben voorgehouden” (2 Petr. 1:16). Het is onze “dure roeping en plicht” om hen “in dat spoor te mogen en te moeten volgen.” Daarom was op de - op de voorkant geplaatste - opengeslagen Bijbel vermeld: “Jes. 8:20”, waar de bekende Bijbeltekst staat: Tot de Wet en tot de Getuigenis; zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben. Voorts was tussen de letters ‘S’ en ‘P’ van ‘SPOOR’ de letter ‘G’ in kleiner formaat geplaatst (zie afbeelding op p. 9). Hiermee werd de wens tot uitdrukking gebracht dat de gehele SGP in het zojuist genoemde spoor van Tot de Wet en tot de Getuigenis mocht gaan.

Bestuursuitbreiding

Met ingang van de zesde jaargang (1982) werd niet alleen de omslag veranderd, maar ook het bestuur flink uitgebreid. Als bestuurslid werden welkom geheten ds. K. Veldman en de heren M. Bogerd, B.P. den Hartog, W. Luijk en L.J. Molenaar. Omdat ds. Zwijnenburg om gezondheidsredenen niet langer voorzitter kon zijn, werd ds. Veldman direct tot voorzitter gekozen, terwijl de heren Bogerd en Den Hartog respectievelijk eerste en tweede secretaris werden. En twee nummers later wordt opnieuw mededeling gedaan van bestuursuitbreiding. Toegetreden waren: ds. Tj. de Jong, ds. A.P. van der Meer, ds. W. Pieters en de heer L. Krijgsman.

In het volgende jaar nam ds. E. du Marchie van Voorthuysen, na eerder te zijn teruggetreden, opnieuw zitting in het bestuur. Ook ds. F. Mallan, die al vanaf het begin lid van het Comité van aanbeveling was geweest, trad nu tot het bestuur toe, alsmede de heren N. den Ouden en W. Wagteveld, terwijl de heren J. Reijers en J. van Bruchem zich vanwege drukke werkzaamheden genoodzaakt zagen om hun taak als bestuurslid neer te leggen.

Een deel van die nieuwe bestuursleden nam ook (opnieuw) de pen ter hand, wat onder andere de diver- siteit aan onderwerpen in het blad ten goede kwam. In februari 1986 werd ds. Tj. de Jong voorzitter van de Landelijke Stichting, omdat ds. K. Veldman wegens drukke werkzaamheden geen andere weg zag dan te bedanken als bestuurslid.

Geen halve gehoorzaamheid

In het eerste nummer van de zesde jaargang (1982) stond in de rubriek ‘Eis van beginsel’ een artikel van ds. F. Mallan met als titel: ‘Geen halve gehoorzaamheid’. Hierin reageerde ds. Mallan onder meer op de volgende uitspraak van een SGP-burgemeester: “Iets kan politiek verantwoord zijn, maar bestuurlijk toch anders moeten. Neem de sluiting van een zwembad op zondag. Partijpolitiek gezien”, bedoeld: vanuit de SGP-beginselen gezien, “is het ongewenst dat een bad zondags wordt geopend, maar bestuurlijk heb je te maken met een koninklijk besluit” dat openstelling van het bad op zondag toelaat. “Dat is een gegeven, dat kan niet anders”, aldus die SGPburgemeester. “Zo komen er steeds meer staatkundig gereformeerde burgemeesters’, zo concludeerde ds. Mallan. “Zij bedoelen het goed, want hun grondslag is verankerd in Gods Woord, maar bestuurlijk kunnen ze zich niet aan Gods Woord houden. Deze roeping schijnen ze als overheidspersonen niet te bezitten.” Ds. Mallan kon hier niet in meegaan. Hij schreef:

“De zaak ligt toch heel eenvoudig. Ieder mens moet naar Gods Wet leven. Een overheidspersoon moet dan ook naar Gods Wet regeren. Bestuurlijk heeft men zich dus ook te houden aan Gods Wet. Ja, maar dat koninklijk besluit dan? In de Bijbel lees ik ook van een koninklijk besluit. Nebukadnézar kwam tot een besluit om een groot beeld op te richten in het dal Dura. En aan dat koninklijk besluit was een ander koninklijk besluit verbonden, namelijk, dat men bij het horen van ‘het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren, des akkoordgezangs en allerlei soorten van muziek’, moest neervallen en het gouden beeld aanbidden, ‘hetwelk de koning Nebukadnézar’ had ‘opgericht’ (Dan. 3:5). Die het niet deed, zou ‘in het midden van den oven des brandenden vuurs geworpen worden’. We weten hoe het de drie jongelingen gegaan is.

