Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Twee Gezochte Vonden om Homoseksualiteit te Vergoelijken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee Gezochte Vonden om Homoseksualiteit te Vergoelijken

13 minuten leestijd

Het is een feit dat de Bijbel geen enkel positief woord over homoseksualiteit zegt, maar die juist scherp veroordeelt. De Bijbel is daar helder over. Toch worden er voortdurend pogingen ondernomen om die klare Bijbelse veroordeling van de homoseksualiteit te ontkrachten. Op twee van die vonden willen we in dit artikel kort ingaan.

Over de ondubbelzinnige veroordeling van homoseksueel gedrag in de Bijbel is in dit blad al veel geschreven. 1 De omkering van Sódom en Gomórra in Genesis 19 - weliswaar niet alleen, maar wel met name vanwege deze zonde -, de veroordeling in Leviticus 18 en 20 van mannen die bij mannen liggen met een vrouwelijke bijligging als een gruwel en als een vergrijp dat de doodstraf verdient, de veroordelende uitspraak van Paulus in Romeinen 1 over mannen die het natuurlijk gebruik van de vrouw nalieten en verhit waren geworden in hun lust tegen elkander, waarbij zij met mannen schandelijkheid bedreven, alsook het feit dat homoseksueel gedrag in 1 Korinthe en 1 Timotheüs samen op de lijst staat met een groot aantal andere ernstige zonden, laten er geen misverstand over bestaan hoe ernstig de Bijbel de zonde van homoseksualiteit opneemt en hoe scherp de Bijbel deze zonde veroordeelt.

De Amerikaanse predikant K. DeYoung onderstreept deze conclusie uitdrukkelijk in zijn boek What does the Bible really teach about homosexuality? (2015), dat door De Banier in het Nederlands werd vertaald en uitgegeven is (2016) onder de titel: Wat de Bijbel werkelijk leert over homoseksualiteit.

Ds. DeYoung haalt ook enkele moderne wetenschappers aan die eerlijk moeten toegeven dat de Bijbel homoseksualiteit veroordeelt. Zo heeft de modern denkende Nederlandse doctor P. Pronk, die zelf homoseksueel is, als wetenschapper erkent dat de Bijbel homoseksueel gedrag verbiedt. In zijn proefschrift Tegennatuurlijk? (1989) schreef hij letterlijk: “De Bijbel verbiedt overal waar deze ter sprake is homoseksuele omgang. Daarbij voegt het Nieuwe Testament geen argumenten toe aan die van het Oude. De afwijzing is een uitgemaakte zaak: nergens vormt de beoordeling een probleem.” 2

Ook de modern denkende Amerikaanse prof. D.O. Via schreef in een boek (2003) waarin tevens de meer conservatieve prof. R.A.J. Gagnon zijn visie heeft gegeven: “Professor Gagnon en ik zijn het er hartelijk over eens dat de Bijbelteksten die specifiek over homoseksuele praktijken gaan, deze onvoorwaardelijk veroordelen.” 3

1. Vandaag een ander soort

Door diverse modern denkende theologen en wetenschappers wordt echter naar voren gebracht dat de homoseksuele gedragingen van onze tijd deels van een ander soort zijn dan die in de Bijbel zo scherp veroordeeld worden. Nu zijn er namelijk homoparen die een vaste, levenslange relatie hebben met wederzijds goedvinden en in liefde, al dan niet bezegeld door een ‘homohuwelijk’.

De Bijbelschrijvers kenden zo’n liefdevolle homoseksuele omgang en vriendschap met elkaar niet, zo beweert men. In hun tijd had men ten eerste geen notie van het bestaan van een homoseksuele gerichtheid. En ten tweede waren het in die tijd veelal volwassen mannen die op onvolwassen jongens druk uitoefenden om deze schandelijkheid met hen te bedrijven. De homoseksuele praxis vond dus plaats in een sfeer van onderdrukking en machtsmisbruik. Ook was er meer dan eens sprake van groepsverkrachting. Tegen zulke perverse homoseksuele praktijken richt de Bijbel zich, maar niet tegen een ‘vaste’ homorelatie in liefde, zo redeneert menigeen in onze dagen.

