100 Jaar SGP - Een Baken in Zee -2-
Bakens geven de veilige vaarroute, de veilige weg aan en zijn daarom heel belangrijk. In het eerste gedeelte van mijn lezing 1 heb ik een aantal staatkundig gereformeerde bakens opgesomd met als eerste en belangrijkste baken het Woord van God. Daarna ben ik achtereenvolgens ingegaan op de voorgeschiedenis van de SGP (1), de oprichting van de SGP (2), de groei van de SGP voor de oorlog (3) en ook na de oorlog (4). In dit tweede gedeelte van mijn lezing wil ik, na kort iets gezegd te hebben over de gevoerde voorkeursacties binnen de SGP, nog ingaan op de uitgangspunten van de SGP (5) en tot slot vanuit het verleden iets zeggen over het heden en de toekomst (6).
In de 100-jarige geschiedenis van de SGP zijn er ook enkele perioden van grote spanning geweest binnen de partij. In de eerste plaats denk ik dan aan de periode kort na de oorlog toen door diverse SGP’ers mondeling en schriftelijk te kennen werd gegeven dat zij op een aantal punten een ander beleid wilden gerealiseerd zien door het hoofdbestuur. Het hoofdbestuur reageerde in april 1948 hierop in de vorm van een brochure: Tot verdediging gedwongen. Later hebben onder andere ook voorkeursacties voor spanningen gezorgd binnen de partij.
Voorkeursacties
Er zijn diverse voorkeursacties geweest. Het bevreemdt me dat wel over de voorkeursacties voor ir. H. van Rossum (1963) en voor ds. F. Mallan (1971) in de herdenkingsboeken wordt geschreven, maar niet over de voorkeursactie voor mr. G. Holdijk (1944-2015), terwijl die veel ingrijpender was dan de andere twee. Waarom? Omdat een interne kerkelijke strijd via de SGP werd uitgevochten. Dat was in de beide eerdergenoemde voorkeursacties niet het geval geweest. Bij de voorkeursactie voor de hervormdgereformeerde mr. G. Holdijk werd de verdeeldheid binnen het hoofdbestuur wel bijzonder zichtbaar. Het was niet naar de zin van partijvoorzitter ds. H.G. Abma dat de hervormde ir. B.J. van der Vlies in 1981 op nummer 3 van de Tweede Kamerlijst van de SGP was geplaatst. Toen dat gebeurde, hield ds. Abma zijn herverkiezing als hoofdbestuurslid in beraad. “Kennelijk wilde hij zijn beslissing laten afhangen van de uitslag van de voorkeursactie”, veronderstelde de redacteur van het RD op 12 mei 1981. 2
Bij de verkiezingen van 1972 en 1977 stond ir. Van der Vlies reeds op de vierde plaats. Ds. Abma had toen al laten merken dat hij daar verre van gelukkig mee was. Gezien de grote continuïteit in de kandidatenlijsten van de SGP lag het immers in de lijn van de verwachting dat bij het wegvallen van ds. Abma als lijsttrekker ir. Van der Vlies van de vierde naar de derde plaats zou opschuiven. Dit wilde ds. Abma per se voorkomen.
Bij de voorbereidingen van de kandidaatstelling, najaar 1980, bracht het SGP-hoofdbestuur de kiesverenigingen onder de aandacht dat het gewenst was om op de derde plaats van de lijst iemand te zetten van hervormd-gereformeerde signatuur. Niettemin wees het overgrote deel van de kiesverenigingen ir. Van der Vlies aan. Hetzij omdat ze vonden dat hij inderdaad van hervormd-gereformeerde signatuur was, hetzij omdat ze onvoldoende zicht hadden op de submodaliteiten in de Hervormde Kerk, hetzij omdat ze het advies van het hoofdbestuur bewust in de wind sloegen.
De voorkeursactie voor mr. Holdijk riep een tegenactie op van een aantal behoudende hervormde predikanten, deels wel en deels niet lid van de Gereformeerde Bond. Zij riepen met name de hervormde SGP’ers op om juist wel op ir. Van der Vlies te stemmen. Ds. J. Catsburg (1929-1984) uit Garderen was een van de woordvoerders van deze groep. Ook ds. W.J. op ’t Hof, die in het streekblad Eilanden-Nieuws reeds aan zijn bezwaren tegen de actie-Holdijk uiting had gegeven, behoorde hiertoe.
Nooit was tot dan toe in de SGP een kerkelijke strijd gevoerd. Sterker nog, kerkmuren vielen weg. Steeds werd in eenheid opgetrokken door allen die de hervormde belijdenis van onze vaderen erkenden als zijnde gegrond op Gods Woord. Hervormden tot oudgereformeerden waren één. “De belijdenis bond ons samen. Zo moge het blijven, ook al zou men een kerkelijke strijd willen doen ontbranden”, zo sprak ds. G.H. Kersten op de partijdag van 17 februari 1937. 3
Van de hervormde hoofdbestuursleden van de SGP stelden behalve ds. Abma, ook drs. M. Burggraaf en senator K. Meuleman sr. (1909-2004) zich achter de actie-Holdijk. De predikanten J. van der Haar (1917- 2001) en P.J. Dorsman (1918-1981) deden dit niet, terwijl het Overijsselse statenlid J.H. Wolterink, eveneens van hervormde huize, zich neutraal opstelde. In het partijblad De Banier zouden geen mededelingen over de voorkeursactie(s) worden opgenomen, ook al had hoofdredacteur ds. Abma dit in eerste instantie wel aangekondigd.
