Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waarachtige Toevlucht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waarachtige Toevlucht.

8 minuten leestijd

Maar de goedertierenheid des Heeren is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vreezen, en Zijne gerechtigheid aan kindskinderen; aan degenen, die Zijn verbond houden, en die aan Zijne bevelen denken om die te doen. Psalm 103 : 17, 18.

Waar wij ook in dit leven eene toevlucht zoeken, eene schuilplaats tegen de ellende, moeite en kwellingen, die eiken dag zich openbaren, wij zoeken tevergeefs. Overal in het zichtbare stuiten wij op het onbestendige en wisselvallige van het leven zelve. En toch zijn wij zoo gehecht aan de zichtbare dingen, hebben er zoo groot vertrouwen in, dat, of wij ook al teleurgesteld, herhaaldelijk teleurgesteld worden, wij niet ophouden er de rust en het heil te zoeken. En alwie het er bleef zoeken, zonder zijne dagen, die als een schaduw voorbijgaan, te tellen, opdat hij een wijs hart ontvinge, een hart, dat alleen op het onzichtbare, op den eeuwiglevenden God de hoop vestigt, — och, hij vond op het einde niet anders dan den dood, en stierf zonder God, buiten Diens alleen zaligende gemeenschap. Het einde toch van alle vleesch is de dood, wiens kiem wij door de zonde, naar Gods rechtvaardig oordeel in ons omdragen. „Door Uwen toorn vergaat ons kwijnend leven" zoo doet de dichter van den QOsten Psalm ons hooren; en bekend is het getuigenis: „De dagen des menschen zijn als het gras; gelijk een bloem des velds, alzoo bloeit hij. Als de wind daarover gegaan is, zoo is zij niet meer, en hare plaats kent haar niet meer" (Ps. 103, vs. 15, 16). O, hoe machtig predikt het ons, dat niets hier standhoudt, dat ons leven zelf is als een damp, die ras verdwijnt. Hoe luide roept het ons toe: „Menschenkind, bereid uw huis, want gij gaat sterven." „Sterven!" en als men dan geen ander goed heeft gezocht, geen ander hei! begeerd dan wat de vergankelijke jaren brachten; als men zóó de eeuwigheid ingaat, ach, welk een schrikkelijk lot wacht ons! O, dat wij sidderen met heilig beven, opdat wij niet rusten, vóórdat wij een veilige rustplaats gevonden hebben, die ons eeuwig leven verzekert, ja, eeuwig leven te midden van den veelvoudigen dood in en rondom ons. Maar die rust, die schuilplaats tegen den alles vernielenden vloed des doods, dan ook niet in het zichtbare gezocht, maar eeniglijk in Hem, Die dood en leven in Zijne handen heeft, van Wien de gemeente des Heeren getuigt: „Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God! de God, Die eind noch oorsprong heeft, Die eeuwig, eeuwig leeft."

Het dus niet gezocht in het vergankelijk genot van dit leven, waarin de wereld, die in het booze ligt, zich een wijle vermaakt, om daarna te plukken z^jn eeuwig wrange vruchten. — Maar welk is dat genot? is het datgene, wat God ons in de ijdele dagen van ons leven te genieten geeft met allen, met wie Hij ons door de banden des bloeds, des geloofs en der liefde verbonden heeft? Geenszins; immers, dat is vrucht van Zijn leven, de gift Zijner liefde. Het is een geurige rops, welke Hij in Zijne wonderbare genade en macht ons te midden van zoovele doornen en distelen laat vinden. Het is eene weldaad Zijner goedertierenheid voor dit tijdelijk leven. En ook ten dezen aanzien wordt ons de betuiging in hart en mond gelegd: „Loof den Heere, mijne ziel! en vergeet geene van Zijne weldaden"; want ach, hoe zeer vergeten wij deze, en betoonen onzen ondank, waar aanmatiging en liefdeloosheid onze harten vervult! Onder genot des levens, waarvan het einde is de dood, hebben wij te verstaan alles, wat de wereld in goddeloos en vroom gewaad ons voortoovert, en waarvan de grondslag is: liefde tot het eigen ik. Het is de begeerlijkheid der oogen, de begeerlijkheid des vleesches en de grootschheid des levens, wat alles niet is uit God, den Vader in de hemelen, maar uit den booze. En of zich dat bij ons voordoet in verachting van Gods Woord en Gebod, om slechts te wandelen naar het goeddunken des harten, dan wel in eigengerechtige betrachting der Wet, waarbij de eigene wijsheid en kracht, deugd en heiligheid op den troon zitten, — het is beide de wereld. Het is te zamen het werk en de gezindheid van het vleesch, van welks heerlijkheid het naar Gods Woord heet: „Zij is als verdord gras, als eene afgevallene bloem." Het is vrucht van ons geheel bedorven ik, van ons onreine leven voor den Heere; is mitsdien des doods en ten doode. Het kan dus geen stand houden, maar moet vergaan; het draagt den wortel des verderfs in zich. Niet alleen het grof zingenot der goddelooze wereld, maar ook het meer verfijnd genot der godsdienstige wereld, — of het ruw dan wel beschaafd, gemeen of fatsoenlijk heet, — het is alles vergankelijk en verderfelijk. Het gaat alles met den mensch in den dood, in het graf.