Ds. DeYoung weerspreekt echter in zijn boek met beslistheid deze vond. Als Paulus in Romeinen 1 alleen die perverse praktijken voor ogen had gehad, waarom spreekt hij dan in het algemeen over het liggen van mannen bij mannen en over het verwisselen van iets dat natuurlijk is volgens de scheppingsorde (het gebruik van de vrouw), voor iets dat onnatuurlijk is volgens de scheppingsorde (het bedrijven van schandelijkheid met mannen), en veroordeelt dat. Zo’n veroordeling op grond van de scheppingsorde geldt voor alle tijden en is van kracht in alle situaties. Ook in Leviticus 18 en 20 wordt in het algemeen het liggen van een man bij man met een vrouwelijke bijligging verboden. Op geen enkele wijze beperkt de Bijbel de veroordeling van homoseksualiteit daar of elders tot perverse homogedragingen als bijvoorbeeld tempelprostitutie, seksuele overheersing of het hebben van wisselende seksuele contacten. 4

Ook de veronderstelling dat Paulus en andere Bijbelschrijvers niet van een vaste homoseksuele relatie in liefde geweten zouden hebben, is een vlieger die niet opgaat. Onder redactie van de niet-Christelijke professor T.K. Hubbard, kenner van de klassieke oudheid, is een boek van 558 pagina’s verschenen (2003) met primaire bronnen over homoseksualiteit bij de oude Grieken en Romeinen. Uit die bronnen blijkt dat alle soorten homoseksuele relaties in de eerste eeuw na Christus bekend zijn geweest, inclusief levenslange liefdesrelaties tussen homoseksuelen. Geleerden uit allerlei verschillende geledingen zijn tot deze conclusie gekomen. Ook stellen Hubbard en anderen dat men in die tijd al bekend was met het verschijnsel van een homoseksuele gerichtheid en dat er waren die dat min of meer als behorende tot iemands persoonlijke identiteit beschouwden. Kortom, er zijn geen historische gegevens die ons ruimte geven “om iets aan de kant te schuiven wat men al twintig eeuwen lang duidelijk in de Bijbel heeft gelezen”, namelijk dat alle vormen van homoseksualiteit, waaronder de vaste relaties in liefde, te veroordelen zijn. 5

2. Gerichtheid zou aangeboren zijn

Een andere moderne redenering is gebaseerd op de veronderstelling dat een homoseksuele gerichtheid een homoseksuele geaardheid is, waarmee men wil zeggen dat die gerichtheid in hoofdzaak aangeboren is. Zo niet bij allen dan toch in ieder geval bij een deel van de homoseksuelen. Met name biologische factoren zouden dus bij hen bepalend zijn geweest dat ze een homoseksuele gerichtheid hebben of ontwikkeld hebben. De oorzaak van die gerichtheid zou moeten worden gezocht in hormonen, hersenen, genen of een combinatie daarvan. En die gerichtheid zou daarom bij hen even natuurlijk zijn als bijvoorbeeld de kleur van de ogen, de huidskleur of linkshandigheid. In het visiedocument van de Christelijk Gereformeerde Kerken over homoseksualiteit en homoseksuele relaties (2013) wordt geschetst welke gevolgtrekkingen men vervolgens hieruit maakt: Men zegt dat hun natuur bepalend is voor hun doen en handelen. Men moet en mag handelen in overeenstemming met zijn of haar natuur. Wie tegen deze natuur ingaat, zou zichzelf schade toebrengen. Wie dus een homoseksuele gerichtheid heeft, is “gerechtigd en genoodzaakt daarnaar zijn leven in te richten. (…) Niemand mag wie een andere gerichtheid heeft in zijn zelfontplooiing belemmeren (…). Wie spreekt over het beheersen van gevoelens zou een struikelblok opwerpen voor echt mens-zijn. Mensen moeten juist geholpen worden in de daadwerkelijke omgang met hun ‘natuurlijke’ gerichtheid in een vijandige omgeving en weerbaar worden gemaakt tegen uitingen van homofobie.” 6

De opstellers van dit visiedocument van de CGK alsook ds. DeYoung en anderen weerspreken deze redenering op grond van diverse argumenten.

