Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

David Knibbe en Zijn Catechisatieboekje

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

David Knibbe en Zijn Catechisatieboekje

21 minuten leestijd

Met name voor huisgodsdienst en voor belijdeniscatechese is onlangs het catechisatieboekje van ds. David Knibbe over het Kort Begrip en de Heidelbergse Catechismus opnieuw uitgegeven. Hiervan ontvingen we een exemplaar ter bespreking. Veel mensen zullen echter niet of nauwelijks weten wie ds. Knibbe is geweest. En onbekend maakt onbemind. In dit artikel willen we daarom kort iets over hem, over zijn geschriften en in het bijzonder iets over zijn catechisatieboekje vertellen.

In 1991 heeft drs. W.G. van den Boogert een doctoraalscriptie over het leven en werk van David Knibbe geschreven. Een samenvatting daarvan heeft hij op 2 mei 2002 in het RD gepubliceerd. Voor dit artikel is onder andere daarvan gebruikgemaakt. 1

Wie was David Knibbe?

David Knibbe kwam op 13 juli 1639 in Middelburg ter wereld als zoon van de goudsmid David Knibbe en Petronella Rademacher.

Zijn familie had destijds - voornamelijk als goudsmeden - in de voornaamste delen van Brussel en Antwerpen gewoond. Zijn overgrootvader Johannes Knibbe woonde in Brussel. Maar ten tijde van de Reformatie had God de Knibbes getrokken uit de macht van het pausdom. Tijdens de vervolgingen door de Spanjaarden hebben zij met achterlating van hun huizen en hun vele goederen en met gevaar van hun leven moeten vluchten (onder wie ook zwangere vrouwen) naar de Noordelijke Nederlanden. Een van hen, een leraar, was in die tijd van vervolging door de Spanjaarden met zijn eigen wandelstok doodgestoken en in het koren weggesleept. Een ander had als kapitein van een afdeling krijgsvolk zijn leven voor de gereformeerde religie opgeofferd. De families Knibbe waren met name in Zeeland en Holland terechtgekomen. Verscheidenen van hen dienden daar de Gereformeerde Kerk in het ambt van ouderling, onder wie Davids vader, en sommigen bekleedden een overheidsambt. Zij hielden ook tijdens de remonstrantse twisten aan de zuivere gereformeerde leer vast. 2

Van Davids kinderjaren is weinig bekend. Wel weten we dat hij in de eerste helft van 1653 als dertienjarige knaap toegelaten is tot de Latijnse School in Middelburg. Vervolgens gaat hij in Leiden studeren. In 1659 staat hij daar als student van de Hogeschool ingeschreven. Tijdens zijn studie oefenen met name prof. Johannes Hoornbeeck (1617-1666) en ds. Petrus de Witte (1622-1669), die hij beiden als zijn meesters hoogacht, grote invloed op hem uit. Reeds op 23- jarige leeftijd wordt hij beroepbaar gesteld. Van ds. Josias van de Kapelle (1632-1696), scriba van de classis Leiden, krijgt hij op grond van zijn preparatoire examen ‘een loffelijk getuigenis’ mee.

Na negen maanden ontvangt hij een beroep uit Barsingerhorn, een dorp ten noorden van Alkmaar. Dat beroep neemt hij aan. Ook Noordwijk, waar hij op de tweede Paasdag van 1662 voor het eerst gepreekt had, had hem willen beroepen, maar men was te laat. Als hij classicaal examen aflegt voor de classis Alkmaar, krijgt hij voor zijn gehouden preek een extra gunstige aantekening: hij steekt qua exegese en preekkunst boven de andere kandidaten uit. Vanaf 1663 tot 1667 staat hij in Barsingerhorn. Als Purmerend in de loop van 1667 een beroep op hem uitbrengt, geeft hij daaraan gehoor. Op 13 juni 1667 verbindt hij zich aan deze gemeente. Hier blijft hij slechts kort: tot 22 juli 1668, om in de week daarop door zijn vriend en collega, ds. Josias van de Kapelle, bevestigd te worden in de grote gemeente van Leiden. Bijna 28 jaar zullen die twee daar zij aan zij samen optrekken om de waarheid en de vrede te betrachten.

