Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Aanval op het Gezin Afgeslagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Aanval op het Gezin Afgeslagen

Hoe de huidige belastingwetgeving onze gezinnen tracht te ondermijnen

32 minuten leestijd

We willen iets schrijven over de manier waarop het gezin als instituut in ons land ondermijnd wordt door de verschillen in belastingheffing over enerzijds huishoudens waarin man en vrouw allebei een betaalde baan hebben, en anderzijds die gezinnen waarvan de vrouw en moeder niet buitenshuis werkt, maar zich geheel aan haar taken als echtgenote van haar man en moeder van haar kinderen wenst te wijden. Eerst zal nader bezien worden wat de aanleiding tot dit artikel is (1). Om vervolgens na te gaan wat de Heilige Schrift zegt over de plaats, taak en roeping van de vrouw en in het bijzonder over de moeder binnen het gezin (2). Tevens willen we iets weergeven van wat onze Godzalige vaderen hier zoal over geschreven hebben (3). Dan hebben we te bezien hoe in onze tijd door velen tegen de plaats van de vrouw en het moederschap wordt aangekeken (4) en hoe dit doorklinkt in het overheidsbeleid in ons land, met name in de fiscale behandeling van de zogenaamde eenverdieners (5). En ten slotte willen we aan de hand van Gods onfeilbaar Woord trachten iets te zeggen over hoe wij ons in dezen te gedragen hebben (6).

1. Aanleiding tot dit artikel

Al een aantal jaren kunnen we regelmatig in de pers lezen hoe ten gevolge van de belastingwetgeving in ons land die gezinnen waarvan slechts een van de echtelieden een betaalde baan heeft en dus kostwinner is, geldelijk worden benadeeld. Door de SGPfractie in de Tweede Kamer werd de regering in de afgelopen jaren keer op keer dringend opgeroepen om de toenemende fiscale kloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen. Het omgekeerde was en is echter helaas het geval.

Ondanks dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in 2014 stelde dat kostwinners hard op weg waren om een kwetsbare groep te worden, en het Nibud in 2015 sprak van een ‘risicogroep’ die ‘feitelijk geld tekortkomt’ en mogelijk bezuinigen moet op voeding, was het verschil in 2016 zodanig opgelopen dat alleenverdienersgezinnen tot wel vijf keer zoveel belasting moesten betalen dan tweeverdienersgezinnen met hetzelfde gezinsinkomen. Een procedure tegen de Nederlandse staat door een echtpaar, bijgestaan door hoogleraar staats- en bestuursrecht prof. mr. J.M.H.F. Teunissen, werd door zowel het gerechtshof als de Hoge Raad verworpen. Intussen werd in 2017 door fiscalisten berekend dat eenverdieners inmiddels tot wel zes keer zwaarder belast worden dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen.

In november 2017 schreven - na een oproep door de SGP - zo’n 500 gezinnen een brief aan de leden van de Tweede Kamer. Hierin klonk ondubbelzinnig door hoe onrechtvaardig dit regeringsbeleid is en hoe gezinnen hieronder kunnen lijden.

Niettemin lijkt het tij niet te keren. Het doel, de emancipatie van de vrouw, te bereiken door onder andere meer vrouwen aan de arbeidsmarkt deel te laten nemen, heiligt voor een groot deel van onze volksvertegenwoordigers blijkbaar de (fiscale) middelen, hoe absurd die ook voor velen uitpakken.

De ontwikkelingen dwingen ons intussen wel om nog eens goed na te denken over hoe wij onze gezinnen inrichten en welke prioriteiten we daarbij stellen. We worden gedwongen om keuzes te maken - soms is er ook niets te kiezen, daarvan getuigen de bovengenoemde brieven van gezinnen! - en na te denken over wat nu echt belangrijk is. En vooral: wat Gods onfeilbaar Woord ons daarover zegt. Dat toch is te allen tijde een veilig kompas. Ook als het moeilijk wordt. Maar wat zouden ook onze regering, ons land en ons volk er wél bij varen als dit betrouwbare kompas in alles werd geraadpleegd en gevolgd.

2. Wat zegt de Heilige Schrift

Als het gaat over de plaats, taak en roeping van de vrouw en moeder in het licht van de Heilige Schrift, dan moeten we in de eerste plaats letten op de schepping van de mens. We weten allen hoe Adam geschapen is en hoe hij een hulpe kreeg die als tegen hem over zij (Gen. 2:18). Er is hier sprake van een scheppingsorde en scheppingsdoel ten opzichte van de man en de vrouw. Zij hebben ieder een eigen plaats gekregen en een eigen taak, wat we door heel Gods Woord kunnen vinden. Man en vrouw hebben ook ieder hun eigen aanleg die op hun taak in het leven berekend is. Daarin zien we de wijsheid van de Schepper. Zo komt het moederschap reeds in Genesis 3 vers 16 aan de orde, zij het dat de gevolgen van de val daarin doorklinken. De HEERE God zeide tot de vrouw: met smart zult gij kinderen baren. En in vers 19 komt het werk van de man ter sprake: In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten.

Maar daar komt nog iets bij. In vers 16 lezen we tevens: en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. Onze kanttekenaren merken hierbij op: “Dat is, hij zal macht hebben over u te gebieden, hetwelk voor uw vlees nu lastig zal zijn, terwijl het voor den val niet dan lieflijk was.”

