Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1948-2018: Herdenking 70-Jarig Bestaan van Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1948-2018: Herdenking 70-Jarig Bestaan van Israël

11 minuten leestijd

We herdenken dit jaar dat de staat Israël 70 jaar bestaat. Op 14 mei 1948 werd onder leiding van de gedreven Poolse zionist David Ben-Gurion (1886-1973) de onafhankelijke staat Israël uitgeroepen. Deze ‘Jom Haätsmaoet’ of ‘Dag van de onafhankelijkheid’ wordt door de Joden nog altijd trouw herdacht. Voor hen is deze datum een feestdag, een gedenkdag.

Na eeuwen in de diaspora geleefd te hebben schonk God de Joden op 14 mei 1948 weer een eigen staat. Ben-Gurion werd de eerste premier en de eerste minister van Defensie. Enkele jaren voordat de staat Israël een feit werd, nam hij deel aan de zionistische Biltmoreconferentie in New York (6 tot 11 mei 1942). Daar nam hij toen het besluit om zich met zijn volgelingen in te zetten voor een Joodse kolonie in heel Palestina. En het bleef niet bij een kolonie, het kwam onder zijn leiding tot een staat!

David Ben-Gurion droeg aanvankelijk de naam David Gryn, maar toen hij naar het toenmalige Palestina emigreerde en de politiek inging, begon hij de achternaam Ben-Gurion te dragen. Ben-Gurion betekent ‘zoon van een jonge leeuw.’ En dat was Ben- Gurion! Zo kunnen we hem met recht noemen. Hij behartigde met leeuwenmoed de belangen van de Joodse staat. Hij werd door het wekelijks verschijnend opinieblad Time Magazine uitgeroepen tot een van de honderd mensen die het meest vorm hebben gegeven aan de twintigste eeuw.

Een grootscheepse aanval

Op 14 mei 1948 las Ben-Gurion in het museum van Tel Aviv ten aanhoren van 240 medestanders de proclamatie van de nieuwe staat Israël voor. Na de ondertekening van deze onafhankelijkheidsverklaring en het uitspreken van de Hebreeuwse lofzegging: ‘Gezegend zijt Gij, Heere onze God, Koning van het heelal, Die ons in leven hebt gelaten en ons hebt behouden en ons in staat hebt gesteld deze dag te aanschouwen’, was de staat Israël een feit.

Het leek echter van korte duur. Want binnen 24 uur kwam een grootscheepse aanval van de Arabische wereld op gang. Vijf Arabische legers drongen van alle kanten het land binnen: uit het noorden het leger van Libanon, uit het noordoosten de Syrische troepen, in het centrum vielen vanuit het Oosten het Arabische Legioen en de Iraakse troepen aan en vanuit het zuiden rukte het Egyptische leger op. Het was duidelijk wat hun doel was! Zij wilden de jonge staat Israël vernietigen en de Joden in zee drijven. Iedereen dacht dat de Joden tegenover deze overmacht niet bestand zouden zijn. Zo wikten de mensen, maar God beschikte anders. De Joden die in alle opzichten ver in de minderheid waren, wisten in een bloedige en zeer verbeten strijd wonderlijk stand te houden. En toen ruim een jaar later, op 20 juli 1949, Syrië als laatste met de staat Israël een wapenstilstand sloot, waren niet de Joden, maar de Arabieren teruggedrongen. Alleen was het voor de Joden zo gevoelige en belangrijke oude stadsdeel van Jeruzalem, Oost- Jeruzalem, nog in Jordaanse handen.

Oorlogsdreigingen

Na de gesloten wapenstilstanden bleven de omringende Arabische landen zich in staat van oorlog met Israël beschouwen. Zij zetten feitelijk de oorlog in de vorm van een guerrillaoorlog voort. Zij bleven steeds op de totale vernietiging van Israël en zijn Joodse bewoners aansturen. In de eerste dertig jaar van zijn bestaan kwam het daardoor tussen hen en Israël nog driemaal tot een treffen.

De tweede oorlog (1956)

Vanuit de Egyptische Sinaïwoestijn pleegden terroristen regelmatig zelfmoordaanslagen in Israël. Ook had Egypte de Israëlische haven Eilat geblokkeerd en de Straat van Tiran voor de Israëlische scheepvaart afgesloten. Op 25 oktober 1956 stelde Egypte met Syrië en Jordanië een gezamenlijk militair commandocentrum in met het oog op een vernietigingsoorlog tegen Israël. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Om zo’n vernietigingsoorlog te voorkomen opende Israël op 29 oktober 1956 zelf de aanval op Egypte. Een groot gedeelte van de Egyptische Sinaïwoestijn werd onder de voet gelopen en de door Egypte bestuurde Gazastrook bezet. Zelfs wisten de Verenigde Naties maar ternauwernood te verhinderen dat Israël doorstootte naar Cairo, de hoofdstad van Egypte. Op 6 november 1956 eindigde de strijd in een bestand. Israël had de kamp gewonnen. Internationale druk dwong Israël wel (in maart 1957) de veroverde Sinaïwoestijn en de Gazastrook weer terug te geven.