Nooit bewezen

Velen, helaas ook in reformatorische kring, gaan er klakkeloos vanuit dat een homoseksuele gerichtheid (bij allen of bij een deel van de homoseksuelen) in hoofdzaak aangeboren is. Men doet net alsof dit een feit is, maar dit is beslist niet zo. Een overtuigend wetenschappelijk bewijs daarvoor heeft men tot op heden - ondanks jarenlang doelgericht onderzoek daarnaar - niet kunnen vinden. De beroepsorganisatie van de psychiaters in Amerika, de American Psychiatric Association, was dan ook op dit punt voorzichtiger dan velen in onze kring toen zij in 2013 stelde van mening te zijn dat de oorzaken van een seksuele gerichtheid op dit moment niet bekend zijn. Dat de oorzaak van een homoseksuele gerichtheid in ieder geval niet in hoofdzaak aanleg is, kwam duidelijk naar voren in een groot Zweeds tweelingenonderzoek (2010). Op grond van de resultaten van dit onderzoek lijkt namelijk de conclusie gerechtvaardigd dat homoseksueel gedrag bij een man voor ruim een derde deel te verklaren is vanuit bepaalde genetische factoren en voor twee derde deel vanuit individuele omgevingsinvloeden: ervaringen die uniek zijn voor de persoon in kwestie en die hij dus niet deelt met zijn tweelingbroer. 7

Bij die individuele omgevingsfactoren kan gedacht worden aan psychosociale factoren. Het is bekend dat er een duidelijke relatie bestaat tussen bepaalde psychosociale factoren en het krijgen van homoseksuele gevoelens. Cijfers uit de behandelingspraktijk van de heer S. Rogers in Singapore laten zien dat relatief zeer veel homoseksuelen in hun jeugd een - al dan niet seksueel - psychisch trauma hebben opgelopen. Zo bleek niet minder dan drieëntachtig procent van de homoseksuele mannen voor hun twaalfde het slachtoffer te zijn geworden van seksueel misbruik of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Negentig procent van zijn cliënten met homoseksuele gevoelens gaf aan het gevoel te hebben dat zij door de ouder van hun eigen geslacht niet gewenst of gewaardeerd werden. Velen zijn in hun jeugd (ook) gepest of veelvuldig belachelijk gemaakt. Verder was een flink deel van de homoseksuelen (ook) het slachtoffer geworden van een lichamelijke mishandeling. De conclusie hieruit is niet dat zaken als misbruik, mishandeling, verachting en ernstige vormen van pesten per definitie leiden tot homoseksuele gevoelens, maar wel dat er sprake is van een sterk verband tussen het oplopen van een jeugdtrauma en het krijgen van homoseksuele gevoelens. 8

Geen vrijbrief

Maar… ook al zou een homoseksuele gerichtheid in hoofdzaak aangeboren zijn, dan nog is en blijft het een zondige gerichtheid tegen de scheppingsorde. En ook al komen homoseksuele verlangens ongevraagd naar boven, dan nog kan en mag dat geen vrijbrief zijn om daaraan toe te geven. Terecht merkt ds. De- Young op dat we allemaal worstelen “met begeerten die niet vervuld mogen worden, en met verlangens naar ongeoorloofde dingen. Als Christenen weten we dat het hart ‘arglistig’ en ‘dodelijk’ is (Jer. 17:9). Wij zijn gevallen mensen met een geneigdheid tot zondi-gen en zelfbedrog. (…) Mensen kunnen, zonder daarover zelf een bewuste beslissing te nemen, vervallen tot dronkenschap, seks met verschillende mensen, woede, zelfmedelijden of tot elke andere vorm van zondig gedrag.” 9 Niettemin zijn en blijven wij verantwoordelijk voor onze daden. Omdat wij vrijwillig en moedwillig in het paradijs gezondigd hebben, is onze natuur verdorven geworden en geneigd tot alle kwaad, maar dit laat onverlet de Goddelijke eis van te voldoen aan Zijn Wet. Zonde blijft zonde, ook al vloeit iets hoofdzakelijk uit aanleg voort.