Ook koning Daríus kwam tot een besluit. In dertig dagen mocht men geen verzoek doen van enige god of mens, behalve van hem als koning. En die zich aan dat koninklijk besluit niet zou houden, zou ‘in den kuil der leeuwen geworpen worden.’ Zo kwam Daniël in de kuil der leeuwen terecht. En in later tijd zijn er heel wat Christenen voor de leeuwen geworpen, omdat ze zich niet aan het koninklijk besluit hielden.

Nu, de burgemeester, die we zo-even aan het woord gehoord hebben, behoeft voor de kuil der leeuwen niet te vrezen. Hij houdt zich aan het koninklijk besluit. Stemt dat ook nog overeen met een onverkort handhaven van artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis? Mag er ooit, op welk terrein ook, anders gehandeld worden dan naar Gods Wet? Als we denken dat de Heere wel genoegen neemt met een halve gehoorzaamheid aan Zijn Wet, dan komen we vanzelf bij het remonstrantse standpunt uit dat God ook genoegen neemt met hetgeen ten dele aan Zijn recht voldoet.

Er zit nog wel heel wat vast aan dat standpunt inzake een bestuurlijke functie in de politiek. Men is meer om de gunst van mensen dan om de gunst des Heeren verlegen. Maar zo helpt men er toch aan mee om het land naar de afgrond te brengen. O bange tijd die we beleven! O donkere toekomst die we tegemoet gaan! De Heere ontferme Zich over ons en onze arme kinderen!” 5

Zulk een halve gehoorzaamheid nam de Landelijke Stichting toen al in verschillende vormen bij diverse SGP-vertegenwoordigers waar. Vandaar dat het devies van de Landelijke Stichting luidde: ‘Niet wat haalbaar is, is bepalend, maar wat eis van beginsel is’. Een halve gehoorzaamheid is wel begrijpelijk - ook eenieder van ons ligt daarvoor open! -, maar het is niet naar Gods Woord. De Landelijke Stichting heeft steeds getracht dit duidelijk te maken en daartegen te waarschuwen. Dit is nu precies de kern van het verschil tussen de eerste SGP-vertegenwoordigers en vele huidige SGP-vertegenwoordigers, tussen het oude SGP-beleid onder ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt en ir. C.N. van Dis sr. en het huidige SGP-beleid.

Twee brochures

In artikel 12 van het oude SGP-beginselprogram stond nog onomwonden: “Vrouwenkiesrecht echter strijdt met de roeping der vrouw en stemdwang met de vrijheid der burgers.” Onder het vrouwenkiesrecht werd zowel het actieve (het stemmen door vrouwen) als het passieve kiesrecht (gestemd worden) verstaan. In de tijd van de zesde jaargang van In het spoor (1982) stond dit beginselartikel binnen de SGP al volop ter discussie. Zowel de voorzitter (ds. H.G. Abma) als de secretaris (de heer C.G. Boender) van het SGP-hoofdbestuur onderschreven dit beginselartikel niet (meer) en velen in de partij met hen. In In het spoor was aan deze discussie toen nog relatief weinig aandacht besteed. Eind 1982 kwam de Landelijke Stichting echter met een ruim 80 pagina’s tellende brochure naar buiten, getiteld: De Schrift Gebonden Plaats van de vrouw, waarin de op Gods Woord gefundeerde en in het SGP-beginselprogram verwoorde afwijzing van het vrouwenkiesrecht helder onder woorden werd gebracht. 6 Deze brochure werd gratis aan alle abonnees toegezonden. Hiermee was in een keer in de genoemde leemte voorzien. Toen deze discussie zich binnen de SGP bleef voort