Het uiteindelijke resultaat van de voorkeursactie? Bij de Tweede Kamerverkiezingen hebben 20.329 SGPkiezers een voorkeurstem uitgebracht op ir. Van der Vlies, de derde man op de SGP-lijst. Mr. Holdijk, die de vierde plaats op de SGP-lijst bezette, kreeg 10.047 stemmen. Het totale aantal SGP-stemmen bedroeg 171.324.
5. Uitgangspunten van de SGP
“De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) streeft naar een regering van ons volk geheel op de grond-slag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods en staat mitsdien voor de handhaving van het onverkorte artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis”, zo luidt artikel 1 van het SGPbeginselprogramma. Gods Woord en Wet en daarmee ook het daarop gegronde onverkorte artikel 36 NGB vormen de belangrijkste uitgangspunten van de SGP.
Artikel 36 NGB
Met de oprichting van de SGP in 1918 kreeg artikel 36 van de NGB (onverkort) weer glans en luister. Het zicht daarop was door de neogereformeerden verduisterd. 4 De woordvoerders van de SGP hebben vanaf de eerste vergadering het onverkorte artikel 36 van de NGB op spreekbeurten en tijdens de vergaderingen laten doorklinken. In 1918 treffen we dit artikel echter nog niet in het SGP-beginselprogram aan. Tot 26 februari 1958 ontbraken de volgende woorden in artikel 1 van het SGP-beginselprogram: “en staat mitsdien voor de handhaving van het onverkorte artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis”. Op de Algemene Vergadering van 26 februari 1958 werden deze woorden pas aan artikel 1 toegevoegd. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de SGP gedurende de voorgaande veertig jaar geen standpunt omtrent het ambt van de overheid had. Zeer zeker wel! Luister maar naar ds. P. Zandt:
“De kern van dit artikel [bedoeld artikel 36 NGB; MB], die hierop neerkomt dat het de roeping van de overheid is Gods Wet te handhaven en na te leven op het publieke levensterrein, werd bij het oprichten van de SGP door hen die daarbij leidinggaven, wel degelijk onderschreven. Dat blijkt ook wel duidelijk uit artikel 4 van het beginselprogram, waarin te lezen staat dat de overheid in haar ambt naar Gods Wet zal geoordeeld worden en derhalve voor naleving van deze Wet heeft zorg te dragen. Dit artikel 4 is niet pas later in het beginselprogram opgenomen, maar heeft er van het begin af in gestaan. Hiermede is genoegzaam bewezen dat men bij de oprichting van de SGP handelde in de geest van artikel 36, zonder dat dit artikel zelf in het beginselprogram werd genoemd.” 5
Al werd dit artikel dan niet in het beginselprogram genoemd, vele malen kreeg het wel de aandacht op de Algemene Vergaderingen van de partij.
Commissie artikel 36
Reeds op de partijdag van 1923 kwam artikel 36 van de NGB ter sprake, terwijl het jaar daarop de Algemene Vergadering het besluit nam een commissie in het leven te roepen die zich ging buigen over de diverse facetten van dit artikel. Een nota zou worden opgesteld. De commissie - bestaande uit ds. W. den Hengst, ds. G.H. Kersten, de heer E. Kuyk, ds. G. Salomons en ds. P. Zandt - ging met veel enthousiasme van start, maar slaagde er niet in haar werkzaamheden te voltooien. Door overbelasting en ziekte van de commissieleden is het rapport nooit verschenen. De tegenstanders van de SGP hebben hiervan ‘handig’ gebruikgemaakt door te verklaren dat de SGP geen raad wist met dit artikel. De SGP zou geen standpunt durven in te nemen. Dr. H. Colijn bracht dat als volgt onder woorden.
“Ons standpunt is bekend; het is scherpomlijnd. Het standpunt van de staatkundig gereformeerden is intussen uiterst vaag en zwevend. (…) We wachten dus af of ook de partij van ds. Kersten ertoe kan komen haar standpunt inzake de verhouding van overheid en religie, van staat en kerk, met even grote duidelijkheid en in positieve zin te bepalen als van onzentwege nu reeds meer dan een halve eeuw geschiedde.” 6
Het duidelijke standpunt van de SGP en de motivering daarvan bleven uit. Onderschatting van de aanvaarde taak was wellicht de reden. Voor mannen met een beperkte tijd was de taak ook te veelomvattend. Ds. Zandt schreef:
“Het komt ons voor dat de commissie die taak ook veel te breed heeft opgevat. Een van de leden zou namelijk het historisch gedeelte voor zijn rekening nemen, een ander de houding van de onderscheidene staatkundige partijen ten opzichte van artikel 36, een derde hoe de Staatkundig Gereformeerde Partij er tegenover staat, terwijl de resterende commissieleden nog twee andere kanten onder de loep zouden nemen. Uit de aldus verkregen rapporten had men dan één rapport willen samenstellen, wat dan een tamelijk lijvig rapport zou geworden zijn. Daar kwam nog bij dat behalve ziekte van eni-gen van de commissieleden en zeer drukke werkzaamheden van andere leden, een van de leden niet meer tot arbeiden in staat was en een zich inmiddels terugtrok, zodat de commissie onvoltallig was geworden.” 7
Van dit alles was de partij in 1925 niet op de hoogte. Toen dan ook op de partijdag van 16 april 1925 naar het rapport werd gevraagd, antwoordde partijvoorzitter Kersten dat het rapport nog niet gereed was. “Het samenstellen van een officieel rapport” vereiste “zeer brede studie.” Wel kon hij reeds meedelen dat het oude artikel 36 van de NGB door de SGP gehandhaafd bleef, want