Zesdaagse oorlog (1967)

Er deden zich in 1967 een aantal conflicten voor tussen Israël en Syrië. Dit leidde uiteindelijk tot een heftige strijd tussen Israël aan de ene zijde en Egypte, Jordanië en Syrië aan de andere zijde. Tijdens deze oorlog die vanwege de duur van de oorlog (van 5 tot 10 juni 1967) de Zesdaagse Oorlog is genoemd, hebben Israëlische militairen werkelijk als leeuwen gevochten. En het mocht baten. Niet dankzij de macht van het Israëlische leger, maar dankzij de Almachtige, Die hun de overwinning gaf.

Om een mogelijke opbouw van een overmacht aan Arabische troepen te voorkomen voerde het Israëlische leger op 5 juni 1967 een verassingsaanval uit. Het vernietigde de Egyptische luchtmacht en een frontale aanval op het Egyptische leger in de Sinaï zorgde ervoor dat Egypte zijn leger uit het noorden van de Sinaï terugtrok. Tot blijdschap van de Israëli’s liet het Egyptische leger daarbij het grootste deel van het aanwezige materieel achter.

Op 7 juni 1967 werd na een strijd op leven en dood de hoofdstad Jeruzalem door het Israëlisch leger geheel ingenomen. Het was ook de dag waarop de Jordaanse legermacht een enorm verlies leed doordat deze in Samaría een tankslag verloor. Jordanië trok zich terug over de Jordaan en zo kon Israël de Westelijke Jordaanoever innemen.

Moshe Dayan (1915-1981), de toenmalige minister van Defensie, zette op 10 juni 1967 een aanval in om de Golanhoogten op Syrië te veroveren. Dat is een heuvelachtig gebied op de grens tussen Libanon, Syrië, Jordanië en Israël. Na een zware strijd lukte dit. Met het bezetten van de Gazastrook, de Sinaï, de Westelijke Jordaanoever en de Golanhoogten verviervoudigde het gebied waarover Israëls regering regeerde. Opnieuw mocht Israël als overwinnaar uit de strijd komen.

Jom Kippoeroorlog (1973)

In 1973 brak de Jom Kippoeroorlog uit. Op 6 oktober 1973, op Jom Kippoer, de jaarlijkse Grote Verzoendag, vielen de legers van Egypte en Syrië Israël tegelijk op twee fronten aan. Aanvankelijk leek het met Israël de verkeerde kant op te gaan. De eerste twee dagen leed Israël nederlaag op nederlaag. Op 6 en 7 oktober 1973 bezetten de Egyptenaren met een grote legermacht een brede strook langs de oostoever van het Suezkanaal. Een poging om dit Suezkanaal over te steken mislukte gelukkig omdat de Egyptische machten en krachten de kracht van de Israëli’s onderschat hadden.

In het noorden brak het Syrische leger al snel door de Israëlische stellingen op de Golanhoogten heen. Maar op de derde dag, op 8 oktober 1973, kwam de wending. Op die dag wist het Israëlische leger de Syrische opmars te stoppen en vanaf die dag werden de Syriërs in de verdediging gedrongen. In een verbeten strijd werd het Syrische leger steeds verder teruggedrongen en ten slotte verslagen. Op 13 oktober naderde het Israëlische leger zelfs Damascus tot op 15 kilometer!

Ondertussen hield het Egyptische leger nog steeds krachtig stand. Maar op 16 oktober lukte het tankgeneraal Ariël Sharon, die later premier geworden is, met zijn tankdivisie een doorbraak te forceren. Hij stak het Kanaal over en bedreigde toen de Egyptische legers in hun achterhoede. Op 25 oktober werd het Egyptische leger bij het Suezkanaal omsingeld, waardoor Egypte de strijd moest opgeven en een staakt-het-vuren overeenkwam.

Ook deze oorlog was in het voordeel van Israël geëindigd.

De aanval op Jom Kippoer was feitelijk wel een heel laffe daad. Op die dag namelijk vierden de Joden de Grote Verzoendag. Het openbare leven lag op die feestdag stil. En omdat er die dag geen bussen en treinen reden, bemoeilijkte dat de mobilisatie van de reservisten. In deze laffe aanval zien we iets terug van de bittere vijandschap, maar ook van de schandelijke lafheid van de mohammedaanse landen tegenover het Joodse volk. Toch moesten zij uiteindelijk het onderspit delven. God gaf Israël de overwinning.

Anti-Israël

De oorlogsdreigingen vanuit een deel van de Arabische wereld zijn blijven bestaan en zijn er nu, na 70 jaar, nog steeds. Iran, Hezbollah en Hamas zijn uit op de vernietiging van de staat Israël. Hezbollah en Hamas zijn, gesteund door Iran, voortdurend bezig om daarvoor een modern wapenarsenaal op te bouwen. Deze terroristische organisaties zijn vervuld met een dodelijke haat tegen Israël.