Moeders in de Bijbel

We hebben in het kader van dit onderwerp goed acht te geven op hoe Godvrezende vrouwen en moeders in de tijd van de Bijbel leefden. In Genesis 18:9 zegt de Heere tot Abraham: Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij zeide: Zie, in de tent. We lezen van Jakob dat hij in zijn jeugd een oprecht man werd, wonende in tenten. Dáár was zijn Godvrezende moeder Rebekka. Die eens gezegd had: ik zal trekken (Gen. 24:58), waarna Izak haar in de tent van zijn moeder Sara had gebracht (Gen. 24:67). En die in haar zwangerschap ging, dat is, zich afzonderde, om den HEERE te vragen (Gen. 25.:22). We kunnen uit de geschiedenis wel opmaken welk een nauwe liefdesband er was tussen Rebekka en haar zoon Jakob. Hij was in zijn jonge jaren het liefst bij zijn moeder, in de tent.

Zo lezen we meer over moeders in de Bijbel en waar ze zich mee bezighielden. Denkt u maar aan Hanna, de moeder van Samuël. Let ook op het begin van Spreuken 31: De woorden van den koning Lemuël; de last waarmede zijn moeder hem onderwees.

Opmerkelijk is ook wat we in het boek Koningen aantreffen. Bij de geschiedenissen van de koningen van Juda vinden we steeds de naam van hun moeder vermeld, zoals bijvoorbeeld in 2 Koningen 15:33 van Jotham: Vijf en twintig jaar was hij oud als hij koning werd, en regeerde zestien jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerûsa, de dochter van Zadok. Van de koning Rehábeam, de zoon van Sálomo, staat in 1 Koningen 14 zelfs tweemaal vermeld: en de naam zijner moeder was Náäma, de Ammonitische, namelijk in vers 21 en 31. De kanttekenaar tekent hierbij het volgende aan: “Onder andere heidense vrouwen die Sálomo van den Heere afleidden, werden ook genaamd de Ammonitische (…), van de-welke deze zonder twijfel wel een der voornaamste geweest is, die niet alleen haar man, maar ook haar zoon Rehábeam tot de afgoderij vervoerd heeft.” Bij de koningen van het Tienstammenrijk vinden we de moeder doorgaans echter niet vermeld. We weten ook dat daar geen Godvrezende koningen geweest zijn.

In Markus 10:13 lezen we: En zij brachten kinderkens tot Hem, opdat Hij hen aanraken zou. De kanttekening tekent hier bij het woordje brachten aan: “Of: droegen”. Blijkbaar waren het de moeders die dit deden. We denken daarom dat wat Jezus vervolgens in het veertiende vers tot Zijn discipelen zei, namelijk: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, ons ook in deze tijd, waarin moeders geacht worden aan het arbeidsproces deel te nemen en zich daarin te ontplooien, wel heel wat te zeggen heeft.

Veelzeggend is ten slotte de manier waarop de apostel Paulus de jonge Timótheüs bemoedigt, te weten door hem te schrijven: Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Euníce; en ik ben verzekerd dat het ook in u woont (2 Tim. 1:5). Vervolgens komt hij daar in 2 Timótheüs 3 vers 14 en 15 op terug: Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt en waarvan u verzekering gedaan is, wetende van wien gij het geleerd hebt, en dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt.

Uit al deze plaatsen zien we hoe belangrijk het is als vrouwen en moeders hun post niet verlaten, maar zich kwijten van de hun door God gegeven taak en roeping.

De plaats van de vrouw in de Schrift

Nu nog iets over de plaats die de Heilige Schrift de vrouw aanwijst. In 1 Timótheüs 2 vers 9-15 lezen we hier al veel over. Vers 11-13 zegt: Een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid. Doch ik laat de vrouw niet toe dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. In dit verband hebben we ook bijzonder te letten op vers 15: Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren.

Ook in 1 Petrus 3:1-6 treffen we deze dingen aan. In vers 4 lezen we: Maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God.

Gods Woord drukt de vrouw en moeder echt niet in een hoek om onopvallend en teruggetrokken haar weg te gaan. Daarvan getuigt Spreuken 31:10- 31, het loflied op de deugdelijke huisvrouw. Er zijn ook ‘moeders in Israël’ geweest die in geestelijke zin kinderen gebaard hebben en velen tot raad hebben gediend. In die zin zelfs profetes zijn geweest om in een aangebonden leven aan de genadetroon, vorst en volk daarin ten dienste te staan. Te noemen vallen: Debóra, Hulda, Anna, Lydia en Priscilla.

Let ook op de dochters van Filippus, de evangelist, van wie we lezen in Handelingen 21 vers 9: Deze nu had vier dochters, nog maagden, die profeteerden. Nee, dit waren andere meisjes dan die we nu zo vaak tegenkomen in de zogenaamde refokringen, die zich opmaken, roken en naar de laatste uitdagende mode gekleed gaan. Dit waren ook geen geëmancipeerde meisjes die naar de universiteit wilden om carrière te maken of die veel geld wilden verdienen. Maar door hen werd in de praktijk gebracht wat 1 Timótheüs 2:9-10 zegt: Desgelijks ook dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of parelen, of kostelijke kleding, maar (hetwelk den vrouwen betaamt die de godvruchtigheid belijden) door goede werken.