“daarop is het program van de SGP gebouwd en in dezen tegengesteld aan het program van de Antirevolutionaire Partij. Bovendien leidt verwerping van wat in artikel 36 beleden wordt in de woorden die sommigen in strijd achten met Gods Woord, tot een losbandigheid die ons volk ten verderve moet voeren.” 8
Verder voegde hij hieraan toe dat het kiezen voor het onverkorte artikel 36 door het SGP-hoofdbestuur was gesanctioneerd, maar dat dit niet wilde zeggen “dat een rapport over artikel 36 overbodig was”. Het betekende alleen “dat wij ons op de grondslag van onze oude gereformeerde geloofsbelijdenis stellen”, aldus Kersten, om vervolgens daarop deze historische woorden te laten volgen:
“Wij hebben geen rapport nodig om van dit artikel af te wijken. Wel een rapport om de huidige afwijking helder aan het licht te brengen.” 9
Geen verwijt
Ook in 1926 verscheen het rapport niet. Uit de agenda voor de Algemene Vergadering van 7 april 1926 bleek dat de commissie haar taak nog niet had afgerond. Een jaar later werd de knoop doorgehakt. Weliswaar verscheen er ook toen geen rapport, maar ds. Kersten wijdde in 1927 een groot deel van zijn partijdagrede aan artikel 36 NGB. Door hem werd - na overleg met de overgebleven commissieleden en met de volle instemming en goedkeuring van het hoofdbestuur - helder en klaar het oude, onverminkte artikel 36 van de NGB uiteengezet. Ook nu nog is zijn rede, getiteld: Van zware strijd, de moeite waard om te lezen en na te volgen. 10 De Algemene Vergadering bleek zich met de inhoud van Kerstens uiteenzetting unaniem te kunnen verenigen.
Herschrijven?
Enkele jaren geleden is de discussie opnieuw opgestart om artikel 1 van het SGP-beginselprogramma te wijzigen. In het Reformatorisch Dagblad van 24 januari 2015 bepleitte drs. A.A. van der Schans een herziening van artikel 1 van het Beginselprogram, met name ten aanzien van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hij schreef:
“Artikel 1 van deze beginselen spreekt terecht over artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Het moet echter duidelijk worden gemaakt dat dit een geloofsartikel van de kerk is en geen politiek programma. Vervolgens zal ook artikel 4 van het beginselprogramma, dat handelt over de taak van de overheid om valse religies en antichristelijke ideologieën uit het openbare leven te weren, herschreven moeten worden.” 11
Weerlegging
Artikel 36 is inderdaad een geloofsartikel van de kerk, maar de kerk spreekt juist de overheid aan. In de eerste plaats dat de overheid haar ambt van God heeft ontvangen. Dat moet de overheid weten. En in haar ambt moet de overheid de “hand houden aan den heiligen kerkendienst”. Onder dat laatste moet worden verstaan de gehele dienst van de Heere zoals die door een geheel volk dat in Zijn wegen begeert te wandelen, betracht wordt, waarbij de kerk dat volk voorgaat en uit Zijn Woord verkondigt welke de goede en welbehaaglijke en volmaakte wil van God is. De overheid dient die kerkendienst te handhaven en te beschermen. Daartoe heeft God de overheid aangesteld. De overheid is zelfs de macht gegeven om met alle haar ten dienste staande wettige middelen “te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst.” Dus door ongeloofspropaganda uit het openbare leven te weren. Zij is geroepen “om het rijk van den antichrist te gronde te werpen, en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen”. En het woord van het Evangelie “overal te doen prediken” (let op deze twee woordjes!), “opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt.” Hier verkondigt de kerk de roeping en taak van de overheid. Het is helder dat de godsdienstneutrale staat van nu met deze roeping en taak in strijd zijn. De overheid mag naar Bijbelse norm niet uitgaan van de gedachte dat alle godsdiensten voor haar gelijk zijn. Zij dient een duidelijke beleidskeuze te maken.
Geen neutrale staat
Een godsdienstneutrale staat bestaat niet. Dat moeten we goed beseffen. Vandaar dat de SGP de overheid oproept te regeren overeenkomstig Gods Woord. Wanneer de SGP dit niet meer bepleit, wanneer SGPvertegenwoordigers dit niet meer bepleiten, dan rijst de vraag of de SGP nog langer aan het politieke bedrijf moet en mag blijven deelnemen.
De eis ligt er om land en volk te laten horen dat de Heere recht heeft op het onderhouden van Zijn geboden door eenieder en dat alleen in het onderhouden van Zijn geboden groot loon ligt. De overheid is Gods dienaresse. Dat is geen vrijblijvende zaak. De overheid zal Gods geboden moeten uitdragen. Wat die overheid er zelf van vindt, doet niet ter zake. Mag ik de grote Christen-staatsman G. Groen van Prinsterer (1801-1876) citeren? Luister maar:
“De overheid is Gods stedehouderes, Gods dienares. Deze hoogste en soevereine macht is een gave Gods, een wettig eigendom dat Hij verleent en dat in Zijn dienst en ter Zijner eer moet worden gebruikt. Dus gezag en onderwerping.” 12
En hij vervolgt:
“God heerst over allen. Wij willen geen joodse, maar wij willen toch een wezenlijke theocratie. Aan Christus is alle macht gegeven in hemel en op aarde. In de staatsvormen is ten dezen opzichte geen verschil.” 13
Geldt dat nu nog?
