Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Geneesheer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geneesheer.

8 minuten leestijd

Twee mannen togcu op den dag der Opstanding naar Emmaus. (Luc. 24.)

Zij waron goheel vervuld van hetgeen in de laatste dagen in Jeruzalem geschied was. Het was hun de dood, dat Jezus niet meer leofde. Hun mond liep over van hetgeen hun hart zoo vol deed zi.in. Daarvan raakten zij niet uitgepraat, En nu zij gehoord hadden, dit er waren, die vertelden, dat Jezu? niet meer in 't graf was, maar leefde, had dit hen nog meer in verwarring gebracht. Jezus en Jèzu» alleen nam al hun gedachten in beslag. Zij konden in hun droefheid en ziclesmart door uiemand geholpen worden dan door Jezus. En Hij had Zich bij hen gevoegd op den weg. Maar hun oogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden. Op Zijn belangstellende vraag zeiden zij alles en hielden niets achterwege. Zi_i gaven daarbij genoeg te kennen, dat, hoe zeer hun geheele ziel met den Heiland vervuld was, zij toch menschen waren. En van dezen segt de Heere Jezus: „Uit het hart des menschen komt voort onverstand." Hoe bleek dat hier, waar aan de opstanding volstrekt niet gedacht wordt, niettegenstaande zij daaromtrent toch onderwezen waren.

De Heere openbaart zich als de vriendelijke Geneesheer. Maar hoe handelt Hij daarbij ? Dikwijls moet de geneesheer hard zijn en diep in de wond snijden, opdat al het bederf uit het lichaam verwijderd worde.

Wellicht zegt iemand, dat het 't eenvoudigste zou zijn geweest, als de Heere hun de oogen geopend had en gezegd : „Ik ben het!'' Dan zou hun klacht terstond tot zwijgen zijn gebracht. Maar de Heiland gaat een anderen weg en heeft daarvoor zijn goeden grond. AVat zou het hem gebaat hebben, of Hij hen voor een oogenblik Zijn heerlijkheid had doen zien ? Zij 20uden met groote rcrbaasdheid Hem aangezien hebben. Maar zij verstonden dan nog volstrekt niet de beteekenis van Zijn lijden, wisten niet. dat Hij juist aan het kruis de zonde droeg en hun de hoogste zaligheid verwierf D,i mjin legt Hij eerst een hechten giond, opdat hot gebouw hunner hope niet los en wankel sta.

„O onverstandigen en tragen van hart om te gelooven." Dat een mensch geen acht geeft op het helder schijnend licht, op die lamp, die ons pad ve^icht,'^d. i. Gods Woord. „O onverstandigen en tragen •an hart," als gij de Schrift geloofdet, waarlijk dan zoudt gij zingen en juichen en al uw droefheid zou verdwijnen, wijl gij zoudt zien, hoe een verlossing bewerkt it, waarover de engelen in den hemel zich grootelijks verblijden.

„O gij ouverstandigon en tago'i vanh.irt," over uw eigen gedachte n pein»t eii zint gij. Als gij in plnats daarvan 't Woord celoofdet, dan zoudt gij luide juichea en ni«t zoo treurig meer d aarhean g*an, maar ais begenadigde koning.skindoren getroost en goedsmoeds voorwna ts treden met 't uitzicht op Zion.

Die bestraffing is een gevolg van de hoogste liefde. Daar gaat een ziel treurig haar weg. Op de vraag: waarom zoo droevig? geeft zij ten antwoord: ach ik bon zoo elli^ndig, EOO arm. Het is alles zoo koud en zoo dood. En de Heere zegt: gij dwaas wf.arom gelooft gij niet, wat geschreven staat ? Gij klangt over uw armoede, waarom gelooft gij dan niet: „zalig zijn de armen van geest, want hunner is hel Koninkrijk der hemelen." Gij klaagt u aan, d&t gij zoo goddeloos zijt, waarom gelooft gij niet, dat ,,God de goddeloozen rechtvaardigt om niet." Gij zoudt misschien in uw eigen oogen' liever vroom zijn, doch dan KOudt gij immers geen Hei- ' land noodig hebben. Gij zegt .• het ziet , er bij mij zoo erbarmelijk uit, waarom gelooft gij dan niet, dat de Heere Jezus voor zondaren stierf d. i. voor zulken, bij wie het er zoo treurig uitziet? „Waarom weegt gij nog geld uit voor hetgeen geen brood is ?" Waarom kwelt en pijnigt gij u alsof gij iets in orde kondt maken ?