Nog enkele Bijbelse voorbeelden: de weduwe te Zarfath diende Elía en herbergde hem. De Sunamitische, een grote vrouw volgens 2 Koningen 4:8, ruimde voor Elísa een verblijfplaats in in haar huis. Diverse vrouwen dienden Jezus van haar goederen (Luk. 8:3). Zo ook Maria en Martha in Bethanië, bij wie Jezus vaak verbleef.

In Handelingen 9 lezen we over Tabítha, ook Dorkas genaamd, die vol was van goede werken en aalmoezen, die zij deed (vers 36). Toen zij gestorven was, toonden de weduwen wenend aan Petrus de rokken en klederen, die Dorkas gemaakt had (vers 39).

We denken verder aan Naómi, die de geestelijke moeder was van Ruth. En van Ruth zelf getuigt Boaz vanwege de zorg die zij had voor haar schoonmoeder: want de ganse stad mijns volks weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt (Ruth 3:11).

Al deze vrouwen brachten in de praktijk wat 1 Timótheüs 5:10 zegt: Getuigenis hebbende van goede werken: zo zij kinderen opgevoed heeft, zo zij gaarne heeft geherbergd, zo zij der heiligen voeten heeft gewassen, zo zij den verdrukten genoegzame hulp gedaan heeft, zo zij alle goed werk nagetracht heeft.

3. Gezin en moederschap bij onze vaderen

Hoe onze Godzalige vaderen het gezin en het moederschap zagen, is uit hun geschriften wel duidelijk. In overeenstemming met de Heilige Schrift hebben zij over het Christelijke gezin en over de plaats en taak van met name de vrouw en moeder hierin geschreven. We kunnen op deze plaats echter maar heel beperkt citeren. Er is stof te over. Daarbij moeten we bedenken dat het moderne emancipatiestreven in hun tijd niet speelde. Niettemin hebben onze vaderen het grote belang ervan ingezien dat vrouwen hun Bijbelse plaats en taak in het gezin innemen en betrachten.

Schoolmeester P. de Zeeuw wijst in zijn boek Van strijd en overwinning erop dat de Dordtse Synode van 1618-1619 zich in de 17 e zitting bezighield met de zaak van het onderwijs. De synode legde daarover onder andere dit vast:

Opdat de Christelijke jeugd vanaf haar jonge jaren naarstig in de fundamenten van de ware religie onderwezen en met Godzaligheid vervuld moge worden, zo moet deze drieërlei wijze van catechiseren waargenomen worden: in de huizen door de ouders, in de scholen door de schoolmeesters en in de kerken door de predikanten, ouderlingen, lezers of ziekenbezoekers.” 1

Ds. Petrus Wittewrongel (1609-1662) schrijft naar aanleiding van onder andere de teksten Titus 2:4 (Opdat zij de jonge vrouwen leren voorzichtig te zijn, haar mannen lief te hebben, haar kinderen lief te hebben) en Éfeze 6:4 (maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren) onder meer het volgende:

“Want terwijl het kind nog in de buik van de moeder is en door haar gedragen wordt, moet al terstond de zorg van de moeder beginnen. Want zodra zij beseft bevrucht te zijn, moet zij er zeer nauwgezet op letten dat zij door slechte eetgewoonten, ongezond en schadelijk voedsel, sterke drank, al te zware bezigheden van het lichaam haar vrucht geen schade toebrengt.” 2

Maar hij schrijft, behalve over het tijdelijk welzijn, ook over de zielen van de kinderen:

Dat de ouders, zowel vader als moeder, zodra hun kinderen geboren zijn, er zich mee bezighouden hoe zij al vroeg hun kinderen zullen kunnen brengen tot de gemeenschap van Gods genadeverbond. Want God de Heere heeft Zijn genadeverbond opgericht met ons en onze kinderen, opdat Hij onze God zij en de God van ons zaad na ons.” 3

Wittewrongel acht het zeer te beklagen als ouders zich niet over de ziel van hun jonge kinderen bekommeren. “Als het maar goed gaat met het lichamelijke, dat ze een gezonde vrucht hebben ontvangen, denken ze weinig aan de ziel van hun tere spruiten.” 4 Hij vermaant de ouders dat ze moeten proberen hun kinderen “goed op te voeden. Zij moeten daartoe goed aan de regels gehouden en goed onderwezen worden. Beter kunnen zij hun voedsel dan deze onderwijzingen en noodzakelijke opvoeding missen.” 5 Ook geeft hij aanwijzingen voor als de kinderen groter worden:

De opvoeding is als het fundament van het gebouw, het is de ware hoeksteen van kerken en republieken. Als iedereen voor zijn eigen deuren veegt, zullen de straten zuiver en schoon zijn. Er is niets schadelijker dan dat men de kinderen zo in het wilde laat opgroeien; dat men er niet naar behoren naar omziet. Ja, als men meent dat als ze maar goed van kost en kleren voorzien zijn, het dan genoeg is en dat alles goed is.” 6

Onder de vele zaken die Wittewrongel noemt met betrekking tot de opvoeding, citeren we nog:

“Zo moet er ook door de ouders goed zorg voor gedragen worden dat hun kinderen niet met dartel, boosaardig en goddeloos gezelschap omgaan. (…) Men ziet hoe gemakkelijk het ene kind het andere bederft, hoe de kwade zeden en manieren al te gemakkelijk worden aangenomen.” 7

Ds. Jacobus Fruytier (1659-1731) begint zijn - zeker ook voor onze tijd - belangrijke boekje Sálomo’s raad aan de jeugd met hen als volgt aan te spreken:

