Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1 Timotheus 4, vs. 8b.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1 Timotheus 4, vs. 8b.

III. De Godzaligheid heeft de belofte.

1 minuut leestijd

'e Heiland zegt: „Zoekt eerst het Ko- "^^^ nlnkrijk Gods en zijn gerechtigheid <S en alle andere dingen zullen u toegeworpen worden." Tracht er naar die gerechtigheid deelachtig te worden, welke voor God geldt, dan zult gij op uw eigen gerechtigheid niet bouwen, waarmee gij verloren zoudt gaan. Zoekt daar in de eerste plaats naar, dat gij voor Gods rechterstoel moogt vrijgesproken worden, dat gij gewasschen en gereinigd moogt worden in het bloed van Jezus Christus. Twijfelt toch niet aan 's Heeren trouw en goedertierenheid, want de Godzaligheid is tot alle dingen nut en heeft de belofte voor dit en het toekomende leven. Dat is onteerend voor een vader, die rijk met aardsche goederen gezegend is, als zijn kind zou zeggen : ik weet niet of mijn vader mij wel te eten zal geven. Het verdenkt zijn vader, die hem liefheeft, van liefdeloosheid. Dat is zonde. En zoo bezondigen wij ons aan den Vader in den hemel, als wij Hem verdenken, dat Hij niet machtig genoeg is om ons te kunnen helpen, dat Hij niet bereidwillig daartoe is, om ons koninklijk te verzorgen. Hij heeft rijke heerlijke goederen en Hij geeft ons de belofte, dat Hij ons die wil schenken. En Hij is een Waarmaker van Zijn Woord. Hij laat ze niet onvervuld en dat is nu de schat van troost, welken de wereld niet heeft, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet. Maar de godzaligheid heeft dien schat, want zij bezit de belofte voor dit en het toekomend leven. De Heere wil de Zijnen goedsmoeds doen zijn. Hij wil zeggen: „gij moogt u gerust aan Mij toevertrouwen. Ik verbind Mij aan u in oprechte liefde en trouw. Ik zal uw God zijn en gij zult Mijn volk zijn." „Uw brood is zeker en uw wateren zijn gewis." „Tot de grijsheid toe zal ik Dezelfde zijn." „Ik zal u ondersteunen en u dragen.' „Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten." „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen." Wij hebben de belofte Gods voor dit leven. „Ik heb nooit den rechtvaardige verlaten gezien noch zijn zaad zoekende brood." „Werpt uw brood uit op het water en gij zult het vinden na vele dagen." „Ik God ben uw God." „Doe uwen mond wijd open en Ik zal hem vervullen" „Zeg den rechtvaardige, dat het hem welgaan zal."

Ja, zegt iemand, dat zijn wel schoone woorden, maar de uitkomst! Welnu leert ons niet het leven van al Gods kinderen, dat de Heere Zijn Woord bevestigt, dat Hij een Waarmaker Zijns Woords is ? Ging het niet menigmaal met hen als door het vuur en het water, doch de Heere heeft hen uit alle angst en vrees gered. Lezen we in het heilig Bijbelboek niet overvloedig van dezulken, die bij Gods Woord bleven en op Zijn goedertierenheid hoopten, dat de Heere aan hen Zijn beloften bevestigde ? En aanschouwen we het nog niet overvloedig, dat de Heere niet een van al Zijn goede woorden ter aarde laat vallen. En de beloften 'zijn er niet slechts voor dit, maar ook voor het toekomende leven. Daar kan vrees zijn en wie, die zichzelf kent, zal zich daar niet van moeten beschuldigen, dat hij zich voor de toekomst menigmaal laat beangstigen, maar de Heere zegt: „Bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijne goedertierenheid zal van u niet wijken en het Verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere uw Ontvermer." Hij heeft het ons beloofd, dat na de woestijnreis het land der ruste ons wacht. En Paulus zegt: „Voorts is mij weggelegd de kroon de rechtvaardigheid, welke de Heere mij in dien dag geven zal, en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad." En zijn wij ontrouw, zoodat wij moeten vragen : „heb ik Hem wel wezenlijk lief?" zoo zegt Hij, „dat onze ontrouw Zijn trouw niet te niet doen zal." „En God zal alle tranen van hunne aangezichten afwisschen en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn, want de eerste dingen zijn weggegaan." „Ziet, zegt de Heere, Ik maak alle dingen nieuw." „Gelijk Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad heeft, zoo heeft Hij hen liefgehad tot het einde."