Ik besef heus wel dat toen de SGP werd opgericht, de meerderheid van het Nederlandse volk begreep waarover de SGP sprak. Nederland heette toen in meerderheid Christelijk. Maar nu? Nu is het Christelijke volksdeel een kleine minderheid geworden. De autonome mens staat centraal, de mondige mens die zelf wel weet wat hij of zij doen zal. Vandaar dat meerderheden belangrijker worden geacht dan de waarheden uit of gegrond op Gods Woord. De volkssoevereiniteit is in de praktijk norm geworden. Wat de helft plus één vindt en besluit, dat is de waarheid. Dat Gods Woord en Zijn geboden norm en uitgangspunt behoren te zijn, wordt als onbelang-rijk afgedaan. Je mag dat nog wel zeggen, maar doe dat vooral thuis, achter de voordeur. Dat is de nood van ons volk, maar ook de nood van de SGP, waarin stemmen opgaan om artikel 36 ‘tijdverstaanbaar’ te maken. Naar mijn mening is dit een doodlopende weg.
Nu het nog kan en mag, is het de taak en roeping van de SGP om in ons land alles op alles te zetten om de boodschap van Gods Woord weer tot gelding te brengen. Het kan en mag nog. Juist nu moet de bazuin aan de mond!
Schaars
Ons volk is vervreemd van Gods Woord. Het Woord van God is schaars geworden. Maar dit ontslaat ons niet van de plicht om op te roepen tot een terugkeer naar Gods geboden. Wat dat betreft roept de SGP niet op tot iets vergankelijks. Iets wat opgaat, blinkt en verzinkt. Nee, de SGP mag wijzen op het goed dat nimmermeer vergaat. Het lijkt wel alsof wij niet meer voor het onverkorte artikel 36 durven uit te komen. We hoeven anderen niet na te doen - helaas gebeurt dat nog wel eens -, maar wanneer de heren Wilders, Baudet, Klaver en Pechtold ongezouten en duidelijk, met een grote stelligheid en vastberadenheid voor hun standpunten uitkomen, zouden wij dan daarin verslappen? Of ze het horen willen of niet, de opdracht ligt er. Gij zult Mijn getuigen zijn (Hand. 1:8m).
We doen de Bijbel en het SGP-beginselprogram, maar ook de 100-jarige historie van de SGP geweld aan wanneer we hierin verflauwen. Met een variant op de uitspraak van de heer L. Wijmenga (wetenschappelijk medewerker bij de ChristenUnie) in het RD van 24 maart 2018 zeg ik: ‘De secularisatie in ons land en de ontkerkelijking roept om meer tegendraadse Christelijke politiek, waarbij we onze taal, maar niet Gods Woord en de daarop gebaseerde beginselen, aanpassen aan deze tijd, ter wille van het willen meebesturen.’ 14
Getuigen heeft geen zin
Vaak horen we het argument dat getuigen geen zin heeft. Dit argument is niet nieuw. Alle eeuwen door hebben we dit gehoord. Ik citeer in dit verband even SGP-burgemeester D. Kodde (1894-1967), die in 1950 zei:
“Die SGP’ers, ach, die mensen spreken altijd maar van de oude schrijvers. Met die oude waarheid, daar komen ze altijd maar mee aan. Maar is het dan niet noodzakelijk dat in ’s lands hoge vergadering naar voren wordt gebracht wat krachtens Gods Woord en Getuigenis waarheid is? Hebben onze oudvaders het mis gehad? Wisten zij niet hoe de toestand in het land zich zou ontwikkelen wanneer van de paden des Heeren werd afgeweken? Lees dan maar eens de biddagpredicaties van de vaderen! Maar ‘hetzij dat ze het horen zullen, of hetzij dat ze het laten zullen (want zij zijn een wederspannig huis).’
O vrienden, wanneer wij zien hoe land en volk steeds meer en meer afglijden van Gods Woord en Getuigenis, dan gaan wij de toekomst met vreze tegemoet. En zou er dan geen getuigenis gegeven moeten worden? Zou het dan niet noodzakelijk zijn dat die oude beginselen, waar de nood van land en volk steeds groter wordt, weer opnieuw in de hoge vergadering van het land worden gebracht? Zeer zeker!” 15
Getuigen..!
Heeft getuigen echt geen zin? Ds. P. Zandt heeft daarover op de partijdag van 1958 waardevolle woorden gesproken:
“Had het getuigenis van Noach - niet dat wij ons daarmee ook maar in de verste verte willen vergelijken - ook geen waarde, al was het dat vrijwel geen enkele tijdgenoot daarnaar luisterde? Had het getuigenis van Israëls profeten, bij de onwil van Israëls volk om zich daarnaar te gedragen, ook al geen waarde? Ds. Van Lodensteyn, en met hem zo vele andere Godvrezenden, hebben het van grote waarde geacht wanneer de stem der waarheid in de openbare colleges gehoord werd, en dit zeer terecht. Dit is onbetwistbaar van grote betekenis.” 16
6. Het heden
Kijken we nu naar het heden en vervolgens naar de toekomst. De spanning tussen praktische en getuigende politiek neemt zienderogen toe. Mogen SGPvertegenwoordigers zich dan niet met praktische zaken bezighouden? Natuurlijk wel. Wat we doen, horen we ook goed en plichtsgetrouw te doen. Een SGP’er hoort een voorbeeld voor een ander te zijn. Maar het uitdragen van de beginselen moet bij ons voorop staan.
Waarom getuigen voorop?
