Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De lofzang van Maria.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lofzang van Maria.

7 minuten leestijd

En Maria zeide: Mijne ziel maakt groot den Heere; En mijn geest verheugt zich in God, mijnenEn mijn geest verheugt zich in God, mijnen Zaligmaker;Omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; Want zie, van nu aan zullen mij zaligWant zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten;Want groote dingen heeft aan mij gedaan, Hij, Die machtig is, en heilig is Zijn Naam;En Zijne barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vreezen;Hij heelt een krachtig werk gedaan door Zijnen arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten;Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd; Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld;Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden; Hij heeft Israël, Zijnen knecht, opgenomen,Hij heeft Israël, Zijnen knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid ;(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham en zijn zaad) in der eeuwigheid.Luc. 1 : 46—55.

Het is een heerlijk lied, de lofzang van Maria, geheel en al God verheerlijkend. Zijn grondtoon is: De mensch niets. God alles. Het is een loven en prijzen den Heere, een aanroepen van Zijnen Naam, een verkondigen van Zijne deugden, een vermelden van Zijne daden; en het dient tot versterking desgeloofs en fot vertroosting van alle armen en ellendigen Gods, maar óók tot beschaming en verschrikking van allen, die zich tegen Hem stellen ; tot oprichting van datgene, wat niets is, maar tot nederwerping van dengene, die zich aanmatigt iets te zijn, terwijl hij toch niets is.

De lofzang laat zich gevoegelijk in drie deelen splitsen. In het eerste gedeelte (vs. 46—49a) looft Maria de barmhartigheid Gods haar persoonlijk bewezen. In het tweede (vs. 49b—53) verkondigt zij in 't algemeen den raad van Gods vrije ontferming. En in het derde gedeelte (vs. 54—55) roemt zij de verlossing van Israël, d. i. van Gods volk ééniglijk door 's Heeren almachtige genade en onwankelbare trouw.

I. Toen Maria zich in het geloof door den Heiligen Geest had onderworpen aan den wil en raad Gods, die haar door den engel Gabriel was geopenbaard en verkondigd in de woorden: „De Heilige Geest zal óver u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook dat Heilige, dat uit u zal geboren worden, zal Gods Zoon genaamd worden" (vs. 35), toen is zij niet terstond in een gevoel van hemelsche verrukking heengegaan om te vertellen, wat haar wedervaren was. Neen, daarvan lezen wij niets. Ware het zóó geweest, dan zouden wij haren lofzang als dadelijk daarop geuit, vermeld vinden. Veeleer blijkt uit haar reis naar hare nicht Elisabeth (de moeder van Johannes den Dooper), dat zij behoefte heeft gevoeld aan versterking des geloofs. En de Heilige Geest, Die haar ondersteunde, heeft haar gewis dien weg geleid, opdat zij inde benauwdheid en aanvechtingen harer ziel, terwijl zij in hare omgeving bij niemand troost vond, door hare nicht, die ook zelve Gods bijzondere wondermacht ervaren had, zou versterkt en bevestigd worden in het geloof aan de toezegging Gods. Want eerst bij Elisabeth, nadat deze door den Heiligen Geest haar begroette als de moeder des Heeren, kwam haar geloof tot overwinning en brak zij uit in jubelen en lofgezang,

Haar lied, dat in de woorden veel overeenkomst heeft met dat van Hanna, de vrouw van Elkana, de moeder van Samuel (1 Sam- 2) getuigt, dat zij éénzelfde miskenning heef ondervonden; dat zij evenmin als Hanna geacht is geworden door degenen, die zich groot en heilig waanden ; dat zij dus eene miskende is geweest, als niets geacht door deze vrome lieden, — dat men haar getuigenis niet verstaan heeft. Maar „zalig is zij die geloofd heeft, want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden" (vs. 45), die uitspraak Gods, haar door Elisabeth toegeroepen, heeft haar vertroost en versterkt, haar zóó met vreugde vervuld, dat haar antwoord één lied van lof en blijdsehap was in den Heere haren God. De Heilige Geest opende haar het hart en de lippen, en zij riep den Naam des Heeren aan, zeggende: „Mijne zid maakt groot den Heere; en mijn geest verheugt zich in God, mijnen Zaligmaker." Deze woorden openbaren wat in hare ziel omging, wat op den grond van haar hart lag. Zij zijn de uiting van het verborgen leven, van hare stille gemeenschap met den Heere. Zij getuigen, dat zij zonder den Heere niet leven kon, dat Hij haar heil en eer, haar algenoegzaam deel en goed was, dat zij geen anderen steun geen anderen troost had dan Hem, Die is de rotssteen van ons heil, de toevlucht in allen nood. Daarom, hier is geen groot maken, verheffen en verheerlijken van zichzelven. Want, o zoo klein maakt de geloofsgemeenschap met den Heere, ze doet laag bij den grond blijven, om door genade gedragen, alles alléén van den Heere te verwachten. Hij is het leven, de kracht, de hoop en troost der ziel. Dat de Heere, de getrouwe God en Zaligmaker geloofd, geëerd en geprezen zij, dat was Maria's lust en verlangen. In Zijne eer ligt hare zaligheid. Zoe vond zij schier geene woorden om uit te drukken, wat zij gevoelde; maar ziel en geest, haar geheele innerlijk bestaan ging — om zoo te zeggen - op in den lof Gods; zij smolt weg van blijdschap in den Heere.

