Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het genadig recht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het genadig recht.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

<iKoml dan, en laat ons te zamen heengaan, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; als waren zt rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.'» Jesaja 1 : 18.Alle andere werken kan een Heiden, Jood, Turk en zondaar ook doen ; maar op God vast te betrouwen, is niet mogelijk, dan voor een Christen, door Gods genade verlicht. LuiHEn,

Vergeving, reinigmaking onzer zonden in den weg der gerechtigheid, met behoud van Gods eeuwig geldende Wet, dat predikt ons des Heeren Woord hier. De profeet Jesaja hield het volk de zonde voor én de gerechtigheid, opdat zij hun zonde zouden erkennen,zichzelvenveroordeeIen en vragen naar de gerechtigheid die voor God geldt.

Nu staat Israel's zonde ons beschreven opdat wij tot onszelven inkeeren, opdat ook wij voor het aangezicht Gods ons veroordeelen, naar Zijne gerechtigheid hongeren en dorsten,om Zijne genade smeeken.

Van het volk Israel heet het: «Zij hebben tegen den Heere overtreden.> En hoewel het Gods volk is, spreekt de Heere: «Een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heeren, maar Israel, Mijn volk, verstaat niet, heeft geen kennis.» En het wee wordt uitgeroepen over het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid,hetzaad der boosdoeners, de verdervende kinderen.

Het was zóó erg met Israel, het had zich zóó bedorven, dat er niets geheel meer aan was, het was bij hen alles-zonde en goddeloosheid, ellende en verwoesting. De Profeet getuigt: «Zoo niet de Heere der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel gelaten had, als Sodom zouden wij geworden zijn, wij zouden Gomorra gelijk geworden zijn.» En letten wij verder op de waarschuwende en vermanende stem Gods door den Profeet, dan vernemen wij dat het volk bij al hun verkeerdheid zich met godsdienstigheid voor den Heere handhaaft, maar ook dat de Heere God van al' dat godsdienst-vertoon niet weten wil, dat den Heere den Heilige een gruwel is, dat Hij, de Heere, gerechtigheid wil, alleen in dien weg Zijne genade en Zijne barmhartigheid bewijzen en verheerlijken wil.

Niet allen zijn Israel, die uit Israel zijn.

Hoe is het onder ons gesteld? Niet allen zijn Christen, die dezen naam dragen. Niet allen Gods oprecht volk, die «Heere, Heere» roepen. Hoewel gedoopt in den Naam des Drieëenigen Gods, hoewel het Woord Gods hoorend, onderwezen in de Heilige Schrift, rechtvaardig in de belijdenis, om niet te spreken van zoovelen die de gereformeerde belijdenis verachten en tegenspreken, wandelt toch zoo menigeen op den weg die niet goed is en waarvan het einde is: dood en verderf. Och, een menschenkind vraagt uit zichzelven niet naar God en Zijn gebod; of hij ook de stem des Heeren hoort, hij gelooft niet in waarheid, handelt naar eigen goeddunken, leeft in de begeerlijkheid des vleesches, en toch wil hij God dienen, een goed christen heeten. Ach, er is geen ontzag voor Gods heilige Wet, er is geen ware erkentenis van zonde; onder het masker van vleeschelgke vroomheid, bij het najagen van zoogenaamde goede en christelijke werken, bedrijft men de eene ongerechtigheid op de andere, bij allen uitwendigen godsdienst wandelt men toch niet in de vreeze van den Naam des Heeren, het gaat niet om God, niet om Zijne gerechtigheid, waarheid en eer, maar om eigen eer, om den roem eener christelijke wereld, maar die den Christus Gods vijandig is!

