Strijd om in te gaan.
En er zeide een tot Hem: Heere, zijn er ook weinigen, die zalig worden? En Hij zeide tot hem: Strijd gij om in te gaan, want velen, zeg Ik, zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen. Luc. 13 : 23,24.
Wie wil zalig worden? Velen denken er niet aan, laat staan willen. Menigeen denkt om niets anders dan om eten en drinken, en leven naar het goeddunken des harten, naar den lust des vleesches. Velen zijn op hunne wijze godsdienstig, gaan ter kerk, en als de Roomschen,doen hun plicht. Zij nemen een stichtelijk uur waar, maar zalig worden, niet zooals de mensch het wil, ja gaarne in den hemel komen, maar zooals God zaligmaakt dat wil niemand. •
Wat is zalig worden? Het veronderstelt gemis van de zaligheid. God schiep den mensch, opdat hij met Hem zalig zou zijn. Maar de mensch heeft zich door zijne ongehoorzaamheid aan het goede gebod Gods in de ellende gestort, in zonde en dood, is voor God verloren. Zalig worden is dan verlost te worden van zonde en dood, genade, gerechtigheid en eeuwig leven hebben, vrede bij God, kinderen Gods te zijn; erfgenaam der eeuwige heerlijkheid.
Is er die zaligheid? Ja zeker. Niet van ons zelven. Adam en Eva vluchtten voor God, verborgen zich voor Hem, omdat zij waren gevallen. God was de Eerste, Die hen opzocht uit vrije goedheid. Hij beloofde hun verlossing door Christus Jezus, en heeft in de volheid des tijds Zijn Zoon in de wereld gezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de Wet, opdat Hij degenen, «die onder de Wet waren, verlossen zoude en wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.» Gal. 4 : 4, 5. Het zaligworden is dus verworven door Jezus Christus, de eeuwige Zoon, de Zoon Gods en der menschen. Door Zijn leven, lijden en sterven heeft Hij de eeuwige gerechtigheid aangebracht, voor onze verlossing van de zonden. Zekerheid der zaligheid is er bij Christus Jezus voor de verloren zondaars uit eeuwige vrije ontferming.
Voor wie ? Dat is Gode bekend. Hij ontfermt Zich over wien Hij wil. Hij kent de Zijnen, Zijne uitverkorenen, Dies hangt het zal'g worden uitsluitend van God af, van Zijn wil en ontferming en niet van ons. Algemeene zaligheid is er niet. Dat wordt in de Heilige Schrift allerwege klaar aangetoond, en door de ervaring bevestigd. Er zijn toch twee soorten van menschen, die God dienen en die Hem niet dienen. Het doet in 's menschens hart allerlei bedenkingen en tegenwerpingen opkomen. Als zulk een vraag uit het dwaze en Godvijandige hart komt, komt ook de vraag voort: zijn er ook weinigen die zalig worden ? VV^at was dat voor iemand, die deze vraag deed? Geen di'cipel, maar iemand uit de vele hoorders. Eene vraag misschien uit twijfelmoedigheid, of Christus wel het leven uit God bracht, of uit ijdele nieuwsgierigheid, uit zucht naar bespiegeling. In elk geval geen vraag van hartelijke belangstelling om te weten of hij zelf de zaligheid deelachtig mocht worden.
Zoo zijn vaak bij ons allerlei overleggingen bedenkingen als wij hooren dat het zalig worden niet algemeen is, maar alleen van Gods souvereiniteit afhangt.
De Heere Jezus snijdt al deze bedenkingen en overleggingen van het vijandig hart de pas af door persoonlijk op den ernst der zaligheid te wijzen. Zijn antwoord luidt voor allen die het hooren: «Strijd gij om in te gaan, want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.»
Met dit hoogst gewichtige en ernstige antwoord, zij bij ons zelven bepaald bij de noodzakelijkheid van onze persoonlijke zaligheid. — Daarom, verstrik u niet in vragen, die God behooren. De geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen, maar de verborgene zijn voor God. Strijd gij om in te gaan, door de enge poort. Die poort ontsluit ons de toegang tot het Koninkrijk Gods, den weg tot het eeuwig leven, tot de zaligheid bij God.
Strijd om in te gaan door de enge poort, dat veronderstelt dat wij niet zijn ingegaan, buiten het Koninkrijk Gods zijn, op den weg der zonde en des doods. Wij zijn er van nature buiten.
Nu is de vraag opdat het ons allen te doen zij om in te gaan. Eng is de poort, wat wil dat zeggen? Dat is niets denken, wat van ons is, daar het onze niet deugt voor het Koninkrijk Gods. Eng is deze poort, het komt aan op het houden van Gods gebod, er kan niet door de zonde in allerlei gedaante, in goddelooze en vrome gestalte. Er kan niet door de eigengerechtigheid, de eigen wijsheid, de goede werken naar eigen goeddunken, en 's menschen inzettingen. Er kan niet door de sterkte, de rijkdom en de wijsheid der wereld.
Er kan alléén maar door oen arm, verloren zondaar, die zich eeniglijk houdt aan den Heere Jezus Christus, Wiens Woord luidt: «Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot den Vader dsun door Mij.» (Johs. 13 • 6) Maar aan Hem allééa zich te houden is niet gemakkelijk.
Wat voor lieden zijn dan zij, die niet kunnen ingaan? Zij kiezen den gemakkelijken weg, zij maken geen ernst met Gods gebod, met de zonde en de heiligmaking des Geestes. En menig goddelooze verkiest de effen en vlakke wegen. Zij willen wel zalig worden, maar niet zooals God zaligmaakt. Zij willen de ongerechtigheid niet loslaten. Maar gewis, zij komen bedrogen uit. In den dag des gerichts zullen zij buitengesloten worden. Daarom wordt gewaarschuwd. Neem daarom ter harte; Strijd gij om in te gaan, want velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen. H. E.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1925
Kerkblaadje | 4 Pagina's