Dierbare jongelingen en jonge dochters, ranken van die edele wijnstokken die God geplant heeft op een vette heuvel, in het gezegende Nederland (…), gijlieden zijt de hope van de volgende eeuw. (…) Indien die grote Soeverein ons lieve vaderland nog zal gelieven te bewaren bij de kostelijke vrijheid, die wij nog genieten (…), zo moeten uit ulieden voortkomen de oprechte vaders van het vaderland, de voedsterheren van Gods kerk, de getrouwe en van God geleerde leidslieden en voorgangers van Gods geliefd volk. Daarom is er aan uw opvoeding en de bestiering van u in de dagen van uw jongelingschap zoveel gelegen.” 8

Echter schrijft hij verderop in dit lezenswaardige werkje:

Maar mag de Heere nu niet klagen en tegen velen betuigen: De jongelingen en jonge dochters, die door de Doop Mij zijn opgedragen, kennen Mij niet, hoe zullen zij Mijner dan gedenken? (…) De ouders en getuigen beloven bij de Doop hun kinderen te zullen onderwijzen en te helpen onderwijzen in de leer der waarheid en hun dus indachtig te maken wat voor hen bij de Doop beloofd is. Maar vele ouders en getuigen weten niet wat ze beloven. Het is hun genoeg als het water maar op het kind besprengd is en dat het kind bij de Doop de naam ontvangen heeft. Zij maken er daarom geen werk van, ja, zij kunnen het niet doen om hun kinderen te doen gedenken aan God hun Maker.” 9

Uiteindelijk komt Fruytier uitgebreider toe aan de oorsprong van het verderf onder de jeugd. Aangaande de moeders zegt hij:

Elke moeder moet arbeiden dat ook Christus een gestalte in haar kinderen krijge, zij moet een levendige spiegel van nederigheid, zachtmoedigheid en alle Christelijke deugden zijn voor al haar huisgenoten en vooral voor haar kinderen. Augustinus, sprekend van zijn moeder Monica, getuigt: zij maakte meer haar werk daarvan dat Gij, Heere, mijn Vader zoudt zijn, omdat ze meer in arbeid was om mijn zaligheid te bevorderen dan om mij in mijn eerste geboorte ter wereld te brengen.” 10

Ten slotte, als we het boekje De plichten der ouders, in kinderen voor God op te voeden van ds. Jacobus Koelman (1632-1695) lezen, hoe zal een moeder die haar kinderen in waarheid liefheeft dan al de aanbevelingen opvolgen en de plichten volbrengen die Koelman hier opsomt, als zij een baan buitenshuis heeft en ’s avonds te vermoeid is om hier ook maar enigszins werk van te maken? De lezer die in het bezit van dit boekje is, oordele zelf. In de zeer lezenswaardige ‘ernstige aanspraak’ die hij aan het boekje doet voorafgaan, zegt hij:

… dat gij toch uw kinderen voor de Heere wilde opkweken en geen arbeid noch moeite daartoe ontzien. Zo zult gij uw vreugde en troost vermenigvuldigen, meer dan wanneer alle dingen in de wereld naar uw zin en tot uw voordeel en verkwikking mochten uitvallen. Indien gij dit werk getrouwelijk en voorspoediglijk zult doen, (gij hebt grond en reden om de voorspoed van de Heere over uw arbeid in dezen te verwachten, meer dan over enige arbeid die gij in de wereld doet omtrent uw tijdelijke zaken), zo zult gij als Christenen u meer verblijden over de zegen aan de zielen van uw kinderen dan over alle rijkdom.” 11

4. In onze geseculariseerde samenleving

Het beeld dat onze geseculariseerde samenleving heeft van de plaats van de vrouw en van de moeder is echter geheel anders. Wat we hiervoor zagen als de lijn van Gods Woord en hoe onze vaderen dit wensten toe te passen in de praktijk, staat wel in schrille tegenstelling tot wat heden ten dage in ons land doorgaans wordt voorgestaan. Dat een getrouwde vrouw huisvrouw zou zijn, is volledig achterhaald en niet meer van deze tijd. Dat meisjes op school (en thuis) een opleiding zouden krijgen gericht op het echtgenote en moeder worden, wordt als belachelijk beschouwd. Ze hebben net zoveel hersenen als jongens en moeten zich daarom kunnen ontplooien. Daar moeten ze ook alle kansen voor krijgen. Dus, als er de begaafdheden zijn, laat ze dan het vwo volgen en daarna de hogeschool of universiteit. Laat ze woekeren met hun talenten, zo is de gedachte.

We ontkennen niet dat er leraressen en onderwijzeressen voor onze scholen nodig zijn, dat er verpleegkundigen nodig zijn enz. Ook beseffen we wel dat niet ieder meisje tot een huwelijk komt. Na een relevante studie kunnen ongehuwde vrouwen (en ook gehuwde vrouwen die geen kinderen hebben) zich zeer nuttig en verdienstelijk maken op allerlei terreinen van het leven. Maar het gaat ons om het on-Bijbelse emancipatiestreven, de gedachte van de zelfontplooiing, het als vrouw willen meetellen zonder voor de mannen onder te doen, het carrière willen maken. Kortom, de gedachte van het carpe diem: ‘pluk de dag’.