Te Leiden treedt Knibbe op 17 juni 1670 in het huwelijk met Magdalena Vergenst (1646-1682), afkomstig uit Leiden. Al snel daarna (november 1671) wordt hij in Amsterdam beroepen, maar daarvoor bedankt hij. Voor zover bekend is zijn huwelijk met Magdalena gezegend geworden met vijf kinderen: David (1671), Pieter (1675), Hendrick (1676), Andreas (1679) en Magdalena (1680). 3 Na twaalf jaar getrouwd te zijn geweest, overlijdt zijn geliefde vrouw in juni 1682.

In begin van het jaar 1693 mocht hij het voorrecht genieten om zijn oudste zoon David in het ambt van predikant te bevestigen in het naburige Leiderdorp. Als bevestigingstekst koos hij 1 Kronieken 28 vers 9 en 10, waar we een vaderlijke vermaning van koning David aan zijn zoon Sálomo beschreven vinden. 4 In datzelfde jaar, op 17 augustus 1693, treedt Knibbe te Wateringen opnieuw in het huwelijk. Hij is dan 54 jaar. Zijn bruid is de weduwe Jacomina le Plae uit Leiden. Wat hij ongetwijfeld op de trouwdag niet gedacht zal hebben, is dat hij amper een maand later door het sterven van haar al weer weduwnaar zal zijn. Zij wordt in de Pieterskerk in Leiden begraven.

Kennelijk is hij niet bij de pakken neer gaan zitten, want in 1696 werd hij door de classis Leiden naar de synode van Zuid-Holland afgevaardigd (die van 3 tot 13 juli 1696 in IJsselstein is gehouden). Daar werd hij benoemd tot kerkvisitator van de Leidse classis en als correspondent afgevaardigd naar de synode van Noord-Holland.

In 1699 kwam hij bij resolutie van de curatoren en burgemeesters te Leiden op voordracht van drie personen te staan voor de benoeming van regent van de Leidse Hogeschool, het Statencollege. Overigens had hij eerder hiervoor ook al een keer op tweetal gestaan (1685). Op zondag 8 november 1701 overlijdt hij plotseling. ’s Morgens had hij nog in de Leidse Marekerk gepreekt over Romeinen 5 vers 14: Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen, Die komen zou. ’s Middags, als hij aanwezig is in dezelfde kerk, treft hem een beroerte, waaraan hij ’s avonds overlijdt.

Drieëndertig jaar heeft hij de gemeente van Leiden gediend. Leiden verloor in hem een van de begaafdste en destijds ook een van de vermaardste predikanten. Een predicatie moest volgens hem zijn “een heilige redevoering die door een wettige leraar in Gods Naam voor de gemeente in het openbaar werd gedaan”, waarin deze “het Woord van God Schriftuurlijk verklaart en geestelijk op de ziel toepast, tot Gods eer en stichting van de toehoorders.” 5 Zo was het daadwerkelijk bij hem. Vol eerbied en ontzag voor de levende God en de Heilige Schrift predikte hij het Woord met kracht. Vorm en inhoud van zijn preken en ook zijn wijze van voordragen werden in Leiden als een navolgenswaardig voorbeeld gezien voor aanstaande predikanten. In hem waren Godzaligheid en geleerdheid verenigd, zoals eertijds ook bij Gisbertus Voetius (1589-1676).

Zijn geschriften

In vergelijking met anderen in zijn tijd heeft Knibbe redelijk wat werken gepubliceerd: in totaal zo’n vijftien. Bij een aantal daarvan willen we kort stilstaan.

Homiletiek

In zijn pastorie te Leiden gaf hij aanstaande predikanten die in Leiden studeerden, privéles in de homiletiek of preekkunde. Deze lessen heeft hij op schrift gesteld en in 1675 in het Latijn uitgeven onder de titel Manuductio ad oratoriam sacram (Handleiding tot een heilige voordracht). Afgezien van zijn onder prof. Hoornbeeck gehouden en daarna uitgegeven disputatie (1662) 6 was dit zijn eerste werk. Daarvoor bestond een brede belangstelling, want in 1697 verscheen hiervan de zesde druk en daarnaast werd het ook in het Nederlands vertaald en uitgegeven (1692). Vermoedelijk hebben dan ook veel studenten in de theologie er gebruik van gemaakt en heeft hij in zijn dagen via die weg veel invloed gehad op de prediking in de Gereformeerde Kerk. De prediking die hij voorstond, was zowel naar vorm als inhoud op de voetiaanse leest geschoeid. Hij wilde niet dat men ieder woord van de tekst op zichzelf verklaarde, maar dat men meer de zin van de tekst zou verklaren. Hij leerde de tekst uitdiepen, maar dit mocht weer niet leiden tot een langdradig en vaak spitsvondig uitpluizen van de tekst en opdissen van allerlei geleerdheid. Verder mocht een ernstige en concrete toepassing niet ontbreken. Als inhoud en doel van de predicatie stelde hij op de voorgrond dat zij leiden moet tot de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is (Tit. 1:1b). Studie én gebed achtte hij bij iedere preekvoorbereiding noodzakelijk.

