Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vreeze Gods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vreeze Gods.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid", zoo sprak de wijze Prediker. Buiten God is niets bestendig. Al wat wij met de oogen zien, met de handen tasten, gaat voorbij. Het is alles slechts voor een tijd. Wonderlijk is het, om te zien, hoe krampachtig de mensch zich aan de zichtbare dingen vasthoudt. Hij kan bet niet loslaten! en moet ervan losgemaakt worden, als hij er werkelijk los van zal zijn. God kan het een mensch leeren, om het zichtbare op de juiste waarde te stellen, zijn hart er niet aan te geven. Duartoelegt Hij hem iets in de ziel, dat hem ervoor bewaart, om de ijdelheden na te volgen.

Wat dat is? Dat is Zijn vrees, waarvan de dichter zegt: „de vreeze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid". Van nature is de mensch onrein en daarom moet God hem genadig zijn, om hem de zonde te vergeven en hem van zijp zonden te reinigen, opdat hij er vatbaar voor zou zijn, dat die reine vreeze in hem gelegd wordt. Zoo was Maria die vreeze deelachtig, wijl Jezus tot haar zeide: „Wees getroost, uwe zonden zijn u vergeven, uw geloof heeft u behouden".

Die vreeze Gods was in 't hart van Jozef, toen hij zeide: „Hoe zou ik zoo groot kwaad doen en zondigen tegen God". Wat er ook van komen mocht, het ontzag voor Gods heilige Wet hield hem terug van de booze daad en bewaarde hem voor den strik, welke de goddelooze vrouw van Potifar hem spande. En het heeft hem niet geschaad, dat hij wegens zijn vreeze Gods eenigen tijd smaad en schande heeft moeten verdragen. Ten laatste is hij toch tot groote eer gekomen.

Die vreeze Gods gaat gepaard met kinderlijk vertrouwen. Wij moeten dat wel opmerken, omdat het iets anders is als de slaafsche vrees, waardoor een mensch bang is en in zijn bangheid meer aan zichzelf denkt dan aan den Heere God. De slaafsche vrees doet hem kruipen, maar zoodra hij ervan bevrijd is, verheft hij zich in zijn hart. Maar deze vreeze maakt, dat hij in kinderlijke liefde, met hartelijk vertrouwen zegt: Abba Vader! Zijn hart is er vol van en hij denkt met blijdschap aan de genegenheid en liefde, welke de Vader voor hem heeft, waarvan hij de blijken gedurig mag ontvangen.

Wie God mag vreezen, ziet naar boven en weet, dat al het zichtbare, moge het nog zoo schoon en voortrelTelijk zijn, toch welhaast verdwijnt, en hem geen uur van rust kan schenken. Maar de vreeze Gods gaat gepaard met vrede en rust, zoodat men ondanks al het woelen en drijven van de wereld en haar dienaars, toch zich bewust' mag zijn, dat men deel heeft aan de rust, die ei;,overblijft voor Gods volk. Dan wordt men gewaar wat het is:

In de grootste smarten

Blijven onze harten

In den Heer gerust.

Ik zal Hem nooit vergeten.

Hem mijn Helper heeten,

Al mijn hoop en lust.

Moet men dan ook het kruis dragen, het ïal geen nadeel doen, want ook, als men moet uitroepen : „Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten'?" wijkt het nachtelijk duister en de zon gaat óp. Dan komt het leven uit den dood te voorschijn. De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn, in wiens hart Hij ZiJTi vreeze gelegd heeft.

Die vreeze Gods is iets tusschen God en de ziel. Het wordt in Psalm 25 een heilgeheim genoemd. Dus kan een ander het niet weten. Dus mag een ander daar ook niet over oordeelen. Als God het werkt, dan is er een innige betrekking tusschen Hem en de ziel. En Hij geeft meerdere genade, zoodat er ook geschreven staat: „de verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vreezen". Dus de Heere maakt dat bekend aan de-zulken. Hij neigt hun harten daartoe, Hij leidt hen dieper erin, zoodat zij al meer verstaan, wat God bereid heeft voor degenen, die Hem liefhebben, zoodat zij daarin hun steun, hun troost, hun houvast mogen hebben.

Wanneer we dit opmerken, dan mogen wij ons verheugen te midden van al de ellende dezer wereld, waar dood en verderf ons van alle zijden aangrijnst. De Heere begeeft Zijn eilendigen niet. Hij ziet ons aan en Hij vraagt ons: gelooft gij nu, dat Ik die God ben? Gelooft gij, dat Ik u liefheb? Gelooft gij, dat Ik u zoo liefheb, dat Ik mijn eigen lieven Zoon, Mijn Kind voor u in den dood heb overgegeven, opdat Ik u als Mijn Kind zou aannemen. Ik zurg voor u, Ik help u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid. Gelooft gij dat? Dan zal Mijn

Gelooft gij dat? Dan zal Mijn vreeze bij u zijn en gij zult de zonde haten en vlieden en in deze wereld kuisch en rechtvaardig leven en met vrijmoedigheid de zaligheid verwachten van de ver- schijning van onzen grooten God en Zaligmaker Jezus Christus.

Wordt het u bestreden, dat gij God vreest, laat het u niet ontnemen, maar klem u des te meer aan Hem vast en worstel er om, dat gij door Hem vastgehouden moogt worden. Dan zult gij het beleven, dat de groote Herder met Zijn schapen de eeuwige heerlijkheid binnengaat want een van die schapen zijt gij! M.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 december 1914

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Vreeze Gods.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 december 1914

Kerkblaadje | 8 Pagina's