In onze tijd is het normaal dat je je kind (dat je niet ‘gekregen’, maar op de tijd die je zelf hebt gepland, ‘genomen’ hebt) ’s morgens naar de kinderopvang brengt. Waarna je als moeder kunt doen wat je wilt, helemaal vrij en ongebonden bent en je gaven en capaciteiten kunt benutten in een leuke en inspirerende baan. Dat levert weer de nodige inkomsten op, wat een welkome aanvulling vormt op het gezinsinkomen, zodat het welvaartspeil waarop je leeft, gehand-haafd en zo mogelijk uitgebreid kan worden. En, laten we wel wezen, dat komt ook de kinderen weer ten goede. Duurdere cadeaus, op vakantie naar leuke bestemmingen (ook eens wat verder weg), een ruime en comfortabele auto, af en toe eens uit eten, merkkleding en -schoenen voor de kinderen, contributies voor sport- en andere clubs en activiteiten, speeltoestellen voor in de tuin, op termijn wellicht een groter huis met voor de kinderen een eigen kamer en een eigen computer: al deze dingen komen van lieverlee binnen handbereik. Dat is toch ook liefde tot je kind?

Hand in eigen boezem

We moeten hier ook de hand in eigen boezem steken. Wat spelen deze dingen soms een grote rol in ons leven! We zijn vaak meer bekommerd over ons banksaldo dan over hoe het staat met onze ziel ten opzichte van de nimmereindigende eeuwigheid, en hoe wij een God krijgen voor onze ziel en een Borg voor onze schuld: “Ik vroeg niet: Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?”

En dat ook met betrekking tot onze kinderen, de geleende panden die aan ons zijn toevertrouwd. Er is in het algemeen groot verzuim in de opvoeding als we de praktijk - ook in onze gezindte - leggen naast wat onze vaderen hierover geschreven hebben. Kinderen worden aan zichzelf en aan vriendjes op straat overgelaten (wat zei ds. Ledeboer ook alweer over wat kinderen op straat leren?), en aan de computer of de smartphone overgegeven. Opvoeden is méér dan voeden. Onze doopbelofte moest ons zwaar wegen!

Toegeven aan onze kinderen is het gemakkelijkst; hen zuur aanzien als zij zonde doen, ligt ons niet. Kinderen zijn ongedurig en soms brutaal op school en catechisatie. Ze zijn kennelijk gewend om in alles hun zin te krijgen, plezier te maken en onbekommerd te genieten van het leven. Als ze ’s avonds de straat opgaan, hebben de ouders rust; hoe kan dat zijn?

Zodoende hebben we niet te veel met de beschuldigende vinger naar anderen, naar de overheid en naar de geest van de tijd te wijzen. We gaan zelf in zoveel dingen mank. We hebben misschien wel een hoge hypotheekschuld, maar geldt bij dit alles ook niet voor ons allen: Bij ulieden zijn schulden tegen den HEERE uw God (2 Kron. 28:10b)?

Gevolgen

In onze maatschappij zien we de symptomen en de bittere gevolgen van de moderne leefwijze. We noemen slechts enkele dingen: al jong het huis uit en op kamers gaan, ongehuwd samenwonen, overspel en wisselende relaties, flitsscheidingen (vergemakkelijkt door economische onafhankelijkheid van elkaar), bezoekregelingen voor kinderen van gescheiden ouders, kinderen met gedragsproblemen, kinderen die verslaafd zijn aan de smartphone en/of games, slechte schoolresultaten, zich verliezen in drank en drugs, ontsporingen op zedelijk gebied, abortus bij ongewenste zwangerschap, depressiviteit en andere psychische problemen, eenzaamheid, suïcide (zelfmoord) onder jongeren.

Wat wordt hier bewaarheid: wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen (Ps. 32:5 ber.).

5. De aanvallen van de overheid op gezin en moederschap

In overeenstemming met de hiervoor geschetste ontwikkelingen in het moderne denken zien we dat onze volksvertegenwoordigers in grote meerderheid dit gedachtegoed ook in ’s lands vergaderzalen uitdragen en voorstaan. Dit resulteert en komt uit in wetten die niet getoetst zijn aan Gods onfeilbaar Woord en die de samenleving willen sturen en beïnvloeden zoals men zelf wenselijk acht.

Ook in de belastingwetgeving vinden we dit terug. Deze is allang niet meer alleen bedoeld om de nodige inkomsten voor de overheid te verwerven. Het is ook een effectief middel om andere, politieke doelen na te streven, om bepaalde zaken in de samenleving te stimuleren of juist te ontmoedigen.

In dit licht moeten we ook de benadeling van de eenverdieners in de belastingwetgeving zien. Eigenlijk moeten we vooral ook zeggen: de bevoordeling van de tweeverdieners. Want zoals de kinderopvang zwaar wordt gesubsidieerd, zo is ook de belastingdruk op die gezinnen waar de beide echtelieden (men spreekt tegenwoordig van ‘partners’, een on-Bijbelse en nogal zakelijk aandoende term) een betaalde baan hebben en het gezinsinkomen min of meer evenredig door beiden wordt verworven, zeer laag in verhouding tot hetgeen alleenverdieners verschuldigd zijn bij een vergelijkbaar gezinsinkomen. Deze laatsten betalen het volle pond.

Concreet denken we met name aan de uitbetaling van de onbenutte algemene heffingskorting aan de partner zonder of met een zeer laag inkomen (spottend ‘aanrechtsubsidie’ genoemd), die gestaag wordt afgebouwd. Aanvankelijk de jongere generatie, maar uiteindelijk ieder eenverdienersgezin betaalt hier het gelag. En aan de arbeidskorting, waarvan het bedrag minder wordt naarmate het individuele inkomen hoger is, zodat tweeverdieners met een vergelijkbaar gezinsinkomen hier ten volle van profiteren.