Toen deze discussie zich binnen de SGP bleef voortslepen, liet de Landelijke Stichting in het begin van 1985 nogmaals een brochure over dit onderwerp verschijnen met als titel: De Staatkundig Gereformeerde Plaats van de vrouw. 7 Hierin werd de inhoud van de eerste brochure toegespitst op het staatkundige en politieke leven. Vanuit het beginsel werd verdedigd dat vrouwen niet behoorden te stemmen. Dit was niet iets nieuws, nee, dit was onder ds. G.H. Kersten en ds. P. Zandt steeds de lijn van het SGP-hoofdbestuur geweest.

Behalve via In het spoor probeerde de Landelijke Stichting ook langs deze weg het beginsel inzake het vrouwenkiesrecht te verbreiden, in de hoop dat in de SGP de afglijding van dit beginsel zich niet zou voortzetten. Helaas is dit een ijdele hoop gebleken!

Inhoud vanaf de zesde jaargang

Meestal verschenen er per jaargang zes nummers van In het spoor. In het tweede nummer van de zesde jaargang (1982) startte wijlen ds. Tj. de Jong met een serie waarin hij artikel voor artikel het SGPbeginselprogram toelichtte. Van deze serie zijn uiteindelijk niet minder dan vijfendertig afleveringen verschenen. De laatste in het augustusnummer van 1989, waarin hij naar aanleiding van artikel 9 van het beginselprogram (“De Staatkundig Gereformeerde Partij verklaart zich tegen verplichte verzekering en mitsdien ook tegen de sociale dwangverzekeringswetten”) terechte kritiek leverde op de ontstane verzorgingsstaat in Nederland. De meeste artikelen van deze serie werden reeds in 1987 door de Landelijke Stichting gebundeld en in druk uitgegeven onder de titel: Het SGP-beginselprogram toegelicht. 8

Nuttig was ook de artikelenserie die de heer M. Bogerd schreef over de historie van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Het eerste artikel van zijn serie was reeds in het vierde nummer van de vijfde jaargang (juni 1981) verschenen. Het laatste artikel verscheen in het vijfde nummer van de elfde jaargang (1987). In totaal omvatte deze serie 14 artikelen.

Naast deze artikelenseries en nog enkele andere korte series werden de ‘Spoornummers’ hoofdzakelijk gevuld met losse, over het algemeen vrij korte artikelen, waarin meestentijds een (actueel) politiek of historisch onderwerp werd behandeld. Vaak hadden die onderwerpen een relatie met wat binnen de SGP op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau actueel was. Bijvoorbeeld in 1984 werd uitgebreid over en tegen de Europese verkiezingen geschreven waaraan de SGP meende te moeten deelnemen. Andere onderwerpen waren zoal: ‘De taak van de overheid’, ‘De paus naar Nederland’, ‘Kernwapens’, ‘Vrouwenlidmaatschap van de SGP’, ‘Petrus Datheen en de godsdienstvrijheid’, ‘Stakingen’, ‘De SGP en de sport’, ‘Commissie onderzoek stemmenverlies SGP’, ‘Vloekverboden’ enz.. Deze kleine opsomming aan onderwerpen vormt vanzelf maar een kleine greep uit het totaal aan onderwerpen die in de zesde (1982) tot de dertiende jaargang (1989) behandeld worden.