Het oordeel Gods

Knibbe heeft zelf ook diverse preken(bundels) in druk laten verschijnen zoals een verklaring van de brief aan Efeze en van de brief aan de Kolossenzen. Deze beide verklaringen werden tevens in het Duits vertaald, wat ook het geval was met zijn verklaring van 1 Petrus 4 vers 17-19, getiteld: Het oordeel Gods over Sijn huis (1682).

In dit laatste werk constateerde Knibbe dat in ons land het bedrijven van zonden licht geacht werd en dat zonde geen zonde meer was. Zou het dan de tijd niet worden dat de Heere tot ons ten oordeel nadert, zo vroeg hij zich oprecht af, om vervolgens eenieder tot berouw en bekering op te roepen. 7

Deze preken liggen duidelijk in de lijn van die van de nadere reformatoren. Ook in zijn Woord vooraf of inleiding op deze preken komt dit tot uitdrukking. Onder de titel ‘Nodige aanspraak tot het gereformeerde volk’ schrijft hij daarin onder meer dit:

“Als Gods zaak last lijdt [in moeite is, schade lijdt; AV], moet men meest ijveren. En als Gods toorn over Zijn volk ontstoken is, moet men meest bidden. Religie en godsdienst zijn Gods zaak. En die lijdt dan last wanneer deze door gruwelijke afgoderij, vuile ketterij of lichtvaardig bijgeloof bezoedeld of door goddeloosheid des levens verdorven en verbroken wordt. (…) Zo ooit dan nu in deze tijd lijdt ‘Gods zaak’ last en is ‘Zijn toorn’ ontstoken tegen ons zondig land. Hoe wordt de ware gereformeerde religie niet van alle kanten bestookt, bestreden, gekwetst en verdorven! Hoe wordt niet met macht en list toegelegd om - ware het mogelijk - die geheel uit te roeien, opdat ze niet meer genoemd worde. Wat maakt de duivel al atheïsten in deze tijd die niet alleen in hun hart, maar ook met hun mond en pen zeggen: ‘Daar is geen God’ (Ps. 14:1). Wat gruwelijke boeken worden met dat doel niet in het licht gegeven. (…) Wat komen er dagelijks niet vreemde en ongehoorde gevoelens door weelderige en dartele verstanden tevoorschijn die ondermijnen of bezoedelen de religie en de eenvoudigheid van de leer van Christus. (…) Wat een overlast lijdt Gods zaak, de ware gereformeerde religie, niet van de antichrist en zijn helpers en van zovelen die hun naam het beest gegeven hebben. (…) Immers, men ziet (…) dat het pausdom niets ongemoeid laat, maar nacht en dag bedenkt en erop toelegt hoe zij de gereformeerde religie kan hinderen en - zo het mogelijk ware - uitroeien. (…) Wel dan, o gij ge-reformeerd volk, daar de tegenstanders zo veel en de voorstanders van de ware religie zo weinig, daar de vijanden van die zo ijverig en de belijders zo lauw, daar de roomse geestelijken zo arglistig en de beschermers onder ons zo zorgeloos zijn, lijdt dan Gods zaak en de religie niet grote last? Staat die niet in groter gevaar dan zij voor dezen ooit geweest is? Is het dan niet de tijd dat wij eens ontwaken uit de slaap van de zorgeloosheid, dat wij aandoen de gehele wapenrusting Gods, ons zetten op onze hoede en gedurig staan op onze wachttoren om wel toe te zien dat ‘niet enigszins, gelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, alzo’ onze ‘zinnen bedorven worden, om af te wijken van de eenvoudigheid die in Christus is’ (2 Kor. 11:3)? (…) Niet minder zien wij dat ‘Gods toorn’ billijk en rechtvaardig ontstoken is tegen ons land en Zijn kerk. (…) Wel, daar wij dus Gods toorn in brand gestoken zien, Zijn ijver zien roken tegen ons land en Zijn ongenoegen tegen Zijn volk zo duidelijk gevoeld wordt, is het dan nu de tijd niet dat wij ijverig bidden, dat wij de Heere met Israël achterna klagen, daar Hij schijnt met Zijn gunst van ons te wijken (1 Sam. 7:2)? (…) Het land en de kerk roepen om hen die medelijden met hun kommerlijke staat en om voorbidders tot hun welstand en behoudenis. Ja, de Heere Zelf wil nog tegengehouden zijn en toont door Zijn lankmoedigheid dat Hij zoekt mannen uit ons die voor Zijn aangezicht in de bres staan voor het land dat Hij het niet mag verderven (Ez. 22:30). Kom hier, gij vrome, gij heilig zaad (Jes. 6:13), ondersteunt het hellende vaderland door de kracht van uw sterke en aanhoudende gebeden.” 8