Omdat de SGP in de eerste plaats is opgericht om Gods Woord te laten horen, zeker in een tijd van afval en diep verval. Alleen in dat Woord ligt toekomst en behoud voor land en volk. Hiertegen wordt wel ingebracht dat het getuigen, het terugroepen tot Gods geboden, weinig waarde heeft, want ‘in deze tijd luistert men daar toch niet meer naar; men hoort het aan en legt het naast zich neer. We worden met getuigen niet serieus genomen.’ Maar dan vraag ik me toch af: ‘Waar gaat het ons nu om? Willen we als SGP’er meetellen, willen we besturen koste wat het kost? Of gaat het ons om de beginselen van Gods Woord tot meerdere erkenning te brengen?’ Juist dat is het doel van de SGP! “Haar streven is niet zozeer gericht op een meerderheid van kiezers, als wel op de handhaving en doorwerking van de beginselen” (artikel 2 van het SGP-beginselprogram).
Maar dan moeten we de beginselen van Gods Woord ook uitdragen, anders schieten we tekort. En het beginsel behoort bij ons boven eigen belang te staan, boven eigen eer en roem. Ik maak me wat dat betreft grote zorgen. Hoe zit het met onze bakens? En het uitdragen daarvan? Zien en voelen anderen nog dat het ons ernst is? Ds. M. van Kooten gaat in zijn rubriek ‘Ogenblik’ in de Terdege van 2 mei 2018 ook daarop in:
“Als het gaat om aan de weg timmeren en de ludieke acties die daarbij plaatsvinden, dan houd ik mijn hart weleens vast. Is dit de manier om op te roepen tot de Wet en tot de Getuigenis? Is men met een inhaalslag bezig om zo te laten zien dat men toch zo ‘achterlijk, conservatief, domperig, zwaarmoedig, mystiek’ niet is, zoals dat een eeuw geleden beweerd werd, volgens ds. Kersten?” 17
Ik wil voorkomen dat ik precies kan aangeven hoe en wat de SGP moet doen, maar dat we langzaam de lichten doven van de lichtboeien, is mijn vaste overtuiging. Wat is het beginsel op grond van Gods Woord ons nog waard? Laten we leren van het verleden.
Er is niets nieuws onder de zon. Wanneer we teruggaan naar de beginjaren, dan kunnen we stellen dat de SGP beter paste bij de conservatieve CHU dan bij de activistische ARP. Ds. Kersten wilde echter niets van beide weten. Niets van het kuyperiaanse activisme, maar ook niets van de CHU, die enerzijds wel conservatief was, maar niet strak genoeg vasthield om Gods geboden voor de gehele samenleving tot wasdom te brengen. Een totale terugkeer naar Gods geboden is nodig om te vertellen hoe heilzaam deze zijn voor onze samenleving.
Prof. G. Wisse
Als er ooit een tijd is dat het getuigenis op grond van Gods Woord moet worden gehoord dan is het nu. Professor G. Wisse (1873-1957) beklemtoonde dat in zijn tijdredes zo nadrukkelijk.
In zijn ‘Pastorale brief’ van 27 april 1954 zegt hij: “Geen slapheid past ons. Geen verzwakking. Geen toegeeflijkheid.” De hedendaagse afval en het verval noodzaakt ons om “al vuriger, al grondiger, al medelijdender en al getrouwer” onze beginselen uit te dragen, “of ze het horen zullen of niet; dat is toch in feite onze zaak niet. Onze zaak en taak is voor alles het getuigen (…). En wat vooral nodig is? Dat we om wille zogenaamd van aanpassen, van succes enzovoorts nooit onze aloude waarheden trachten pasklaar te maken voor ons blind en verdoold geslacht.” Wisse roept ons op om “liever alleen, desnoods bespot” te blijven “dan dat ge succes zoudt willen behalen door een ‘politiek’ van ‘elk wat wils’, en waarbij uw vijand ten slotte met al uw vrijheids- en welwillendheidsgebaar u toch netjes de rug toekeert en in de kou laat staan! (…) Groen van Prinsterer stond destijds ook alleen met zijn ‘Evangelie tegenover de Revolutie’, en men smaadde hem als een veldheer zonder leger. Maar dat is tenslotte beter dan een leger zonder veldheer, zonder onze grote Veldheer Christus, de Kurios.” 18 En in zijn ‘Pastorale brief’ van 16 augustus 1954 merkt hij op dat “God er zo’n recht op heeft dat we Zijn gerichten aanzeggen uit oorzaak van het recht Gods.” En ook dat God het waard is dat “thans in deze wanhopige waanzinnige wereld van zonde en dood” Zijn Naam wordt “hooggehouden en uitgeroepen”. “We hebben niet in de eerste plaats te vragen: zal het baten, zal men horen enzovoorts. Nee, maar doorzuurd van Gods Naam, heiligheid en recht hebben we maar te getuigen. God debatteert niet, heb ik meermalen gezegd”, zo laat prof. Wisse ons weten. “Wij hebben in de Naam Gods maar positie in te nemen en te stellen en te zeggen: ‘Zó en zó is het en niet anders’.” 19
Ook in 2018 is dit van groot belang. Moge de Heere eenieder van ons daarom nog moed, kracht, tact en wijsheid geven om in de omgeving en positie waarin Hij ons gesteld heeft, nog een oprecht bewogen oproep te laten uitgaan om toch terug te keren tot de Wet en tot de Getuigenis (Jes. 8:20a), opdat er nog eer in onze lande moge wonen.