Opheffing en wederoprichting

In maart 1988 had het SGP-hoofdbestuur aan de kiesverenigingen in concept een nieuw beginselprogram aangeboden. Daarin stond ten aanzien van het vrouwenkiesrecht deze paradoxale zin: “Een vrouw kan echter in vrijheid haar stem uitbrengen met inachtneming van de haar door God gegeven plaats.” De partij behandelde dit concept in 1989 in drie huishoudelijke vergaderingen. De uitkomst was dat het concept werd aanvaard met hier en daar een kleine wijziging. De genoemde paradoxale zin werd uiteindelijk gewijzigd in: “De vrouw zij in haar eigen consciëntie overtuigd of zij haar stem kan uitbrengen met inachtneming van de haar door God gegeven plaats.” Het oude beginsel van afwijzing van het vrouwenkiesrecht werd dus ingewisseld voor een clausule waarin stond dat de vrouw naar eigen geweten moest beslissen of zij wel of niet ging stemmen. Hier werd het geweten van de vrouw boven Gods Woord geplaatst. Een deel van de bestuursleden van de Landelijke Stichting besloot vanwege het aannemen van het nieuwe beginsel program te bedanken als lid van de SGP. Toen ontstond er een probleem, omdat in artikel 5 van de statuten van de Landelijke Stichting stond dat bestuursleden lid behoorden te zijn van de SGP. Die bestuursleden konden daarom geen bestuurslid van de Landelijke Stichting blijven en bedankten. Na een uitvoerige discussie onder de overgebleven bestuursleden waarin zich net geen meerderheid aftekende om met de Landelijke Stichting door te gaan, werd tot het tegendeel besloten, namelijk om deze op te heffen.

Gelukkig besloten vervolgens één bestuurslid en enkele oud-bestuursleden om het werk van de Landelijke Stichting voort te zetten door een nieuwe stichting op te richten met dezelfde grondslag en doelstelling, maar met statuten waarin de genoemde eis van het SGP-lidmaatschap als volgt gewijzigd was: “De absolute meerderheid van de bestuursplaatsen dient bezet te zijn door personen die volwaardig lid zijn van de Staatkundig Gereformeerde Partij.” De overdracht werd in goede harmonie geregeld. Een verklaring over de opheffing en wederoprichting werd in In het spoor gepubliceerd in het aprilnummer van 1990. 9

Tot opluchting van velen werd de uitgave van In het spoor op dezelfde voet voortgezet. Het bestuur van de nieuwe Landelijke Stichting bestond aanvankelijk uit de heren mr. L.J. Molenaar (voorzitter), drs. P.H. op ’t Hof, mr. M. van Manen en dhr. M.J. Peters, maar werd vervolgens al snel aangevuld met de heren J.A. Langenberg, L. Korf en G.W. Nijhof.

Eenzelfde probleem met artikel 5 van de statuten zou zich nogmaals kunnen voordoen als nog meer bezwaarde SGP’ers voor de partij zouden bedanken. Toen in begin 1996 de SGP via het buitengewoon lidmaatschap de ledenvergaderingen ook voor de vrouw ging openstellen en wederom een deel van de bezwaarde SGP’ers voor de partij dreigde te bedanken, schrapte het bestuur van de Landelijke Stichting dan ook de eis dat de meerderheid van de Stichtingsbestuursleden SGP-lid moest zijn, alvast uit de statuten. In het maartnummer van 1996 deed het bestuur daar mededeling van in In het spoor. 10

Geen verschuiving

De inhoud van In het spoor onder het nieuwe bestuur verschilde in beginselmatig opzicht niet van de inhoud onder het oude bestuur. Wel werd er bijvoorbeeld duidelijk meer werk gemaakt van een notenapparaat onder de artikelen, zodat hetgeen geschreven of geciteerd werd, ook nagetrokken en voor meer informatie nagelezen kon worden. Veruit de meeste artikelen werden geschreven door mr. M. van Manen.

Verder leverde in vrijwel ieder nummer de heer W. van der Zwaag een bijdrage (onder andere schreef hij een dertiendelige artikelserie over ‘Waar liggen de wortels van de SGP?’ 11 ), en zo nu en dan klom mr. L.J. Molenaar in de pen. Later komen we ook met enige regelmaat bijdragen van de heer A. de Gruijter en ing. H. Kerst tegen. De laatstgenoemde heeft veel geschreven tegen het sluiten van compromissen in beginselzaken, tegen het gebruiken van ongeoorloofde middelen om een goed doel te bereiken alsmede tegen het kiezen tussen twee zondige kwaden. 12 Zijn schrijven was ingegeven door het feit dat de SGP als maar meer de antirevolutionaire lijn ging volgen, de lijn van het haalbare of, zoals ds. Mallan het uitdrukte, van de halve gehoorzaamheid, in plaats van vast te houden aan wat naar Gods Woord eis van beginsel was en dat in alle eenvoudigheid op gepaste wijze uit te dragen in de weerbarstige praktijk.

