Een gebed van Calvijn bij de uitlegging van Ezechiël.
Almachtige God ! Daar Gij uw volk toen het van zijne erfenis verstoeten was, zonder ophouden met degenade uws Geestes hebt verwaardigd en ook te midden van dien ondergang een profeet hebt verwekt, die het tot het leven terugriep, toen zijn toestand reeds wanhopig was, geef, dat uwe kerk, die heden door uwe hand smartelijk wordt geslagen, daarbij niet van troost beroofd zij, maar wil ons doen zien, dat midden in den dood het leven van uwe barmhartigheid te wachten is, opdat wij al uwe kastijdingen geduldig dragen, totdat gij u verzoend als onzen Vader openbaart en wij aldus eindelijk in dat zalige Koninkrijk worden vergaderd, waar wij de volle zaligheid in Christus Jezus onzen Heere genieten. Amen.
(Zie A. Zahn, die beidenletzten Lebensjahre von Johannes Calvin S. 135.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 maart 1905
Kerkblaadje | 4 Pagina's