Verder denken we aan de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor de partner met het laagste arbeidsinkomen, die de combinatie van een betaalde baan en het hebben van jonge kinderen beloont en dus stimuleert. En uiteindelijk speelt ook het progressieve schijventarief in de geïndividualiseerde heffing van de inkomstenbelasting een rol, hoewel dat al veel langer bestaat.

In 2017 werd geconstateerd dat ten gevolge van dit alles eenverdieners in bepaalde gevallen tot zes keer zwaarder belast worden dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen.

Gelijke behandeling van mannen en vrouwen

Hoe sterk het emancipatiestreven van onze overheid en volksvertegenwoordiging is, merk je bij protesten tegen deze ongelijke behandeling van gezinnen. De gelijke behandeling van mannen en vrouwen is het ultieme doel dat deze drangmaatregelen rechtvaardigt. Het betreft hier een ideologie die haaks staat op het Bijbels gedachtegoed. Haaks ook op het belang van harmonieuze gezinnen als hoeksteen van onze samenleving; gezinnen die geborgenheid, veiligheid en warmte bieden.

Uiteraard zijn het niet alleen de belastingwetten die deze hoeksteen trachten te ondergraven. We denken ook aan de wetgeving betreffende voor- en naschoolse opvang van kinderen op school, teneinde het buitenshuis werken voor beide ouders mogelijk te maken. En in het verlengde daarvan aan het propageren en stimuleren van de zogenaamde brede school, waar kinderen de hele dag kunnen verblijven en - naast het genieten van onderwijs - kunnen deelnemen aan activiteiten op het gebied van cultuur, sport, welzijn, natuur en techniek. Het optimaliseren van ontwikkelingskansen voor kinderen én hun ouders (die nu hun handen vrij hebben) wordt hier gezien als het hoogste doel. Ook de bouw van zogenaamde kindcentra overal in het land is veelzeggend, om maar niet te spreken van de vele miljoenen euro’s die onze landsoverheid in de kinderopvang investeert.

6. Hoe dient onze opstelling te zijn?

De vraag blijft over: wat moet ons antwoord naar Gods Woord zijn op al deze ontwikkelingen? We willen proberen daar nog iets over te zeggen.

Ten diepste gaat het hier om aanvallen op het huwelijk en het gezin als instellingen van God en hoekstenen van de samenleving. Gods inzettingen en geboden, die zo heilzaam zijn voor de mens, moeten weg. De scheppingsorde van man en vrouw moet worden verstoord (zie ook de homobeweging en de thans alom gepropageerde genderneutraliteit). Kinderen moeten niet worden opgevoed met liefde en regels, met rust, reinheid en regelmaat, maar moeten zich kunnen ontplooien zonder belemmeringen en zonder stereotiepe rolverdelingen. En zij moeten vooral plezier kunnen maken.

We hebben aan deze bijdrage de titel meegegeven: ‘De aanval op het gezin afgeslagen’. Maar hoe dan? Laten we samen teruggaan naar wat Gods Woord ons zegt en wat onze Godzalige vaderen ons in overeenstemming met dat Woord hebben voorgehouden en nagelaten.

Wat kennen we nog van het afhankelijke leven?

Iemand schreef onlangs: “Maar ik vraag me wel eens af of de welvaart die we mogen hebben, niet ten koste gaat van de zo belangrijke opvoeding van onze kinderen en het afhankelijke leven van de Heere.” Het is waar, we leven in een zeer welvarend land. Zeker als we gaan vergelijken met andere landen in de wereld. We plukken daar allen de vruchten van in meerdere of mindere mate. En we zijn bereid er hard voor te werken. Maar er hangt - ook in een andere zin - wel een prijs aan. Wat kennen we nog van het afhankelijke leven uit de hand Gods? Wat geloven we nog van de voorzienigheid van God, van - naar Zondag 10 van onze Heidelbergse Catechismus - die “almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen”?

Ook datgene wat onze overheid doet, gaat niet buiten Gods voorzienig bestel om. Ook niet als dat verdrukking betekent. Maar let er eens op hoe de Catechismus hier spreekt van ‘Zijn Vaderlijke hand’ (zie hierover nader in Zondag 9). Er is een God in de hemel Die de Zijnen nimmer om doet komen, ook niet in dure tijd of hongersnood.

Laten we eens zien naar Daniël en zijn vrienden, zoals beschreven in Daniël 1. De verwachting van de overste der kamerlingen was dat zij magerder en droeviger van aangezicht zouden zijn dan de anderen die de koninklijke spijze en drank genoten, maar het tegendeel bleek waar. De zegen des HEEREN was over het gezaaide dat zij aten en over het water dat zij dronken.

We weten ook dat het de kinderen Israëls beter ging toen zij het manna aten en water uit de rots dronken en daarmee tevreden waren, dan toen zij vlees begeerden en met weemoed dachten aan de heerlijkheden van Egypte. Psalm 106:15 zegt: Toen gaf Hij hun hun begeerte, maar Hij zond aan hun zielen een magerheid. En in Spreuken 15:17 lezen we: Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is.

