lets over Menno Simons en de Doopsgezinden in Nederland.
FEUILLETON.
(Naar het Hoog-Duitsch.)
Op deze en soortgelijke wijze wees Menno op de noodzakelijkheid der nieuwe geboorte uit den Heiligen Geest, alsden eenigen weg tot de zedelijke vrijheid, die uit het waarachtig geloof aan Gods Woord door Christus te voorschijn treedt.. . Eene vernieuwing van binnen uit beschouwde Menno als den eenigen rechten weg, zoowel voor den enkele als voor de gemeente van Christus. Als gevolg der plotselinge, ongewone vrijheid, na eeuwen van dienstbaarheid onder de Kerk en den Clerus, brak ook in Duitschland eene ongebondenheid en teugelloosheid uit, tegenover welke Luther zelfs bijna machteloos stond. Elke deugniet, die het vertrouwen in de Kerk verloren en zich harer tucht ontrukt had, misbruikte den naam van Luther tot rechtvaardiging van zijn goddeloozen levenswandel. Menno geeft ons een beeld van deze ongeregeldheid uit den tijd, toen hij aan de kusten der Oost-zee werkte, in de volgende woorden: „De aanhangers van Luther misbruiken dikwijls zijnen naam en zijne leer, daar zij gelooven, dat ons het geloof alleen zalig maken kan, zonder toedoen der werken, die toch uit het echte geloof moeten voortkomen. Met deze beschouwing is het onwetende volk in zulk een goddeloos, wild leven verzonken en de teugel zoo slap gelaten, dat men onder Turken en Tartaren, wel nauwelijks zulk een leven vinden zal. De liederlijke wandel, vloeken bij de wonden en sacramenten des Heeren, geeft daarvan getuigenie. Bloedvergieten en vechten heeft einde nog maat. Zij zeggen : de heUlooze paus met zijnen geschoren hoop heeft ons lang genoeg met zijn vagevuur, biechten en vasten bedrogen ; wij eten wat wij willen, hetzij vleesch of visch, want alle schepsel Gods is goed, en niets is verwerpelijk"! „Wat daaruit echter volgen moet, daaraan denken zij niet, namelijk met mate en dankzegging genieten. Ook zeggen zij: „Geloofd zij God, nu verstaan wij, dat onze werken niet gelden, maar alleen het bloed en de dood van Christus onze zonden kan uitwisschen", en dan zingen zij: „de strik is gebroken, en wij zijn vrij", en ieder, die hun dit nazingt, is een vrij evangelisch mensch, hij leve, hoe hij leve; en komt er iemand die ze uit trouwe, oprechte liefde vermanen en straffen wil, hun het voorbeeld en de leer van Christus recht voorhouden wil, die moet hooren, dat hij een werkheilige, hemelbestormer, huichelaar en wederdooper is". Tegenover deze verwilderde menigte stonden Menno en zijne medearbeiders machteloos, zoodat zij zich moesten beperken tot hen, die evenals zij, afschrik van zulke toestanden hadden en verlangden naar tucht en zede, zonder daarbij de vrijheid te missen, die de waarheid, zooals Christus haar geleerd heeft, geeft. Het openbaar optreden van Menno trok de opmerkzaamheid van Karel V. Voornamelijk deden dit zijne strijdschriften, b.v. een, getiteld : „de Wederspreking van Babel", waarin hij zonder vrees het schadelijke der Roomsche Kerk in het licht stelde, en zijn vermanend schrijven aan de overheden, die zijne aanhangers met de Munstersche waanzinnige dweepers op eene lijn stelden en ze vervolgden en doodden, waar zij slechts konden. In dit laatste schrijven verzocht hij om zijne leer, gelijk zij in zijne geschriften neergelegd was, en den levenswandel zijner aanhangers van tevoren te onderzoeken.
Tot nu toe had hij ongemoeid geleefd, terwijl zoovele zijner geloofsgenooten reeds aan het kettergericht in handen gevallen waren en den brandstapel bestegen hadden. Voornamelijk is dit te verklaren uit de omstandigheden, dat hij, ofschoon hij de Kerk verlaten had, aanvankelijk slechts in stilte voor zijne zaak gewerkt had, en de vervolgingen in West-Friesland nog niet met zulke gestrengheid waren opgetreden, als in de andere Nederlandsche provinciën, vooral in Vlaanderen. Van nu aan dwongen de nasporingen der ketterzoekers hem echter, slechts op de meest onmerkbare wijze, onder den vrijen hemel, of in bosschen en in afgelegen gebouwen, met de zijnen tot gemeenschappelijke oefening samen te komen, en kon hij slechts verborgen de doopgezinde gemeenten, die zich begonnen te organiseeren, bezoeken. Een tijd lang ontging Menno nog de vervolging, terwijl velen zijner aanhangers verbrand werden, omdat zij zich van hem hadden laten doopen, of hem geherbergd hadden.
H. j. T.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 september 1911
Kerkblaadje | 4 Pagina's