Deze woorden zouden in onze tijd geschreven kunnen zijn!

Zijn catechismusverklaring

Bid én werk, was hetgeen Knibbe voor ogen stond. Niet alleen bidden voor de komst van Gods Koninkrijk en voor de verstoring van de werken des duivels, zoals hij hierboven bepleit, niet alleen bidden voor land en kerk en tegen ongeloof en bijgeloof, maar ook strijden voor Gods Koninkrijk en bestrijden van ongeloof en bijgeloof, ook - als overheid - het woord des Evangelies overal doen prediken en alle afgoderij en valse godsdienst weren en uitroeien (artikel 36 NGB). Hij zag dit laatste als een plicht die onder meer uit het tweede gebod voortvloeide. In zijn catechismusverklaring, die geheel in vraag- en antwoordvorm is, geeft hij namelijk op de vraag: “Wat plichten staan ons in het algemeen tot onderhouding van dit [tweede] gebod te betrachten?”, het volgende antwoord:

“1. De overheid moet zoveel als mogelijk is de afgoderij weren of zo inbinden dat zij de zwakken tot geen aanstoot zij, opdat zij zich aan die afgoderij niet schuldig maken door toe te laten hetgeen in hun macht was te verbieden. Dat zij hierin navolgers zijn van de Godvruchtige Asa, Hizkía, Josía, die de afgoden hebben neergeworpen en uitgeroeid (2 Kron. 14:2-3; 29 en 30; 34:3-4).

2. De leraren moeten ijverig, maar met alle voorzichtigheid daartegen preken, het volk waarschuwen en daarvan doen afschrikken zoals de profeten, apostelen en de orthodoxe leraren in de kerk van alle tijden hebben gedaan.

3. Het volk moet een schrik en gruwel hebben van de roomse leer, omdat die zo afgodisch is, en om geen ding in de gehele wereld tot hen overgaan, hoe schoon zij hun leer en afgoderij weten te verbloemen en te ontkennen, daar zij toch met hun daden anders tonen. (…) ‘Kinderkens, bewaart uzelven van de afgoden’ (1 Joh. 5:21).” 9

Knibbe heeft zich geroepen geacht om de dwalingen van zijn tijd te bestrijden. Behalve met enkele polemische geschriften tegen antinomiaanse en sociniaanse dwalingen heeft hij ook door middel van zijn catechismusverklaring de strijd tegen allerlei openlijke en bedekte dwalingen willen aanbinden. Zijn verklaring verscheen voor het eerst in 1689 onder de titel: De Leere der Gereformeerde Kerk, volgens de order van den Heydelbergsen Katechismus verklaart, bevestigt en tot oeffening van de Godsaligheyd toegepast. Drie jaar later kwam hiervan reeds een vernieuwde en vermeerderde herdruk uit (1692). En daar bleef het niet bij. Daarna volgden nog acht herdrukken, wat voor een boek van bijna 900 pagina’s in groot formaat veel is. Kennelijk vond dit werk een goede ingang, niet in het minst na zijn leven. In 1772 werd het voor het laatst herdrukt. Vanwege de heldere en rijke inhoud hebben gedurende de 18 e eeuw velen in de Gereformeerde Kerk zijn verklaring gebruikt.