Wie dan niets anders heeft gevonden, niet in den Heere God zijne toevlucht heeft gezocht, kan in het gericht des Heeren niet bestaan, hij moet daarin omkomen, d. w. z. hij wordt niet vernietigd, maar wordt verwezen tot datgene, waarin hij slechts heil heeft gezocht, den eeuwigen dood, het eeuwig verderf. Het is het voor eeuwig afgescheiden zijn van God, Die het leven is. Nietwaar, dat is rampzalig. Doch laat ons niet aan anderen denken, maar aan onszelven. Waarop zijn wij uit? Van waar verwachten wij ' het heil ? Waarop is ook voor het jaar 1916 onze hoop gevestigd voor ons tijdelijk én eeuwig welzijn ? Laat ons in gedachtenis houden, hoe vergankelijk wij zijn; laat on§ er- kennen, dat wij stof zijn. Elke toevlucht bij ons, naar onze wijsheid, in onze kracht en vroomheid; elke hulp in het zichtbare beschaamt; daarmede komen wij bedrogen uit, de dood antwoordt. „Maar", en dit is een machtig, een uitkomstgevcnd, een heil- en troostrijk woord: „de goedertierenheid des Heeren is van eeuwigheid en tot eeuwigheid en Zijne gerechtigheid van geslacht tot geslacht. Alzoo: de Heere is een waarachtige toevlucht. De Heere, Wiens Naam het ons reeds zegt: Die is, Die Hij is, van eeuwigheid en tot eeuwigheid Dezelfde; Die niet verandert, bij Wien geen schaduw van omkeering is; Wiens jaren niet ophouden, de eeuwiglevende God, Wiens Woord waarachtig is, eenvoudig en eeuwig gelijk Hij Zelf; Wiens toezeggingen en beloften nimmer falen, „Wiens goedertierenheid is van eeuwigheid en tot eeuwigheid.".

Wat is Zijne goedertierenheid? Het is Zijne hefde tot de Zijnen, waarmede Hij hen in Christus Jezus liefheeft en zegent. Zij bevat alles, wat uit deze liefdebron vloeit, uit deze fontein stroomt, zoodat de dorstige naar God en Zijn heil heerlijk gelaafd wordt, als overstroomd met Zijne weldaden en zegeningen in den Zoon Zijner Hefde, zooals het heet (vs. 4): „Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden". Het is Zijne liefde, in welke Hij de Zijnen heeft uitverkoren ten eeuwigen leven in Christus Jezus, Dien Hij in de wereld gezonden heeft, door Wiens bloed Hij hen verkregen, gerechtvaardigd en geheiligd heeft; door Wiens Geest Hij hen voortdurend reinijt en heiligt, hen bewaart van de wereld en den booze, om te Zijner tijd hen tot Zich op te nemen in heerlijkheid.

Het is eene goedertierenheid van eeuwigheid en tot eeuwigheid, d. i. de Heere bemint Zijn volk met eene eeuwige hefde. Hij heeft hen lief tot den einde, gelijk Hij hen lief gehad heeft vóór de grondlegging der wereld. En deze liefde verandert niet; gelijk zij niet afhing van den mensch, maar vrij, ongehouden, onverplicht zich aan zondaren geopenbaard heeft en openbaart, zóó blijft zij dezelfde in alle eeuwigheid: „Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijne goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer" (Jer. 54 : 10).

Zoo is Zijne goedertierenheid in der eeuwigheid; en Zijne gerechtigheid aan kindskinderen, d. i. van geslacht tot geslacht. Zijne gerechtigheid, door welke Hij in dit leven rechtvaardig maakt door het geloof en hierna eeuwig verheerlijkt. Zijne gerechtigheid, volgens welke Hij, Zijner waarheid getrouw, vervult wat Hij beloofd heeft — ja, al de eeuwen door, zoodat Zijne gemeente wel standhouden zal, wat haar ook van alle kanten tegenstaat en bedreigt.

Dat wij hier lezen: „aan kindskinderen", wijst ons nog in het bijzonder op de belofte Gods, welke de Gemeente heeft voor haar zaad, volgens de woorden van Zijn verbond: „Ik zal uw God en uws zaads God zijn", zoodat de verbondsbebeloften niet alleen den volwassenen in de gemeente van Christus gelden, maar ook de kleine kinderen, èn allen, die daar verre zijn, zoovelen als de Heere onze God ertoe roepen zal. (Gen. 17:7. Hand. 2 : 39).

Zoo is er dus tegenover het ijdele, wisselvaUige en onbestendige van dit leven, tegenover het vergankelijke leven zelve, een onbedrieglijke, eeuwigblijvende toevlucht. Tegenover het bestaan en woelen van alle vleesch, in schijn vaak zoo machtig en heerlijk, metterdaad echter zoo ledig en machteloos, is er een vaste grond, dien geene stroomen der ongerechtigheid en eigengerechtigheid, geene stroomen van leugen, van listen en lagen der wereld en des duivels kunnen teniet doen. Het is eene sterkte, die standhoudt te midden van alle zichtbare en on

zichtbare machten der duisternis, die tegen God en Zijne gemeente woeden; eene sterkte, die staande houdt alle armen en ellendigen, die verstaan, wat het zeggen wil: „Ons leven is een gestadige dood". O, het is een heerlijke rust onder al het onrustige des tegenwoordigen tijds. — Welzalig hij, die deze toevlucht gevonden heeft; hij is weigeborgen bij zijnen God, den Heere, „Wiens goedertierenheid is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vreezen, en Zijne gerechtigheid aan kindskinderen." A. E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916

Kerkblaadje | 8 Pagina's

De waarachtige Toevlucht.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1916

Kerkblaadje | 8 Pagina's