Wel verbreding

In de loop van de tijd heeft zich onder de nieuwe stichting wel een duidelijke verbreding voorgedaan qua onderwerpen die in het blad aan de orde gesteld werden. Onder de oude Stichting en in pakweg de eerste tien jaren van de nieuwe Stichting waren dat voornamelijk (actuele) politieke en historische onderwerpen. Maar thans komen naast die onderwerpen ook onderwerpen aan de orde als: moderne media, opvoeding van de kinderen, afwijzing van het toneel, make-up, in-vitrofertilisatie (ivf), oorzaak van homoseksualiteit enz. En als er politieke onderwerpen aan de orde worden gesteld, dan is dat nu minder vaak in de vorm van een directe reactie op ontwikkelingen en mistanden in de SGP, maar meer in de vorm van een zelfstandig artikel waarin de beginselen vanuit Gods Woord worden toegelicht en verdedigd. Een en ander betekent dat In het spoor zich in het

Een en ander betekent dat In het spoor zich in het laatste decennium ontwikkeld heeft tot een nog meer zelfstandig opererend tijdschrift waarin scribenten een breed scala aan onderwerpen vanuit Gods Woord trachten te belichten en van relevante achtergrondinformatie trachten te voorzien. Voor scribenten geldt hierbij alleen wel de beperking dat niet ingegaan mag worden op hedendaagse kerkelijke kwesties of verwikkelingen. Die vallen buiten de doelstelling van de Landelijke Stichting.

De verbreding qua onderwerpen heeft ook tot gevolg gehad dat het lezerspubliek zich in die zin verbreed heeft dat thans ook niet-politiek-geïnteresseerden zich op het blad abonneren. Het is waarschijnlijk mede daarom dat het abonneeaantal van In het spoor - overigens tegen de verwachting in - al jaren een stijgende lijn vertoont.

Diverse uitgaven

Werden onder de oude Stichting ter verbreiding van de beginselen enkele brochures uitgegeven en een boek, de nieuwe Stichting heeft ook die draad weer opgepakt, zij het met enige vertraging, namelijk vanaf 2003. 13 Maar ook hierbij zien we qua onderwerpen een dezelfde verbreding. Zo zijn er inmiddels vier brochures verschenen - twee tegen verzekeringen, één tegen vrouwenkiesrecht en één tegen godsdienstvrijheid - en vier reprints: Theologico-Politica Dissertatio (2004), Gaet uyt Babel (2006), De Geblanckette Izebel (2009) en het bijna 1000 pagina’s tellende Muhammedisdom (2010). Verder verscheen bij de Landelijke Stichting een boek over de Armeense genocide: Verkochte zielen (2009), een in het hedendaags Nederlands overgezet boek van ds. Oomius over het houden van huisgodsdienst: Een kerk in ’t klein (2011) en de thans nog lopende vijfdelige serie van Petrus Wittewrongel, getiteld: Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding. Het overzetten van deze serie in het hedendaags Nederlands is een groot werk, maar het heeft al veel voldoening gegeven, omdat dit zo inhoudsvolle werk van deze Godvruchtige predikant er veel toegankelijker door geworden is, met als gevolg dat heel wat mensen die zijn werk anders nooit zouden lezen, het nu wel lezen. Mocht het zijn tot zegen!

En ten slotte zijn er nog de jaarlijkse zakagenda’s (sinds 2011) die met de zondag beginnen en voorzien zijn van aansprekende gedichtjes en dito spreuken. Ondanks dat velen inmiddels digitale agenda’s zijn gaan gebruiken, neemt de belangstelling voor deze zakagenda’s nog eerder toe dan af.