Preek-order

Behalve dat zijn leerling ds. Abraham Hellenbroek (1658-1731) Knibbes catechismusverklaring met een eerdicht heeft verrijkt, valt ook op dat Knibbe aan zijn verklaring vanaf de druk van 1692 een klein en opmerkelijk geschriftje van 28 pagina’s toegevoegd heeft met als titel: Kort onderwijs van de preek-order, om een predikatie ordentelijk te hooren, en te herhaalen; ten dienste van de Leer-gierige en Godvruchtige Toehoorders van het Woord Gods in de Kerk. In vraagen antwoordvorm legt Knibbe hierin stap voor stap de - voor de meeste voetianen gebruikelijke - opbouw van een predicatie uit. Het is duidelijk dat hij dit geschriftje in eerste instantie en voornamelijk ten dienste van de studenten theologie en van jonge predikanten - in het Latijn - geschreven heeft. Pas later bij de Nederlandse uitgave heeft hij ook de toehoorders van een predicatie op het oog gehad. Door van zijn Preekorder kennis te nemen hoopte hij dat zij de preken beter zouden gaan begrijpen en onthouden. Speciaal voor hen heeft hij aan de Nederlandse druk nog een achtste hoofdstuk toegevoegd waarin hij beschreven heeft hoe men het beste een nabespreking over een gehoorde predicatie kan houden, hetzij ter catechisatie of op een gezelschap of thuis in het gezin.

In het hoofdstuk daarvoor geeft hij aan wat eenieder voor, tijdens en na de predicatie heeft te betrachten. In dat verband komt ook de vraag naar voren wat men bidden moet als men in de kerk plaatsneemt. Knibbe raadt aan te bidden:

“Dat God u aandacht, eerbied en een werkzaam geloof wil geven onder het Woord en dat Hij de leraar wil bekrachtigen en heiligen, opdat voor u voor wie gepredikt wordt, en voor hem die predikt, het Woord mag zijn tot zaligheid en God tot heerlijkheid.” 10

Zijn catechisatieboekje

Van al zijn geschriften is zijn catechisatieboekje veruit de meeste keren herdrukt. In 1682 (niet in 1685 zoals velen melden) verscheen de eerste druk en in 1771 de vierentwintigste en laatste druk. Voluit luidde de titel van de eerste uitgave: Katechisatie over het Kort Begrijp der Christelijcke Gereformeerde Religie, getrocken uyt den Heydelberghsen Katechismus. Dienstigh tot dagelijckse huis-oeffeningh, onderwijs van de Jeugt, en alle die haar ten H. Avondmaal willen begeven. Omdat de Heidelbergse Catechismus en de verklaringen daarvan voor de ‘jonge jeugd’ (vanaf ca. 6 jaar) nog te moeilijk en te veelomvattend waren, was door Hermannus Faukelius (ca. 1560-1625) destijds een uittreksel of Kort Begrip van de Heidelbergse Catechismus opgesteld (1611). Daarin waren achter veel vragen en/of antwoorden wel enige (niet uitgeschreven) Bijbelteksten vermeld, maar naar het oordeel van Knibbe en anderen te weinig voor gedegen onderwijs aan de jeugd. Om hierin verbetering te brengen heeft Knibbe zelf bij het Kort Begrip een kleine catechisatiemethode gemaakt. Aan iedere vraag en antwoord van het Kort Begrip voegde hij een aantal vragen en antwoorden ter verklaring toe. Onder een groot deel van zijn antwoorden vermeldde hij tot be-wijs een of twee uitgeschreven Bijbelteksten, de overige tekstverwijzingen nam hij in de kantlijn op. De indeling van de methode aan de hand van het Kort Begrip voldeed in de praktijk echter niet helemaal. Het was vooral voor kinderen niet duidelijk welke vragen bij welke zondagen van de Heidelbergse Catechismus hoorden. Daarom bracht Knibbe een verbeterde en vermeerderde druk van zijn catechisatieboekje uit waarin hij de vragen in lessen verdeelde aan de hand van de zondagen van de Heidelbergse Catechismus. Daar waar het Kort Begrip geen vraag had, nam hij een vraag uit de Heidelbergse Catechismus over. Gezien de zeer vele herdrukken heeft deze aangepaste opzet in de praktijk kennelijk heel goed gewerkt.

Voor de allerkleinste kinderen was ook zijn catechisatiemethode echter nog te moeilijk. Daarom nam hij achter zijn eigen catechisatiemethode het bekende vragenboekje voor de kleine kinderen (1661) van ds. Jacobus Borstius (1612-1680) op, waarbij hij wel aan de voornaamste vraagjes een Schriftplaats tot bewijs toevoegde. Deze duo-methode verdrong door zijn eenvoudige, heldere en compacte opzet en verwoording naar den eis zijns wegs voor een belangrijk deel de toen in gebruik zijnde leerboekjes. Vanaf 1706 was er echter ook Abraham Hellenbroeks Voorbeeld der Godlyke Waarheden. Die methode verdrong in de loop van de 18 e eeuw op zijn beurt weer het boekje van Knibbe.