Verder willen we wijzen op Mefibóseth. Na Absaloms dood leek de listige Ziba aan het langste eind te trekken, maar wat was deze zoon van Jonathan los van al het aardse goed. Hij neme het ook gans weg, naardien mijn heer de koning met vrede in zijn huis is gekomen (2 Sam. 19:30). Dat David weer koning mocht zijn, dát was voor deze kreupele man veel waardevoller dan al de dingen van de wereld.

Merkwaardig is ook wat Jónadab, de zoon van Rechab, aan zijn kinderen meegaf en waar zij zich aan hielden: Gijlieden zult geen wijn drinken, gij noch uw kinderen, tot in eeuwigheid. Ook zult gijlieden geen huis bouwen, noch zaad zaaien, noch wijngaard planten noch hebben; maar gij zult in tenten wonen al uw dagen; opdat gij vele dagen leeft in het land alwaar gij als vreemdelingen verkeert (Jer. 35:6b-7).

In onze tijd zou men hier smalend over spreken als zijnde een godsdienst van allemaal wetjes en regeltjes, waar deze mensen onder gebukt gingen zonder zich te kunnen ontplooien, maar lees eens na wat God ervan zegt in Jeremía 35. Wat waren deze Recha bieten een gezegend geslacht!

Zie tevens hoe de geloofshelden gewandeld hebben in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde (welker de wereld niet waardig was) (Hebr. 11:37b-38a). Van Mozes lezen we daar in vers 25-26: Verkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.

Wulfert Floor zei ergens, sprekend over de achting voor Gods volk: “al hebben ze somtijds maar een gelapt kleed aan.”

Raadgevingen voor moeders

We willen nog enkele raadgevingen geven, met name aan moeders, gebaseerd op hetgeen de Heilige Schrift ons hierin leert.

Een moeder betekent heel veel voor een kind, ongeacht de leeftijd. Bouw een hechte band op met uw kinderen, zodat ze weten altijd bij u terecht te kunnen. Wees er voor hen, vooral ook als ze uit school komen, als ze buiten gespeeld hebben of ergens anders naar toe zijn geweest. Luister naar wat ze te vertellen hebben en geef dan sturing en raad. Doe ook dingen samen met hen.

Lees uw kinderen voor, bekijk verantwoorde platen met hen en vertel daarbij. Zing met uw kinderen, overhoor de versjes en teksten die ze moeten leren, en geef uitleg bij de moeilijke woorden en begrippen daarin, aan de hand van Bijbelse voorbeelden. Probeer zo een huisgodsdienst op te bouwen. Spreuken 31:26 zegt van de deugdelijke huisvrouw: Zij doet haar mond open met wijsheid, en op haar tong is leer der goeddadigheid.

Zorg, zodra ze zelf kunnen lezen, voor goede lectuur naar hun leeftijd. Stimuleer het lezen ervan, vooral op Gods dag. En praat met uw kinderen over wat in de kerk gepredikt is en op school en op de zondagschool is verteld.

Wees niet bang om regels te stellen en die te handhaven. Heb uw kinderen hartelijk lief, maar niet op een verkeerde manier. Een te grote toegeeflijkheid is niet goed. Als u de zonde in uw kind niet bestraft, zal het erin toenemen. Gods geboden staan hoger dan wat uw kind graag wil. U hoeft echt niet bevreesd te zijn dat uw kinderen zich van u zullen afwenden, als u maar een goede band met ze hebt en er voor hen bent. Maak het gezellig thuis. We zien, vooral in de jonge gezinnen, steeds minder orgels en boekenkasten. Ook huisdieren zie je nu minder. Wel veel pronk of leegte. Wat doet een wandbord met Bijbeltekst of een mooi schilderij aan de muur soms al veel. Maar wat toch het belangrijkste blijft, wát we ook in huis hebben, kinderen vragen eerst: waar is moeder?

Ten slotte

Gelukkig dat gezin waarvan geldt wat we in Psalm 128 lezen: Welgelukzalig is een iegelijk die den HEE- RE vreest, die in Zijn wegen wandelt. Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan. Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel. Wat mag daar dan waar worden wat Psalm 68:13b zegt: en zij die te huis bleef, deelde den roof uit. Als de apostel Petrus aan alle vrouwen Sara ten voorbeeld stelt, schrijft hij: welker dochteren gij geworden zijt, als gij wel doet en niet vreest voor enige verschrikking (1 Petr. 3:6b).

Misschien zijn er grote tegenslagen en moeilijke omstandigheden in het gezin. Soms kan de man door ziekte of invaliditeit niet werken en heeft de vrouw een dubbele taak. Zij moet kostwinner zijn en tegelijk huisvrouw. Een onmogelijkheid aan ’s mensen kant. Voor haar geen belastingvoordeel. Er zijn vrouwen van wie - uit de nood geboren - geldt: haar lamp gaat des nachts niet uit (Spr. 31:18b). Wat zou het groot zijn als we dan, misschien onder het werk in huis door, de dichter van Psalm 101:2 zouden mogen nastamelen: Ik zal verstandiglijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen in oprechtheid mijns harten. Om dan te mogen ondervinden dat God al de moeite en het verdriet aanschouwt. De berijming van Psalm 25 zegt het zo schoon (vers 6b):

’t Goed dat nimmermeer vergaat,

Zal hij ongestoord verwerven,

En zijn Godgeheiligd zaad

Zal ’t gezegend aardrijk erven.


