Iets over de verhouding tusschen Prins Willem I, Marnix van St. Aldegonde en P. Dathleen.
Betrekkelijk veel is over hun onderlinge verhouding geschreven, niet altoos zonder overdrijving. Dat Granvelle hen steeds in éenen adem noemde, is begrijpelijk; tegenover den dienaar van Philips waren zij inderdaad éen, en ook overal, waar Marnix in naam van Oranje optrad, heeft hij diens plannen met gloed verdedigd. Daaruit volgt echter nog niet, dat Marnix altoos aan de hand van Willem I heeft geloopen. Neen, meermalen bestond tusschen hen verschil van meening; Marnix moest voor de plannen van den Prins dikwerf gewonnen worden. Ten opzichte van de „Geestdrijvers" bleef verschil bestaan, en v-^aar Marnix op het gezegde van Oranje niet oogenblikkelijk een antwoord gereed had, ging hij pruttelend heen. De Prins was zijn meerdere; deze wist Marnix altijd te overreden, veelal te overtuigen. Bij dat diplomatieke overwicht van Oranje voegde zich de hoogachting, welke Aldegonde zijn meester toedroeg; hij achtte den Prins „uitnemender" dan zichzelven. Daar hij niet twijfelde aan het doel van Oranje, als gericht op „het behoud van Gods Kerk", vonden de plannen van den Prins, de verbonden, welke deze wenschte te sluiten, bij Marnix ten slotte altoos instemming, ook wanneer hij daarmede aanvankelijk niet was ingenomen. Die hoogachting van Oranje's persoon, bekwaamheid en doel, in ballingschap geworden, door omgang toegenomen, verklaart het verschil tusschen Marnix en Datheen. Marnix zag met Oranje naar buitenland
Marnix zag met Oranje naar buitenlandsche hulp, berustte in een modus vivendi, zooals de Pacificatie van Gent en den „Godsdienstvrede" en koesterde groote verwachtingen van Anjou. Datheen daarentegen verwachtte niets van een verdrag met Rome, en zag daarin juister; hij wilde den strijd zien uitgestreden op leven en dood; weigerde iets anders te erkennen dan de Gereformeerde religie; hield aan het Woord va«t, en handhaafde het Woord, desnoods tegen Oranje en diens politieke combinatién. Ongetwijfeld was de lijn van Datheen zuiverder dan die van Marnix, al heeft de eerste waar hij niet tot, maar over Oranje sprak, de grenzen van eerbied zeker overschreden.
(Uit: Tjalma's Marnix van Sint Aldegonde).
De mensch zegt: „Ik geloof niet aan den Bijbel!" God zegt: (Rom. 3 : 3): „Wat is het, al zijn sommigen ongeloovig geweest ? zal hunne ongeloovigheid het geloof van God te niet doen ?"
Ik heb u liefgehad met een eeuwige Helde, daarom heb ik u getrokken met goedertierenheid. Jeremia 31 : 3.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1904
Kerkblaadje | 4 Pagina's