Overigens, een seksuele gerichtheid op kinderen (pedo filie) of beesten (bestialiteit) keuren zeer velen wel hartgrondig af, maar een homoseksuele gerichtheid niet, terwijl het verschil tussen die hoogstens gradueel is (zie ook Leviticus 18 en 20).

Veranderbaar

Als een homoseksuele gerichtheid in hoofdzaak een kwestie van aanleg zou zijn, dan is die gerichtheid per definitie niet te veranderen naar een heteroseksuele gerichtheid. Menigeen denkt of stelt inderdaad dat het hebben van een homoseksuele gerichtheid onveranderbaar is. Toch valt niet te ontkennen dat er mensen zijn die, zo merkt ds. DeYoung terecht op, “andere dingen ervaren” hebben, namelijk “een gedeeltelijke tot een volkomen seksuele transformatie.” 10 Hiervan zijn in de loop der jaren heel wat voorbeelden bekend geworden. Ds. DeYoung noemt er enkelen, onder wie mevrouw R. Butterfield, een postmoderne, lesbische professor die een gereformeerde Christin werd, met een man trouwde en thuisonderwijs ging geven. Haar levensverhaal is te lezen in het door haarzelf geschreven boekje Een onwaarschijnlijke bekering (De Banier, 2014).

Dergelijke voorbeelden zijn er niet alleen in Amerika, maar ook in Nederland. Vrij bekend is in dit verband het boekje Ik ben niet meer zo (1969) van de heer J. van de Sluis. Hij beschrijft daarin hoe hij homoseksueel af geworden is.

Het feit dat er mensen zijn die in hun leven wezenlijk en drastisch van een homoseksuele naar een heteroseksuele gerichtheid veranderen, vormt een extra aanwijzing dat het hebben van een homoseksuele gerichtheid niet in hoofdzaak een kwestie van aanleg is.

Ten besluite

Met wat we hierboven schreven, willen we niet ontkennen dat er zeker ook mensen zijn die tegen hun homoseksuele verlangens strijden, ervan af willen, maar er evenwel gedurig mee blijven worstelen en dit als een zware last meetorsen. Mocht de Heere hen door genade in een weg van doding van het vlees, in een weg van afsterving van de oude mens en opstanding van de nieuwe mens, meer en meer daarvan verlossen!

Allen die door de Heere bearbeid worden, zullen hartgrondig beamen dat niet alleen homoseksuele gedachten, woorden en werken zondig zijn, maar ook homoseksuele begeertes. Want evenals een getrouwde man die een andere vrouw aanziet om dezelve te begeren, (…) alrede overspel in zijn hart met haar gedaan heeft (Matth. 5:28), zo heeft een man die seksuele verlangens naar een andere man heeft, reeds de gruwelijke en onnatuurlijke zonde van homoseksualiteit bedreven.

