Hopen.
Het is goed, dat men stille zij en op den Heere hnpe in dezen ernstigen tijd. o Het ziet er zoo treurig uit, want het heeft den schijn, alsof God niet meer genadig wil zijn, alsof Hij liever wil dooden dan in het leven behouden. Zal men dan den afval nog grooter maken? Zal men dan in ons land geen acht nemen op hetgeen elders geschied f? Zal het niet tot ons doordringen, dat de gerichten Gods op den aardbodem zijn? Moet God ook niet onze zonden thuis zoeken ? Zal Hij Zich ook niet van ons afkeeren en ons slaan met het zwaard der vijanden? Laat er toch een buigen zijn onder Zijn majesteit, een buigen voor Zijn Woord. Dat Woord verkondigt ons zoo duidelijk, welke booze verkeerde menschen wij zijn, opdat wij ons niet verheffen, ons niet verzetten, maar. erkennen Zijn recht, om ons te kastijden en te tuchtigen. Dat Woord predikt ons ook de eeuwige ontferming, welke er in Hem is jegens den arme en geringe, die op Hem vertrouwt. Wat zal het worden met de gemeente des Heeren, hoe zal het nog gaan met het volk van Nederland? Dwaas zijn we, als we ons ijdel verheffen in de gedachte, dat het met ons beter is dan met de volken rondom ons. Beter is het alleen dan, als wij geen grond in ons vinden, maar op Hem hopen, ons op Hem verlaten. Immers dan hebben we een heerlijken steun en houvast in Zijn belofte: „Ziet des Heeren oog is over degenen, die Hem vreezen op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. De Heere ziet op zulken, die op Hem hopen, op Hem wachten in hun angst en kommer. Dat is dus de eenige grond, om goedsmoeds te zijn. Want als Zijn oog over ons is, dan kan h&t ons niet kwalijk gaan. Itömers Hij is iifi alle leed tot hun hulp gereed. Hem staat alles ten
dienste. Hij kan ook, als alle deuren gesloten zijn. Zijn kinderen in vrijheid stellen.
Het recht is aan onze zijde geheel verbeurd. Wij kunnen geen aanspraak laten gelden, maar het Woord zelf leide nns daarheen, dat juist voor zulken, bij wie het een gansch afgesneden zaak is, toch nog verwachting is. Voor dezen is er genade, goedertierenheid. Wij mogen dus de loevlucht nemen tot Zijn genade, tot Zijn vrije ontferming. Bij den Heere is veel vergeving, opdat Hij gevreesd worde. Laat ons dieonwankeüiare belijdenis vasthouden. Waar genade heerschappij heeft, behoeft God Zich niet om onze boosheid van ons af te keeren, maar daar kan Flij een iegelijk, die tot Hem komt, aannemen. Hij wil allen, die op Hem vertrouwen, genadig zijn. Laat ons dus hopen, dat de Heere het oor tot ons wil neigen. Laat ons hopen, dat Hij het leven ons schenkt. Dan kan geen angst zoo groot zijn, geen gevaar zoo verschrikkelijk, of de redding komt. Zijn oog is over degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. Hoopt dan op Hem, zooals die vrouw, die bij zichzelf overleide, dat zij uit haar nood gered zou zijn, als zij maar den zoom van Zijn kleed mocht aanraken, zoo ook wij, als we maar met Hem in aanraking mogen komen, maar iets mogen zien van Zijn hoogepriesterlijk gewaad, want dan weten wij, dat Hij als de barmhartige Hoogepriester voor al onze zonden volkomen verzoening heeft aangebracht.'^ :"y
Laat Otis hopen op Zijn goedertierenheid, want daardoor alleen kan het weer terecht komen in deze wereld, als de Heere al wat hoog is, nederslaat en de trotsche geweldhebbers verbrijzelt, zoodat zij moeten ophouden met nog langer den vrede te verstoren en de welvaart duizenden. te vernietigen van
De Heere zag hen en kende ze, zoo heet het van het verdrukte volk, dat zwart was geworden van dienstbaarheid. Laat het ons niet vergeten, dat Zijn oog open is over degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. Dan wordt het wel ervaren, dat van Hem beide is, het zilver en het goud en alle overvloed. En als de vraag komt: hebt gij ook aan iets gebrek gehad? Neen, Heere, aan niets! Hij heeft op" wonderbare wijze geholpen. Daarom hoopt op den Heere, zoo zult gij heerlijk ondervinden, dat Hij is een Waarmaker van Zijn Woord. Daardoor komt het, dat bij alles wat wij doormaken, inen uitwendig, het Woord ons boi'g is, dat het einde goed zal zijn, ja boven alles goed. Daarom hoo|it op Zijn goedertierenheid, want dan zal het u naar Zijn goedertierenhied gaan en u zal geschieden naar uwgeloof. M.
geloof.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1915
Kerkblaadje | 8 Pagina's