De toekomst
De nood waarin de SGP verkeert, wordt niet veroorzaakt van buitenaf, maar juist van binnenuit. De tijden kunnen veranderd zijn, maar de Bijbel verandert niet. In dit verband sluit ik me bij ds. W. Visscher aan:
“Een wat krachtiger Bijbelse praktijk zou welkom zijn. De grootste zorg zijn niet de eisen van de overheid of iets dergelijks, maar de grootste zorg is de zwakte van binnenuit. Weten we nog waarvoor we staan? Gods geboden zijn heilzaam voor de hele samenleving. Ook de eerste tafel van de Wet des Heeren moet in de Christelijke politiek worden onderstreept.” 20
Ook ds. O.M. van der Tang legt de vinger op de wond als hij op de vraag: ‘Wat zou u graag anders willen zien in de SGP?’ antwoordt:
“De SGP heeft met haar nieuwe slogan ‘Wel godsdienstvrijheid, geen godsdienstgelijkheid’ een wissel omgezet. In de publicatie ‘Gerechtigheid verhoogt een volk’ wordt ervan uitgegaan dat de overheid grenzen moet stellen aan publieke uitingen van godsdiensten. Daarbij wordt echter niet Gods Woord als uitgangspunt genomen, maar worden de grenzen bepaald door de andere grondrechten en de verantwoordelijkheid van burgers volgens de wet. Dit is een koers die principieel afwijkt van wat de oprichters beoogd hebben en van wat de lijn is in tal van gereformeerde belijdenisgeschriften.” 21
Verschil tussen belijden en praktisch handelen
Belangwekkend is ook de analyse van dr. A.A. Kluveld, een historica en oorspronkelijk een buitenstaandster. Zij schreef een studie over gewetensvrijheid. Kluveld signaleert een spanning tussen wat op papier door de SGP wordt gezegd en de hedendaagse praktijk. Ze noemt onder meer de volgende voorbeelden:
“Het vrouwenstandpunt. Er zit spanning tussen het beginselprogramma (tegen passief vrouwenkiesrecht) en de praktijk (ze komen lokaal toch op kandidatenlijsten). Ik snap dat men zorgvuldig wil omgaan met de verschillende stromingen die er zijn, maar de partij is gebaat bij duidelijkheid.
Eenzelfde gevoel heb ik bij het thema godsdienstvrijheid. De SGP neemt daarover nu een ander standpunt in: stem voor de bouw van een moskee, maar leg wel in een stemverklaring je worstelingen rondom dat besluit bloot. Waarom in zo’n geval niet tegen stemmen, en dát dan uitleggen? De wet verplicht niemand om vóór een moskee te stemmen.”
“Is de SGP dan ergens huiverig voor?”, zo vraagt Kluveld zich hardop af. “Vreest men totale isolatie? Die volgt niet; de partij blijft nodig”, zegt ze. Of: “Zijn ze bang dat ze niet meer serieus worden genomen door de andere jongens op het schoolplein? Of dat ze kiezers kwijtraken? Ik betwijfel dat. De partij moet zich daar eens op bezinnen: is onze vrees terecht?” Kluveld herhaalt wat prof. dr. G. Voerman en dr. H. Vollaard ook al constateerden. “De SGP refereert jammer genoeg minder dan vroeger aan de Heere. Ze probeert nu vaker mensen te overtuigen met niet-Bijbelse argumenten. Dat begrijp ik wel: anders dan in de tijd van ds. Kersten kennen velen de Bijbel niet meer.” Kluveld zegt dat haar echter (zoals zij het noemt) “de irrationele angst” bekruipt “dat de SGP zal opgaan in een algemeen Christelijke partij. Het stevige SGPgeluid over bijvoorbeeld medisch-ethische thema’s verdwijnt dan. Dat zou ik jammer vinden.” 22
Luisteren naar buitenstaanders
Ik sluit me van harte bij de analyse van Kluveld aan. Daar ligt mijn zorg. Hoe helder en duidelijk zijn nog de bakens van de SGP? Moeten we ons nageslacht juist nu niet wijzen op de rijke voorrechten in het verleden genoten? Hen op te roepen pal te staan voor de beginselen van Gods Woord?! Of zijn onze kinderen al zo ver meegevoerd met de eis van de tijd en het praktisch haalbare dat zij zich voor hun afkomst zijn gaan schamen? In het 100-jarig herdenkingsjaar van onze partij blijken buitenstaanders over scherpere opmerkingsgave te beschikken dan eigen leden. Het standpunt van de onderscheidene recensenten kan onzes inziens een belangrijke bijdrage leveren voor een voortgezette en mogelijk verhelderende discussie rond de beginselen van onze partij.
In 1977 nam men het de Landelijke Stichting kwalijk toen deze waarschuwde dat de bakens verzet werden binnen de SGP. Dat was niet zo, zei men. Men bleef de lijn van ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt en ir. C.N. van Dis sr. voortzetten. Nu bevestigen buitenstaanders echter wat de Landelijke Stichting toen zei!
Waardevolle bakens zelf verwijderd
Ik sluit mijn ogen niet, maar om nu al te wijzen op bepaalde zinnen in artikel 36 van de NGB dat ze geen stand zullen houden voor een rechter, noem ik een belangrijk baken weghalen, terwijl de noodzaak om het schip de veilige haven in te loodsen juist meer dan ooit aanwezig is. En wat is de zondagsrust en -heiliging ons waard? Of wordt Gods dag ook ingeruild voor eigen gewin, wellust en eer. Zelfs mevrouw Grabijn-van Putten verbaast zich erover hoe lichtvaardig sommige SGP’ers met de zondag, met het vierde gebod, omgaan. Het zal opnieuw een baken zijn dat verdwijnt. En wat blijft er dan over?