Zondige begeertes komen voort uit het hart. Ons aller hart is van nature verdorven. Weliswaar heeft de ene deze en anderen weer andere boezemzonden, maar dat neemt niet weg dat in ons aller hart van nature dezelfde zaden van boosheid en verdorvenheid huizen, waaronder die van homoseksuele verlangens. Wij zijn immers allen van dezelfde lap gescheurd. In dat licht bezien zijn er geen redenen om laag neer te zien op mensen met homoseksuele gevoelens. Maar ook zijn er geen Bijbelse redenen om homoseksuele verlangens te vergoelijken. Dit laatste mogen we in onze tijd wel extra onderstrepen, want met enige regelmaat worden geluiden gehoord waarin dit wel gedaan wordt. Maar allen die zaligmakend door de Heere bearbeid worden, zullen juist innig leed dragen over hun zondige begeertes die in hun hart huizen, en de bede van de tollenaar tot de hunne maken: O God, wees mij zondaar genadig (Luk. 18:13). De Heere beware ons in leer en leven bij de zuiverheid van Zijn Getuigenis en lere ons onze wegen in te richten naar ’t heilig Blad.


Noten:

1) Zie onder andere: ‘Het oordeel van de Schrift over de zonde van homoseksualiteit’, in: In het spoor, julinummer 2014, p. 148-158 en ‘Netelige kwesties inzake homoseksualiteit’, in: In het spoor, oktobernummer 2014, p. 194-204

2) P. Pronk, Tegennatuurlijk? Typen van morele argumentatie inzake homosexualiteit, Amsterdam 1989, p. 174. Ook geciteerd bij: A.C. Breen, ‘Geloofwaardig (1)’, in: ND, 8 november 2007. Zie ook: K. DeYoung, Wat de Bijbel werkelijk leert over homoseksualiteit, Apeldoorn 2016, p. 88 (hierna: DeYoung)

3) DeYoung, p. 88

4) DeYoung, p. 96-97

5) DeYoung, p. 98-104

6) Visiedocument Homoseksualiteit en homoseksuele relaties, CGK, p. 9.34/11

7) W. Rose, Hoe ontstaat een seksuele geaardheid?, artikel geraadpleegd (31-05-2018) op: http://hartvanhomos.nl/ lhbt/waar-komt-het-vandaan/hoe-ontstaat-een-seksuelegeaardheid/

8) S. Rogers, Meest gestelde vragen over homoseksualiteit, Amsterdam 2000, p. 9. R. Seldenrijk, Als je je anders voelt. Homofiele gerichtheid, homoseksualiteit, transseksualiteit en de Christelijke gemeente, Amsterdam 2004, p. 137

9) DeYoung, p. 130-132

10) DeYoung, p. 133


Paulus wist van duurzame homoseksuele relaties!

De opstellers van het Christelijk-gereformeerde Visiedocument ‘Homoseksualiteit en homoseksuele relaties’ (2013) schreven op pagina 40-41 dat het vast staat “dat er ruim voor de eerste eeuw besef van seksuele gerichtheid bestond. Dat blijkt ook zo te zijn kort na Paulus’ tijd. Het is aannemelijk dat dit besef dan ook in de tussenliggende periode aanwezig is geweest. (…) [Maar] ook al wist de apostel waarschijnlijk dat diepe innerlijke homoseksuele gevoelens en gerichtheid mogelijk konden zijn, toch heeft hij in zijn brief aan de Romeinen geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende situaties waarin iemand kan komen tot een homoseksuele omgang of een dienovereenkomstige relatie. Gelet op het Goddelijk karakter van de Bijbelse geschriften moeten we daaraan toevoegen: de Heilige Geest heeft hem daar niet toe gebracht. Paulus heeft in het algemeen gesproken over homoseksuele omgang.”

Ook dr. A.A.A. Prosman concludeert in zijn boek ‘Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit’ (2013, p. 164) “dat duurzame homoseksuele relaties, op basis van vrijwilligheid, in de wereld waarin het Nieuwe Testament ontstond, wel degelijk bekend waren (…).”

Conclusie: Paulus heeft dus door zijn algemene veroordeling van de homoseksualiteit ook de ‘duurzame’ homoseksuele relaties en een diepgewortelde homoseksuele gerichtheid als zondig veroordeeld!

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2018

In het spoor | 68 Pagina's

Twee Gezochte Vonden om Homoseksualiteit te Vergoelijken

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2018

In het spoor | 68 Pagina's