Het is uit deze belofte, dat Gods kinderen leven, zooals geschreven staat: „Bij deze dingen leeft men." Men ondervindt bij de beoefening des geloofs heel duidelijk, dat men tot de Zijnen behoort en dat om die reden die beloften ons gelden. En nu wil de Heere, dat wij daarbij blijven. Hij is een jaloersch God, naijverig op Zijn eer. Hij wil, dat wij op Zijn beloften pleiten. Zij zijn zoo vast als de bergen, want zij hebben zulk 'n goeden grond. Die grond is in Christus Jezus, den Zoon Zijns welbehagens, die het voor de Zijnen verworven heeft, dat zij zich daarop verlaten kunnen. Hij heeft daartoe hun zonde in Zijn lichaam gedragen op het hout en Hij heeft hen gereinigd en gewasschen, zoodat zij voor het aangezicht des Vaders mogen verschijnen als een heilig volk, als kinderen, die niet liegen zullen, hun ongerechtigheden kennen en ootmoedig belijden, maar dan ook Hem groot maken, dat Hij hun Zijn gerechtigheid toerekent. Hebben wij nu wel opgemerkt, dat deze menschen, die de godzaligheid hebben, recht praktische menschen zijn ? Zij leven in deze tegenwoordige wereld, maar behooren met lichaam en ziel Christus toe. Zij hebben mitsdien hun wandel in de hemelen, waaruit zij hun Zaligmaker verwachten die hun vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam. Welgelukzalig noemen wij hen, dat zij met heel hun hart den Heere aankleven en niet den Mammon, dat zij Gode geheiligd zijn in het bloed des Lams en wat hun dan wedervaart, zij steunen altijd weer op de beloften Gods en klemmen zich daaraan vast. o Dat wij nooit voet geven aan het ongeloof! Gebeurt het, dat wij het deel, dat God geeft, karig vinden, dan ligt het hieraan, dat ons oog niet eenvoudig is, of dat wij nog niet persoonlijk tot God zijn gekomen, tot de fontein en bornput der eeuwige vreugde en zaligheid. Maar zoo wij ons tot God wenden met geheel ons hart, dan ondervinden wij, dat Hij koninklijk en vaderlijk helpt, dat Hij redding en uitkomst geeft.

Denkt toch niet aan het goed der wereld, aan het goud en zilver, om daarop uw geluk te bouwen en steunt ook op uw verstand niet. „Zoekt eerst 't koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid." Dat wil zeggen, gij kruipt in het stof en dan is Christus u alles, maar zoo niet, wat vrucht zal 't zijn, als gij al uw levensdagen uw geloof en hoop en vreugde in de dingen der wereld gehad hebt en gij zinkt ten laatste er voor eeuwig mee weg in den afgrond, waar zal zijn weening en knersing der tanden.

Maar zij, die des Heeren volk zijn, hebben het onuitsprekelijk goed, want die trouwe God in den hemel is hun God. Hij woont in het midden van Zijn volk en Hij geeft vreugde en zaligheid in het hart, omdat Hij al Zijn beloften en toezeggingen vervult en de Zijnen doet leven van den zegen, die van Zijn lippen druipt, doet leven van het Woord, dat uit Zijn mond uitgaat. De eeuwige beloften Gods falen nimmer, omdat bij Hem geen verandering of schaduw van omkeering is. Hoe zalig is dan ook de mensch, die zijn vertrouwen op den Heere stelt. Hij ondervindt het, dat Zijn Woord waarachtig is en onder alle omstandigheden blijft dit van beteekenis:

„Wacht op den Heere en zijt sterk en Hij zal uw hart versterken, wacht, ja wacht op den Heere!" M.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 november 1909

Kerkblaadje | 4 Pagina's

1 Timotheus 4, vs. 8b.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 november 1909

Kerkblaadje | 4 Pagina's