Noten:

1) P. de Zeeuw J.G.zn., Van strijd en overwinning, Amsterdam 1938, p. 12 (herspeld)

2) P. Wittewrongel, Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding, dl. 1, Wijk en Aalburg 2013, p. 341 (hierna: Wittewrongel)

3) Wittewrongel, p. 346

4) Wittewrongel, p. 347

5) Wittewrongel, p. 355

6) Wittewrongel, p. 356

7) Wittewrongel, p. 364

8) J. Fruytier, Sálomo’s raad aan de jeugd, Gorinchem z.j., p. III (herspeld). Hierna: Fruytier

9) Fruytier, p. 69-70 (herspeld)

10) Fruytier, p. 74-75 (herspeld)

11) J. Koelman, De plichten der ouders, Utrecht 1978, p. 6 (herspeld)

Fotoverantwoording:

a) Depositphotos

b) Depositphotos

c) Bic via Wikimedia Commons

d) Depositphotos

e) Depositphotos


Eenverdieners benadeeld

Hoeveel wordt u benadeeld? Stel u verdient € 40.000 per jaar. Hoe kan het dan dat uw buren die precies hetzelfde verdienen, € 8.000 minder belasting moeten betalen? Dat kan omdat gezinnen waar één inkomen binnenkomt, door de staat veel zwaarder worden belast. Het verschil kan oplopen tot € 14.000 per jaar. Hoe kan dit? Omdat de regering iedereen wil verplichten om betaald te gaan werken. Het kabinet-Balkenende van CDA, PvdA en CU zette in 2009 een belangrijke wissel om door de ‘overdraagbare heffingskorting’ af te bouwen. Daardoor kregen eenverdieners het stukken zwaarder.

-Bron: SGP, dossier eenverdieners-


We hebben biddende huisvrouwen nodig!

“Hanna was een treffelijke huisvrouw. Het woord van Sálomo was op haar van toepassing: De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid, maar een vrouw die den HEERE vreest, die zal geprezen worden (Spr. 31:30). Zij bezat een zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God (1 Petr. 3:4b). De vreze des HEEREN was haar schat, en haar grootste genot zich door die vreze des HEEREN te laten leiden. (…) Hanna, een treffelijke huisvrouw, die als huisvrouw tevreden is met de huiselijke arbeid haar van Godswege opgelegd. Die er geen behoefte aan heeft aan het ‘publieke’ leven deel te nemen, maar wier binnenste echter niet gesloten was voor de toestand waarin Israëls burgerstaat en kerk verkeerde. O, de ellende van haar volk was ook haar ellende. Zij droeg rouw over het droevig verval, zag met weemoed hoe de zonen van Eli het volk nog verder afvoerden van de rechte wegen des Heeren. (…) Gelukkig volk waar zulke biddende huisvrouwen gevonden worden! Die er geen behoefte aan hebben zich op de ‘publieke markt’ te begeven, maar de zaken van staat en kerk op het hart dragen; die worstelen aan de troon der genade, en in alle nederigheid en ootmoedigheid van de Heere begeren mede te mogen arbeiden tot de behoudenis van land en volk door een mannelijk zaad te mogen voortbrengen dat staan zal en het volk zal weiden als een man in de Naam en de hoogheid des HEEREN. (…) Waar zijn zodanige Hanna’s in onze dagen? Een zodanige biddende huisvrouw brengt meer teweeg voor de behoudenis van land en volk dan duizenden anderen die opgaan in het valse beginsel van mensen- en vrouwenrechten, maar die niet weten wat het zegt de toestand van land en volk op het hart te dragen. O, dat Neêrlands God zodanige huisvrouwen verwekken mocht; land en volk zal er wel bij varen”!

-Ds. J.D. Barth, ‘Een biddende huisvrouw’, in: De Banier, 2 augustus 1923 (herspeld)-


Verlaat u op gods voorzienigheid!

De Amsterdamse burgemeester Frederick de Vry (1579-1646) schreef: “O Christenmens, wilt u zich in alle dingen altijd verlaten op de Vaderlijke voorzorg en voorzienigheid van onze alwijze, almachtige en algoede God! Want Hij Die door Zijn onbegrijpelijke wijsheid, almogende kracht en oneindige goedheid onze eerste ouders, als zij van Hem afgevallen waren, met kleren heeft verzorgd, Die vanaf het begin tot nu toe alle dingen heeft onderhouden (…), ja, Die ons toen wij Zijn vijanden waren en onder de vloek van de Wet lagen, door de volmaakte gehoorzaamheid, het bittere lijden, het dierbaar bloedvergieten en de vervloekte dood van Zijn welbeminde Zoon heeft verlost van de eeuwige dood en verdoemenis en ons met Hem verzoend, Die zal u die op Hem vertrouwt en in Jezus Christus gelooft, ook verzorgen naar Zijn goedheid, wijsheid en kracht. Daarom moet gij, o Christenmens, in voorspoed u nooit verheffen en op enige aardse dingen u verlaten. En in tegenspoed niet radeloos, troosteloos en mismoedig worden. Want de alwijze, almachtige en algoede God is uw God Die u [in] alles kan en wil verzorgen. Maar Hij wil dat gij Hem altijd zult toeschrijven de eer, die Hem alleen toekomt.”

-Fr. de Vry, Heylighe Meditatien, Amsterdam 1644, p. 444-445 (herspeld)-

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2018

In het spoor | 68 Pagina's

De Aanval op het Gezin Afgeslagen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2018

In het spoor | 68 Pagina's