Ten besluite

De voorgaande 39 jaargangen omvatten in totaal ongeveer 6800 pagina’s verdeeld over krap 2500 artikelen. Wanneer we gemiddeld 8 uur voor het schrijven en voor de druk klaarmaken van een artikel rekenen (wat aan de lage kant is) en we uitgaan van een werkweek van 40 uur, dan omvat het schrijven van 2500 artikelen een arbeidstijd van ongeveer 10 jaar. Deze globale cijfers laten in ieder geval dit zien dat het heel wat inspanning heeft gekost en nog kost om jaarlijks In het spoor vijfmaal (onder de oude Stichting zesmaal) te laten verschijnen. Het is zeker bijzonder dat dit werk in al die jaren zijn voortgang heeft mogen hebben. Temeer omdat al dit werk, behalve dan de eindopmaak en het drukken, op vrijwillige basis gebeurt. Dat het zijn voortgang heeft mogen hebben, daarvoor komt niet ons, maar de Heere de eer toe. De Heere heeft dat nog gegeven onder de laaghangende oordelen, maar voor hoe lang nog? Er komt niet voor niets een grote vluchtelingenstroom naar ons diep in verval verkerend en nog steeds verder wegzinkend vaderland! De Landelijke Stichting is destijds uit de nood geboren om de op Gods Woord gegronde staatkundig

boren om de op Gods Woord gegronde staatkundig gereformeerde beginselen weer helder onder de aandacht te kunnen brengen. De noodzaak om dat te doen is er helaas alleen maar groter op geworden, ten aanzien van de SGP, maar ook in het algemeen ten aanzien van de gereformeerde gezindte. In welke andere bladen of tijdschriften wordt nog in lijn met onze vaderen geschreven over zaken als bijvoorbeeld vrouwenkiesrecht, vaccinatie of verzekering? In welke andere tijdschriften wordt nog uitgedragen dat het onverkorte artikel 36 NGB geheel Bijbels is en in de praktijk ook uitvoerbaar is, zoals keurvorst Frederik III van de Palts dit heeft laten zien? Enz.

De Landelijke Stichting ziet het in het bijzonder ook als haar taak om het oud goud van onze vaderen toegankelijk te maken voor de huidige generatie, hetzij via In het spoor hetzij via andere uitgaven. Zij hoopt daarbij ervoor bewaard te blijven om dat oud goud om te smeden tot pasmunten die overal in passen, tot pasmunten die dusdanig ontdaan zijn van scherpe randen dat zowel Bijbelse als zondige wegen ermee verdedigd kunnen worden, zoals het sluiten van allerlei tot zelfs vergaande compromissen in beginselzaken. Het ingaan van de veertigste jaargang is wel een mijl

Het ingaan van de veertigste jaargang is wel een mijlpaal, maar het woord ‘jubileum’ willen we niet in onze mond nemen. Hoewel de HEERE onverkort voor Zijn Kerk zal blijven instaan en Zijn Kerkvergaderend werk door zal gaan tot het einde, is er thans sprake van een zeer ernstige tijd waarin de waarheid struikelt op de straat, en wat recht is, kan er niet ingaan (Jes. 59:14b), een tijd van diep verval en grote afval, een tijd waarin ons land wankelt ten ondergang (Ps. 60:4) en waarin Gods oordelen laag hangen. Geen tijd dus om te jubileren! En tevens mogen we onszelf wel in alle eerlijkheid afvragen of ook van ons niet in geestelijke zin geldt: wij deden het land geen behoudenis aan (Jes. 26:18m). Beleven wij nog wel in waarheid, zielsbevindelijk, wat de Psalmdichter dichtte in het vierde vers van Psalm 106? Bewust willen we met dit vers eindigen. Want niet alleen anderen, maar ook:

Wij hebben God op ’t hoogst misdaan;

Wij zijn van ’t heilspoor afgegaan;

Ja, wij en onze vaad’ren tevens,

Verzuimend alle trouw en plicht,

Vergramden God, den God des levens,

Die zoveel wond’ren had verricht.