Het valt te vrezen dat het individualisme al zover in onze partij is binnengeslopen dat wat ik persoonlijk vind, belangrijker wordt geacht dan de beginselen op grond van Gods Woord. Ja, dat de helft plus één, van wat de gezamenlijke ‘ikken’ vinden, uitgangspunt wordt. Ik vrees dat we te laat erachter zullen komen welke waardevolle bakens we zelf hebben verwijderd. Buitenstaanders wijzen haarscherp het gevaar van binnenuit aan. Ik verwijs in dit verband naar de analyse van dr. Vollaard. “Moderne SGP-politici hebben zichtbaar plezier in politiek bedrijven, stralen zelfbewustzijn en zelfs een bepaalde gretigheid uit. Maar juist dan rijst de vraag: Waarom zijn jullie er nog? Raken jullie het hemelse vaderland als doel niet steeds meer kwijt?” 23
Waar het loslaten van de zondagsrust en zondagsheiliging en “de gretigheid” toe leidt, hebben we bij de collegevormingen na de laatste gemeenteraadsverkiezingen kunnen zien. Gods dag wordt in sommige plaatsen opgeofferd ten gunste van het zitten op het fluweel van het college.
Bestaansrecht SGP
“Het is echter de vraag of de SGP haar stabiele achterban in de toekomst weet vast te houden”, zeggen Voerman en Vollaard. Zij wijzen erop - zoals zij dat aanduiden - dat “lichtere kerkelijke gemeenten” leden van “zwaardere gemeenten” blijven trekken. De “zwaardere kerken” weten volgens Voerman en Voortman “het ledenpeil op peil te houden door een hoger geboorteaantal.” Zij merken op dat de SGP nog wel “een tijdje vooruit” kan. Voerman en Vollaard concluderen dat dit alleen kan wanneer “de SGP “op haar klassieke achterban blijft leunen.” Afkalving is dan wel het lot, voorspellen zij. Bestaansrecht zou de SGP, volgens Voerman en Vollaard, kunnen behouden door terug te keren naar wat zij noemen “de rol van profeet aan de zijlijn: het luid en duidelijk verkondigen van Gods Woord in een van de meest zichtbare publieke arena’s in Nederland, de Tweede Kamer.” 24
Erosie in eigen kring
Oud-partijleider ir. B.J. van der Vlies is ook om zijn mening gevraagd over de toekomst van de SGP. Hij zegt behartigenswaardige dingen. Ik begrijp dat een antwoord geven op de vraag in hoeverre de “erosie in eigen kring” tegen te gaan is, niet zo eenvoudig is. De erosie ontkent hij niet. Noemt die zelfs “aangrijpend.” Echtheid en rechtheid zijn volgens hem nodig. Hij vervolgt dan: “Als er vanuit een authentiek profiel en een authentiek getuigen een voorleven is van een leven met de Heere, dan bindt dat. Dat overtuigt mensen, ook jongeren. Ik denk”, zegt Van der Vlies, “dat we veel kunnen leren van het vroegere Christendom. De werfkracht van de Christelijke gemeente was de onkreukbaarheid, de integriteit, de offerzin en de dienstvaardigheid. Als er pest uitbrak, gingen de Christenen niet op de loop zoals anderen, maar bleven de helpende hand reiken. Omstanders zagen dat Christenen een geheim hadden en dat ze zegen ontvingen. Die werfkracht zijn we tegenwoordig kwijt”, constateert Van der Vlies en hij sluit af met een vraag: “Zou er niet opnieuw een getuigenis van ons uitgaan als we meer van die daadkracht”, namelijk van de vroege Christenen, “zouden bezitten?” 25 Hij geeft met de vraag te stellen naar mijn mening gelijk ook het antwoord.
Bidders
Wat we nodig hebben, zijn bidders die de nood van ons volk, van de partij bij de Heere neerleggen. De antwoorden op de vele vragen moeten niet van ons komen. Maar van de Heere alleen, Die hemel, zee en aarde eerst schiep, en sinds bewaarde (Ps. 121:1 ber.). Standvastigheid en vastberadenheid hebben we nodig om pal te staan voor de beginselen gegrond op Gods Woord. Godsvreze is daarvoor nodig, want anders krijgt mensenvrees de overhand.
We moeten het verleden niet idealiseren. We zullen het heden reëel onder ogen moeten zien. Maar dan zullen wij ons wel eerst moeten verdiepen in de standpunten die in het verleden op grond van Gods Woord ingenomen zijn. Ik vrees dat de app- en twittercultuur van deze tijd het denken van menig partijgenoot vervult. Ja, dat de vluchtigheid en oppervlakkigheid van deze tijd ook bezit van ons heeft genomen. Nochtans komt de oproep om de bakens weer helder te laten schijnen. De kroonjuwelen van de SGP liggen in Gods Woord verankerd. Met waardering en bewondering constateer ik dat onze voorgangers in de partij met veel gaven en genade waren bedeeld en tot heldere standpunten kwamen. We mogen de Heere wel vragen om twee delen van hun geest.