Knibbe zag zijn catechisatieboekje als een opstap of trap naar “de grote Catechisatie van Ursinus of De Witte”. Naar analogie daarvan noemde hij zijn catechisatieboekje de melk en zijn catechismusverklaring, die feitelijk een verdere uitwerking, verbreding en verdieping is van zijn catechisatieboekje, de vaste spijs. Uit alles blijkt dat hij aan het ‘in de voorzeide leer’ onderwijzen van de jeugd in gezin en kerk zeer veel belang heeft gehecht. Want zij die goed onderwezen waren, zouden dan met meer verstand en vrucht Gods Woord kunnen lezen, de predicaties verstaan en minder snel door allerlei verleidingen en dwalingen omgevoerd worden.

Nieuwe uitgave

Afgelopen zomer is na 246 jaar een nieuwe uitgave van het catechisatieboekje van Knibbe verschenen. Het is een goede gedachte van de uitgever geweest om dit boekje met name voor huisgodsdienst en persoonlijk gebruik weer binnen handbereik te brengen. Het kan zeker van dienst zijn bij het voorbereiden van zichzelf en de kinderen op de catechismuspreek van zondagavond. De nieuwe uitgave ziet er keurig verzorgd uit, is stevig ingebonden en de letter is duidelijk. De tekst is overgezet in de hedendaagse spelling en leest op zich vlot. Met name ook omdat Knibbe de gave had om de zaken kort en bondig te formuleren.

De bewerkers hebben aan het woordgebruik zo min mogelijk willen veranderen, wat op zich te prijzen is. Toch hadden - zonder aan de inhoud ook maar enigszins afbreuk te doen - wel wat meer verouderde woorden door hedendaagse synoniemen vervangen kunnen worden. De bewerkers zullen ongetwijfeld zorgvuldigheid nagestreefd hebben bij het overzetten. Uit een genomen steekproef waarin we de nieuwe tekst met het origineel vergeleken hebben, kwam naar voren dat - naast heel veel dat goed overgenomen was - hier en daar toch kleine zinnetjes over het hoofd gezien zijn en dat soms een - op zich inhoudelijk juist - zinnetje toegevoegd is zonder aan te geven dat het niet van Knibbe is. 11 De bewerkers zullen er daarom goed aan doen om Deo volente bij een volgende druk het origineel er nog eens naast te leggen. Ook zijn de tekstverwijzingen die Knibbe in de kantlijn had staan, weggelaten, maar dat is waarschijnlijk een bewuste keuze geweest uit oogpunt van leesbaarheid. Graag hadden we gezien dat dit gemeld was in het ‘Ten geleide’ of dat deze achterin opgenomen waren.

De genoemde minpuntjes nemen niet weg dat we de aanschaf van dit boekje van harte willen aanbevelen. Het is oud goud van een man die een helder licht is geweest aan de Nederlandse kerkhemel. De inhoud is zuiver naar Gods Woord. Ook ouderen kunnen er nog het nodige onderwijs uit opdoen. Bijvoorbeeld op de vraag: “Zo God niemand verzoekt ten kwade, waarom bidden wij dan van Hem: Leid ons niet in verzoeking?”, antwoordt Knibbe: “Men moet hier onderscheid maken tussen verzoeken en in verzoeking te leiden. Het eerste is de duivel eigen, het andere geeft te kennen Gods bestuur en beleid daaromtrent.” Hij gaat hier nog verder op in, maar het voert te ver om meer te citeren. Wij raden u aan om het boekje zelf te kopen. Voor de prijs (€ 14,50) behoeft u het niet te laten.

Ten besluite

Ds. G. Gerritsen, die de nieuwe uitgave van een Woord vooraf heeft voorzien, schrijft: “De Heere mocht het [boekje] in onze gezinnen willen zegenen, op welke wijze men het ook zal willen gebruiken. Degenen die hun doopbelofte een weinig verstaan, zullen het boekje graag tot ondersteuning van de huisgodsdienst aanschaffen.” En de bewerkers schrijven: “Het mocht dan nog als middel dienen dat de allerhoogste God en Koning zou willen gebruiken tot lering en onderwijzing. En dat er nog zielen uit de klauwen van die hellehond gerukt mochten worden en als parelen gehecht aan Zijn gezegende middelaarskroon.” Bij deze wensen willen we ons graag aansluiten!