Hij is haar eer, haar Verlosser en Heiland, in Wien zij zich verheugt met die onuitsprekelijke vreugde, welke alleen de Heilige Geest schenkt, en waarvan de wereld niets verstaat.* Het was een uitstorten van haar hart voor haren Heere en Zaligmaker, een Hem eeren, lieven en loven in verbrijzeling des geestes. Zie, dit is het rechte loven, de ware verheerlijking van onzen God en Heere, als het eigen ik wegvalt, en alléén Zijne eer het hart vervult. En dit is de ware blijdschap, die de ziel met stillen vrede vervult, als de Heilige Geest van het eigen zondige, booze, onreine en arglistige hart ons doet afzien en blikken doet in het harte Gods om daarin te lezen den Naam: zaligmaker. Die van zonde, nood en dood verlost. Die Naam doet over alle ellende en verderf heenzien, doet aanschouwen de eeuwige heerlijkheid, het eeuwige leven, dat ons uit genade bereid is. Ja, in dien Naam, in den Naam Jezus had God Zich aan Maria geopenbaard, imm^ers, toen Hij haar liet aankondigen : „Gij zult een zoon baren, en zult zijn naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden". En zie nu, waar de Heilige Geest haar voorlicht en als 't ware voorzingt, daar looft zij God en bezingt den lof van Hem, dien zij onder het hart droeg, van Jezus Christus, haren Heere en Zaligmaker. Waarover verheugde zij zich dus ? Daarover, dat haar, die eene zondares was, barmhartigheid geschied is. Maria hield zich niet voor een heilige, die geen vergeving van zonden en reinigmaking noodig had. Integendeel; want roemende in God, haren Zaligmaker, spreekt zij daarmede hare behoefte als zondaar uit, als eene, die zichzelve niet kan zaligmaken. Wie toch den Heere God zijnen Redder noemt, deze mensch bevindt zich in zichzelven reddeloos verloren. Als Maria dan in haar lied zegt, dat de Heere „de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien", dan getuigt zij daarmede: ik ben een ellendig mensch, een geringe, onnutte dienstmaagd voor den Heere, maar mij, onwaardige, is barmhartigheid geschied. De Heere heeft in liefde op mij neergezien, heeft de hand Zijner ontferming naar mij uitgestrekt. En in de vreugde over zoo groote genade haar, de bij de wereld verachte, miskende en onbekende, en in haar eigen oog zoo onbeduidende, geringe dienstmaagd, door God uit den hemel bewezen, roept zij uit: 7,want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten". Waarom zullen de geslachten haar zalig spreken ? omdat zij de moeder des Heeren is ? Neen, dat had Maria niet op het oog, daarvan rept zij ook geen woord Zij laat dan ook niet volgen: want ik ben de moeder des Heeren ; maar: „want groote dingen heeft aan mij gedaan Hij, die machtig is, en heilig is Zijn naam." Daarmede getuigt zij: van nu aan zullen de geslachten erkennen, dat hetgeen ik van de barmhartigheid en genade, van de gerechtigheid en waarheid Gods getuigd heb, waarachtig is. Zij zullen bekennen, dat God de almachtige Zich over mij ontfermd heeft, dat Hij met mij is, en zij zullen God in mij prijzen, dat Hij woord en trouw houdt. Dus in niets stelt Maria zich op den voorgrond, verheerlijkt geenszins zich zelve, maar zij verheerlijkt God, looft Zijnen Naam en groote daden.

Eene Maria-vereering naar de afgodische Roomsche wijze is dan geheel en al in tegenspraak met haar getuigenis, wordt er met alle beslistheid door veroordeeld. De Heilige Geest leert ons door haren lofzang, om door onzen eigen naam en roem de streep te halen, en als arme, nietige, ellendige en verlorene zondaren in ons zelven, alléén te roemen, te eeren, te loven en te prijzen den almachtigen Ontfermer, God onzen Zaligmaker, Die, zooals een apostel schrijft, datgene verkiest wat niets is,opdal Hij hetgeen iets is, te niet zou maken; opdat geen vleesch zou roemen voor Hem"; maar „die roemt, roeme in den Heere" (I Cor. 1 : 31.) Op dezen raad van Gods vrije ontferming wijst Maria's lofzang in de verzen 49-53. E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1912

Kerkblaadje | 4 Pagina's

De lofzang van Maria.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1912

Kerkblaadje | 4 Pagina's