Persoonlijke inkeer
Bij al ons politiek bezig zijn, beschouwen en handelen zullen we moeten beseffen dat één vraag het belangrijkst is: ‘Mijn ziele doorziet ge uw lot, hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God?’ Laten we die vraag niet vergeten! Het is een uiterst gewichtsvolle vraag. Laten we die meenemen en geen rust vinden, tenzij we die rust hebben gevonden die er overblijft voor het volk van God. Ds. Zandt liet geen gelegenheid ongebruikt om daarop te wijzen. Aan het slot van zijn partijrede in 1947 zei hij bijvoorbeeld:
“Meer dan het kleed is het lichaam, meer dan het lichaam de ziel. De ziel verloren, is alles verloren. Christus sprak: Wat baat het een mens, al gewon hij de gehele wereld en zijn ziel zou schade lijden in het eeuwig verderf. Laat ons bovenal mogen gedenken dat Christus sprak: Strijdt gij om in te gaan. Tot deze strijd wil ik u bovenal opwekken. Het leven van een Christen is en blijft op aarde een strijdend leven. Gelukkig als hij daarbij het meest met en tegen zichzelf te strijden heeft. In de weg van zelfverloochening mag gaan, dat zijn wil in Gods wil verslonden mag liggen. Dan zal hij af en toe te midden van de strijd de voorsmaken van het eeuwige leven genieten. De ere Gods zal hem dan op het hart gebonden worden en het ‘geloofd zij de Heere’ uit zijn ziel opwellen. Het zal bij hem worden: Het ga mij goed, het ga mij kwaad, de Naam des Heeren zij geprezen. Welgelukzalig de man die met David ootmoedig en nederig als zijn levenservaring belijdt: ‘Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn. De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. Onze ziel is ontkomen als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen. Onze hulp is in den Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft’ (Ps. 124:5-8).” 26
Noten:
1) Zie: In het spoor, oktobernummer 2018, p. 183-196
2) Zie: ‘Hervormde verdeeldheid brengt SGP in problemen’, in: RD, 12 mei 1981
3) G.H. Kersten, Vier hoornen. Rede uitgesproken bij de opening van de Algemene Vergadering van de Staatkundig Gereformeerde Partij te Utrecht op 17 februari 1937, Wijk en Aalburg 2017, p. 36. Te downloaden via: https:// www.inhetspoor.nl/partijredes/
4) De Gereformeerde Kerken (synodaal) schrapten in 1905 de zinsnede: ‘om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst, om het rijk van de antichrist te gronde te werpen’ uit artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Ook de ARP nam feitelijk afstand van deze woorden. Men beschouwde deze zogenaamde 21 woorden als een rooms overblijfsel. De ARP stond een godsdienstneutrale overheid en een zogenaamde geestelijke vrijheid voor.
5) P. Zandt, Uiteenzetting van de artikelen van het beginselprogram der Staatkundig Gereformeerde Partij, dl. 2, z.p., p. 24 (herspeld en licht hertaald). Hierna: Uiteenzetting.
6) H. Colijn, Van de overheid en ’s Heeren wet, z.j., p. 5 (herspeld)
7) Uiteenzetting, p. 26-27 (herspeld)
8) Uiteenzetting, p. 25 (herspeld)
9) Uiteenzetting, p. 25 (herspeld)
10) G.H. Kersten, Van zware strijd, Wijk en Aalburg 2016, 40 pagina’s. Te downloaden via: https://www.inhetspoor.nl/partijredes/
11) A.A. van der Schans, ‘Trouw aan roeping in context eigen tijd’, in: RD, 24 januari 2015
12) G. Groen van Prinsterer, ‘Studiën voor Ongeloof en revolutie’, in: Schriftelijke nalatenschap, dl. 9, Bescheiden, dl. 2: 1842-1876, ’s-Gravenhage 1991, p. 125-126 (herspeld). Hierna: Groen van Prinsterer
13) Groen van Prinsterer, p. 126 (herspeld)
14) L. Wijmenga, ‘Secularisatie vraagt om christelijk tegendraadse politiek’, in: RD, 23 maart 2018
15) Deze rede heeft oud-burgemeester D. Kodde uitgesproken tijdens de herdenkingsbijeenkomst ter gelegenheid van het 25-jarig Kamerlidmaatschap van ds. P. Zandt. Zie de brochure: Herdenking van het 25-jarig Kamerlidmaatschap van ds. P. Zandt, gehouden te Utrecht op 15 september 1950, z.j., p. 33 (herspeld).
16) P. Zandt, Het wee en het wel in het menselijk leven. Rede uitgesproken op de Algemene Vergadering der Staatkundig Gereformeerde Partij te Utrecht op woensdag 26 februari 1958, z.j., p. 4-5 (herspeld)
17) Zie: M. van Kooten, ‘Ogenblik. Een eeuw SGP’, in: Terdege, 2 mei 2018, p. 37
18) G. Wisse, ‘Pastorale brieven’, in: De Wekker, 30 april 1954 (herspeld)
19) G. Wisse, ‘Pastorale brieven’, in: De Wekker, 20 augustus 1954 (herspeld)
20) J. van ’t Hul, ‘Predikanten over ‘domineespartij’ SGP. Thema-artikel 100 jaar SGP’, in: RD, 19 april 2018
21) Idem
22) K. de Groot, ‘Kluveld: SGP gebaat bij duidelijkheid’, in: RD, 23 april 2018
23) A. de Jong en G. Vroegindeweij, ‘SGP: veranderd en vitaler dan ooit’, in: RD, 16 april 2018 (hierna: De Jong en Vroegindeweij)
24) G. Voerman en H. Vollaard (red.), Mannen van Gods Woord. De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-2018, Hilversum 2018, p. 16-17
25) De Jong en Vroegindeweij
26) P. Zandt, De Heere zij geloofd. Rede gehouden op de Algemene Vergadering van de Staatkundig Gereformeerde Partij te Utrecht op woensdag 9 juli 1947, z.j., p. 30-31 (herspeld)
Fotoverantwoording:
a) Beide advertenties uit de Eendrachtsbode van 21 mei 1981 via: www.krantenbankzeeland.nl. Foto Van der Vlies: By Rob C. Croes/Anefo (Nationaal Archief) [CC BY-SA 3.0 nl] via Wikimedia Commons.
b) Depositphotos
c) Depositphotos
d) Collectie Spaarnestad/NA/Anefo/Van Gelderen [CC BY- SA 3.0 nl] via Wikimedia Commons
e) Foto M. Bogerd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2018
In het spoor | 68 Pagina's