Gij gelooft, dat gij zonder Jezus verloren gaat. Dat is juist. Zoo betuigt het de Bijbel. Maar waarom gelooft gij dan niet alles, wat in den iiijbel staat ? Waarom gelooft gij dan niet, dat Jezus juist voor verlorenen in do wereld k%Tam ? Gij wilt gaarne wat voor oogen hebben, het zien en tasten. Maar wanneer gij in plaats daarvan uw Bijbel geloofdet. geheel geloofdet on u meer gingt verdiepen in dat groote heerlijke werk van den Zaligmaker, die voor hellewichten stierf dan zoudt gij vroolijk zijn zooals het ooit een mensch wa«. Doch ik voel dat niet, men moet dat toch aan zich zelf gewaar worden. O gij onverstandigen ! waar staat dat iii uw Bijbel, dat gij dat moet voelen ? Gelooft in den Heere Jezus Christus! Gelooft, dat Hij uw Borg geworden is! Buigt toch uw stijven nek onder 't Woord des Heeren 1 Geeft u toch Hem over! Vertrouwt u zelf aan Hem toe met al uw nooden en zorgen en zonden ! Dan breekt welhaast de zon der genade door en het voelen komt ook, waar gij met al uw hart aan Hem hangt. „O gij onverstandigen en tragen van é

hart, om te gelooven." Wijl de discipelen des Heeren zoo gaarne van hun ongeloof verlost Kouden zijn, iiamen zij hot den vreemdeling niet kwalijk, dat hij zoo tot hen sprak. d t e „ v h

Dat is de zaak, waaraan de Heere in liefde en ontferming de hand legt, ons ongeloof. Dat is onze krankheid, de kwaal, waaruit allerlei ellende ontstaat 1 Daarmee is het in 't paradijs al begonnen. Adam kwam uit ongeloof tot zonde en overtreding en stortte zich en al zijn nakomelingen in jammer en ellende. d l i t , k v G

,Moest de Christus niet al deze dingen lijden en alzoo tot Zijn heerlijkheid ingaan ?" v E n

De bestraifing van den Vreemdeling was voor hen als een frissche koelte, die den nevel des twijfels wegvaagde. f s v d

En nu geeft Hij hun een uitlegging van het O. Testament, zoo schoon en zoo kostelijk als zij het nog niet hebben gehoord. Met tal van grepen uit de profetiën heeft Hij hen onderricht, hoe Jezus Christus de Hoeksteen was, van de menschen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar. Juist zoo moest het komen, dat Hij als de koperen slang in de woestiju, aan het kruis verhoogd wei'd om alle doodkranken tot Zich te trekken. God had het plan der verlossing zoo vastgesteld, dat Hij moest sterven, om verzoening te doen. Zoo maakt Hij het klaar, dat 't zoo duidelijk mogelijk ia 't O. Testament beschreven was, dat Hij het Lam Gods was, dat de zonden der wereld wegdraagt. Waren z^ dan geheel blind voor de Waarheid Gods ? Ja, dat waren zij inderdaad. Maar nu vallen hun aU schellen van de oogen. Nu komen zij tot de erkentenis : Ja Christus moest alzoo lijden en tot Zijn heerlijkheid ingaan. Het was hun alles in de schoonste orde voor oogen gesteld. Het kon toch niet anders! Daar is 't kruis 't teeken des heils. De Messias, de Gezalfde Gods km dus niet in het graf blijven. d e st w o d d n m zo (d te g de „ hij ri o be ni zi sc te H ve

Hij moest door lijden tot heerlijkheid komen. Hoe licht werd het thans voor de jon{;eren ! De glans van de Paaschzon straalde hun ii'. het duistere hart en 't werd j daar warm.

I Laat ons er op letten, lieve lezer, hoe de [leere Jenus de Zijnen inleitlt in de Schriften. lilr is alzoo maar een weg der zaligheid, door do diepte naar boven, door I verlorenheid tot zalig worden, door sterven tot de opstanding.

Wij zien de Bijbelheiligen door onze verkeerde gedachten vaak in eon geheel ander licht dan waarin de Schrift hen ons v.)oi'sk'!l. Van nature hebben zij ook niets dar. zonde en ellende. Zij «ijn slechts door geil ,de gyred. Geen stralenkrans omgeeft hen, of het is van de uitstrüling der eeuwige liefde en erbarming Gods. Lezon we van hen, laat ons dan de

Lezon we van hen, laat ons dan de rechte toepassing maken I

Vergeten wij het niet, wat het Woord zegt, opdat wij door geen moedeloosheid ons laten beheerscheii. De zaak ligt vast.

Wij zijn in het testament als erfgenamen geschreven. Wij sijn in Hem, den Gelief- : de, a ngenaam gemaakt. Verscheurd is | het vooiliangsel ! Geopend eijn Jeruzalems i parelpoorten ! En toch gaan wij vaak nog zoo treurig daarheen, alsof alles inbeeldig : ware, on waarom ? Omdat wij op onze j ellende zien in plaats van te gelooven, wat I geschreven staat. De Heere zegt: „O on- | verstandigen en tragen van hart om te I gelooven al hetgeen de profeten gesproken { laebben.

Dat Offer, dat God de Vader bestemd heeft, dat de Zoon gebracht heeft, geldt in eeuwigheid, ook al zitten wij in het donker. Het ooldnau, dat door de opstanding -van Jeauf Christus onder onzen schuldbrief geschreven en verzegeld is, heeft eeuwig kiacht. De Heiland zegt van al de Zijnen : „Zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid." M.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1905

Kerkblaadje | 4 Pagina's

De Geneesheer.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1905

Kerkblaadje | 4 Pagina's