Noten:

1) In 1971 had ds. P.J. Dorsman bedankt als voorzitter van het Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde Studieverenigingen (LVSGS), omdat Onderling Kontakt een koers was gaan varen waarmee hij zich niet kon verenigen. Na 1971 werd in De Wachter Sions, het kerkblad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, geduchte kritiek geleverd op dit blad. 2) Na afloop van de SGP-partijdag van 12 februari 1969

2) Na afloop van de SGP-partijdag van 12 februari 1969 werd een Comité van bezwaarden opgericht, die tweemaal in Leerdam een vergadering hielden. Van dat Comité is de Landelijke Stichting geen een-op-eenvoortzetting, zoals ten onrechte wel verondersteld wordt.

3) Zie: J. Mastenbroek, Israëls Wachter sluimert niet. Herinneringen van ds. F. Mallan (1925-2010), Alblasserdam 2012, p. 379-380

4) W. Luijk, ‘Bij de nieuwe omslag’, in: In het spoor, februarinummer 1982, p. 2-3

5) F. Mallan, ‘Eis van beginsel. Geen halve gehoorzaamheid’, in: In het spoor, februarinummer 1982, p. 5-6 6) Zie voor de inhoud van deze brochure www.inhetspoor.

6) Zie voor de inhoud van deze brochure www.inhetspoor. nl onder publicaties.

7) Zie voor de inhoud van deze brochure www.inhetspoor. nl onder publicaties.

8) Tj. de Jong, Het SGP-beginselprogram toegelicht, dl. 1, 1987, uitgave: Landelijke Stichting tot handhaving van de Staatkundig Gereformeerde beginselen, 147 pagina’s

9) Zie de zowel door de overgebleven bestuursleden als door de oud-bestuursleden onderschreven verklaring in het aprilnummer van 1990, p. 18. Zie ook de verklaring van het nieuwe bestuur ‘Hoe nu verder?’ in het augustusnummer van 1990, p. 36-38. Alleen om juridische redenen (er mogen geen twee stichtingen dezelfde naam hebben) werd de naam van de Landelijke Stichting veranderd van ‘Landelijke Stichting tot handhaving van de Staatkundig Gereformeerde beginselen’ naar ‘Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde beginselen’.

10) Zie: ‘Aan de lezers van In het spoor’, in: In het spoor, maartnummer 1996, p. 20-21

11) De eerste drie artikelen van deze serie verschenen nog onder de oude Stichting (decembernummer 1989, februarinummer 1990 en aprilnummer 1990), de overige tien werden gepubliceerd vanaf augustus 1990 tot oktober 1992. 12) Zie: H. Kerst, ‘Als eis van het beginsel niet haalbaar is’,

12) Zie: H. Kerst, ‘Als eis van het beginsel niet haalbaar is’, in: In het spoor, februarinummer 1997, p. 6-11, aprilnummer 1997, p. 13-16, juninummer 1997, p. 4-11 en decembernummer 1997, p. 15-30. Ook: H. Kerst, ‘Het SGP-studiecentrum over het kiezen tussen twee kwaden’, in: In het spoor, decembernummer 1997, p. 30-34. En: H. Kerst, ‘Tot de Wet en tot de Getuigenis’, in: In het spoor, februarinummer 2000, p. 27-29, meinummer 2000, p. 19-26, julinummer 2000, p. 4-13, oktobernummer 2000, p. 5-13, decembernummer 2000, p. 29-41 en decembernummer 2001, p. 20-40.

13) Strikt genomen werd in 1994 deze draad alweer opgepakt, want toen stelde de Landelijke Stichting een fotomechanische herdruk van het boekje van C.B. van Woerden jr., getiteld: De kiesrechtvrouw afgeweken van het heilig gebod, tegen betaling beschikbaar. Zie: ‘Een goed boekje’, in: In het spoor, juninummer 1994, p. 5

Fotoverantwoording:

a) Foto OGGiN Gouderak

b) By Dirk Mallan (Wikiportrait) [CC BY 3.0) via Wikimedia Commons

c) Foto dhr. H.J. van Berkum

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2016

In het spoor | 72 Pagina's

Bij de Veertigste Jaargang van ‘In Het Spoor’

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2016

In het spoor | 72 Pagina's