Daarnaast nemen ook de Verenigde Naties voortdurend een antihouding tegen Israël aan. En met de Europese Unie is het niet veel beter gesteld. Verder stellen westerse media Israël voortdurend in een kwaad daglicht. Hun berichtgeving is niet objectief. Daarmee berokkenen ze Israël veel (imago)schade. We willen zeker niet alle daden van de staat Israël goedkeuren - in feite is de staat Israël in veel opzichten een seculiere staat -, maar dit rechtvaardigt niet een mediaoorlog tegen Israël.

Wie zich aan Israël vergrijpt, zal daarvan zelf de schade ondervinden. Ds. G.H. Kersten schreef in zijn dogmatiek: “God doet de Joden voortbestaan. Zijn toorn rust kennelijk op hen die Israël zoeken uit te roeien, zoals kortgeleden bij vernieuwing is gebleken over Hitler en diens aanhang.” 1 Eerder, in 1938, liet hij zich in de Tweede Kamer op dezelfde zin hierover uit:

Wandelend in het voetspoor van de oude gereformeerden nemen wij geen vijandig standpunt in tegen de Joden. Veeleer vervult ons deernis met hen bij de onbeschrijfelijke ellende die hen van eeuw tot eeuw treft. (…) Het is dan ook verre van ons dat wij de schrikkelijke vervolgingen zouden rechtvaardigen. Integendeel, wij moeten die scherp afkeuren. Het is uit liefde tot het geslacht dat door de apostel Paulus genoemd wordt: ‘beminden, om der vaderen wil’, dat ik de hoop uitspreek dat de vervolgingen daartoe mogen dienen dat de Joden de knie mogen buigen voor Koning Jezus als de enige en waarachtige Zaligmaker. Die Zaligmaker hebben de Joden verworpen. (…) Toch zijn de beloften voor de bekering van de Joden gegeven. Hun voortbestaan is in de Schrift verzekerd. Wie het dan ook waagt zijn hand te slaan aan het bestaan van de Joden, zal ervaren dat God over het nageslacht van Abraham waakt.” 2

Ten besluite

De diepste bron van al deze haat en van deze antihouding is ongetwijfeld het feit dat de duivel weet dat er nog onvervulde beloften van God liggen voor het Jodendom. Uit het Jodendom zullen er nog velen toegebracht worden tot de Kerk die zalig wordt. Zij zullen tot de erkenning gebracht worden van de enige Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus (1 Tim. 2:5b). Want er is voor het Jodendom geen tweede weg tot de zaligheid. Anders gezegd: er is ook voor het Jodendom geen zaligheid buiten Christus om.

Dat God de staat Israël inmiddels 70 jaar staande gehouden heeft te midden van alle verwoede aanvallen, is voor het Jodendom een zeer grote weldaad. Niettemin verkeert een groot deel van het Jodendom nog in een zeer ernstige toestand. Hun zinnen zijn verhard. Want tot op den dag van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden, hetwelk door Christus tenietgedaan wordt (2 Kor. 3:14).

Maar ook Nederland is diepgezonken. Mochten er onder ons nog voorbidders voor Gods Kerk en voor land en volk gevonden worden! We willen dit artikel dan ook toepasselijk besluiten met de woorden die ds. J. Fraanje in 1936 schreef:

O Nederlands volk, jong en oud, hoe diep zijn we gezonken, hoe ver is de praktijk van het gelovig beleven weg, daar we over verscheidene dingen gaan twisten zonder iets van de grote schuld in de praktijk te beleven. Het is een zuchten op aarde tegen elkaar, ach, mocht het worden voor elkaar. Toch, ik kan het niet verzwijgen, is het een artikel in mijn gebed geworden niet alleen te zuchten voor Christenen en heidenen, maar in het bijzonder ook voor het ontzaglijk diep weggezonken Jodendom. Nog kortgeleden is mijn ziel met tranen vervuld aan het worstelen geraakt en riep ik uit: ‘O God, zijn er dan geen uitverkorenen meer in het Jodendom op aarde? Hebt U ze allen en geheel verworpen? O Heere, mijn Koning, ik grijp U aan om Uzelven.’ Vergun mij zo te spreken zonder gemoedelijk te worden. Ik bedoel dit niet als een profetie, maar zeg: ‘Het is een artikel in mijn gebedsleven geworden’, en ik dacht: ‘Ik zal moeten zwijgen, ik kan niet meer’, maar toen sprak de Heere: ‘Zou Mij één ding te wonderlijk zijn? Zou ik het zeggen en niet doen, spreken en niet bestendig maken?’ Mijn ziel greep moed. God weet Zijn tijd en hoe velen of weinigen het er dan ook zullen zijn, Hij weet het.3


Noten:

1) G.H. Kersten, De Gereformeerde Dogmatiek, dl. 2, Utrecht 1988, p. 315 (herspeld)

2) Handelingen Tweede Kamer, 1938-1939, 2 december 1938, p. 724 (herspeld)

3) J. Fraanje, Aantekeningen uit de kleine catechisatie, Gorinchem 1983, p. VII-VIII (herspeld)

Fotoverantwoording:

a) Government Press Office (Israel) [CC BY-SA 3.0] via Wikimedia Commons

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2018

In het spoor | 68 Pagina's

1948-2018: Herdenking 70-Jarig Bestaan van Israël

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2018

In het spoor | 68 Pagina's