Noten:

1) Zie: Drs. W.G. van den Boogert, ‘Een geleerd en beproefd leermeester’, in: RD, 2 mei 2002. En verder: J.P. de Bie e.a., Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland, dl. 5, ’s-Gravenhage 1943, p. 55-58; P. Beekhuis, ‘David Knibbe’, in: Het blijvende Woord, dl. 2, Leerdam 1991, p. 115-117; C. Graafland, ‘Knibbe, David’, in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, dl. 4, Kampen 1998, p. 256-257

2) Zie: D. Knibbe, De Hand Gods uytgestrekt in het oordeelen en bewaren van Sijn Kerk, Leiden 1699, p. 454 (hierna: De Hand Gods)

3) In de Pieterskerk te Leiden werd op 13 maart 1671 David gedoopt, op 1 mei 1675 Pieter, op 3 oktober 1676 Hendrick, op 3 mei 1679 Andreas en op 17 december 1680 Magdalena. Dochter Magdalena is gehuwd geweest met de te Middelburg geboren ds. Abraham Meingers (1679-1749), die van 1704 tot 1735 predikant van Grijpskerke was.

4) Zie: ‘Davids Vader-vermaan aan sijn soon Salomon’, in: De Hand Gods, p. 431-436

5) Zie: ‘Kort onderwijs van de Preek-order, in: D. Knibbe, De Leere der Gereformeerde kerk, Leiden 1706, p. 7 (herspeld; hierna: De Leere der Gereformeerde kerk)

6) D. Knibbe, Disputatio theologica de pœnitentia veterum. Pars septima, 1662

7) D. Knibbe, Het oordeel Gods over Sijn huis, Leiden 1682, p. 72, 82 (hierna: Het oordeel Gods). Dit werk is ook opgenomen in De Hand Gods.

8) Het oordeel Gods, ‘Noodige aanspraack’

9) De Leere der Gereformeerde kerk, p. 571-572 (herspeld)

10) Zie: ‘Kort onderwijs van de Preek-order, in: D. Knibbe, De Leere der Gereformeerde kerk, p. 25 (herspeld)

11) Voor deze steekproef is de 15 e en 21 e druk gebruikt, die qua tekst nagenoeg overeenstemmen (de bewerkers hebben de 19 e druk gebruikt). Bijvoorbeeld in het antwoord op vraag 47 is weggevallen: “Want dat is het eynde van onse verlossing” (‘hoe meer’ moet ‘hoe zeer’ zijn). In het antwoord op vraag 61: “Dat is onwettelijkheyd, en dat van den regten regel afwijkt.” En in het antwoord op vraag 67: “Daarom in ’t tweede Gebod t’saamen gevoegd zijn: God liefhebben, en sijne Geboden bewaren.” Aan het antwoord op vraag 67 is bijvoorbeeld toegevoegd: “Voornamelijk in twee zaken”. En aan het antwoord op vraag 227: “Dat staat duidelijk in Gods Woord”. In het antwoord op vraag 62 is ‘Ja wij’ of ‘Ja’ vervangen door: ‘Ja, dat is duidelijk’. En bij vraag 63 door: ‘Ja, dat openbaart ze eveneens’. Bij vraag 45 zal ergens bij de verwerking iets misgegaan zijn. In het origineel staat: “Op dat wy die te regt kennende en gevoelende/ Christus als de ware Medecijn meester tot onse genesing en verlossing met treurigheid soeken souden/ gelijk wy dat sien in David/ Psalm 51:4, 5.”


Nieuwe uitgave

David Knibbe, Catechisatie over het Kort Begrip en de Heidelbergse Catechismus, 2017, 272 pagina’s. Overgezet in het hedendaags Nederlands. Stevig ingebonden en voorzien van een harde kaft (ISBN: 978-90-90304-18-2). Prijs: € 14,50 (exclusief verzendkosten). Niet in de boekhandel. Te bestellen bij de uitgever: 0184-630688.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2017

In het spoor | 72 Pagina's

David Knibbe en Zijn Catechisatieboekje

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2017

In het spoor | 72 Pagina's