Ja, zoo is het, zal deze en gene zeggen; allertreurigst ziet het er uit met het christendom van onze tegenwoordige eeuw; wat al farizeïsme en huichelarij, wat* een goddelooze vroomheid en vrome goddeloosheid iu deze dagen 1 Maar bedenkt wel: ieder moet rekenschap geven van dat alles, zoo getuigt luide Gods Woord. Het ernstig getuigenis van Israel's zonde is de getuigenis aan ons, opdat wij onze wegen onderzoeken en doorzoeken. In onze openbare godsdienstoefening hooren wij ons eiken Zondag de Wet Gods voorlezen, voorwaar, niet maar voor den vorm. Neen, maar het predikt ons telkens en opnieuw met Wien wij te doen hebben, met den grooten eeuwig levenden, den rechtvaardigen, heiligen en alwetenden God, den almachtigen en genadigen God. De Wet des Heeren zegt ons, wie wij voor den Heere zijn en wie wij voor Hem behooren te zijn.

Wie zijn wij voor Hem ? «Ik ben de Heere uw God, en gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben», — spreekt de Heere. Wij zijn dus afgodendienaren, wij stellen ons vertrouwen op geld en goed, op den arm des vleesches, hebben onze verwachting van hetgeen voor oogen is. En als nu het zichtbare onze god is, dan vragen wij immers niet naar de Wetdes Heeren, niet naar den Onzienlijke, en dan oefenen wij ook geen barmhartigheid, want de eigenliefde vervult ons.

«Ik ben de Heere uw God, gij zult niet begeeren uws naasten huis, gij zult niet begeeren uws naasten vrouw, niet begeeren iets wat uws naasten is.» Wat een onte-

vredenheid bij ons, wat een hunkeren naar hetgeen des naasten is I En dus: overtreders van al de geboden, onteerders van Zijn heiligen Naam, schenders van Zijn Rustdag, ongehoorzamen, vijanden, doodslagers onkuischen en hoereerders, dieven en lasteraars, dat zijn wij voor God, wij, wier gedichtsel des harten boosheid is van jongsaf. En dan willen wij toch nog heeten godsdienstige, christelijke lieden, en er is geen achten van de gerechtigheid en de waarheid Gods, geen geloof en volharding in Christus Jezus, geen wandel in Hem, om in Hem vervuld te zijn met alle goed werk. God echter, Die heilig is en recht vaardigin,

God echter, Die heilig is en recht vaardigin, al Zijne wegen, zegt ons wie en wat wij zijn, opdat wij vragen naar Zijne gerechtigheid opdat wij geen rust hebben voordat wij overeenkomstig Zijne heilige Wet zijn.

O, grijpt dat in ons hart, klinkt dat als een donderstem van den Heiligen Geest in de ziel: Zóó zijt gij, en zóó zij t gij vervloekt, zóó kunt gij voor God niet bestaan, dan houdt al ons zelf-handhaven op, dan leggen wij de hand op den mond, wij verstaan en beselTen dat het met ons godsdienstig zijn uit is, wij kunnen ons niet meer tevreden stellen met een christen-naam, maar de vraag is geworpen in het verschrikte geweten : hoe ben ik rechtvaardig voor God? En nu mogen de huichelaars, die zich niet met ware harten tot God bekeeren, zich van het Woord Gods afmaken, zich af keeren van de leer, die ons den ernst van Gods Woord op het hart bindt, ja, zij mogen die prediking lasteren, het overblijfsel naar de verkiezing der genade, het ellendige en arme volk Gods, dat zijn eigen naam verliest, met eigen eer te schande is geworden, zal zich verootmoedigen, het zal zich buigen onder de bestraffing des Heeren, het zal bukken onder de eeuwig geldende kracht Zijner geboden. Want voorzeker, des Heeren ware volk wordt door den Heiligen Geest oprecht gemaakt, en in deze oprechtheid belijdt het den Heere zijne huichelarij en goddeloosheid, en het vraagt naar datgene wat recht en waar is voor God. En dan bevinden wij zooveel verkeerdheid en allerlei gruwelen in onszelven, dat wij met een veroordeelen van anderen wel kunnen ophouden; vanwege onze zonde en vervloeking mishagen wij onszelven zóó dat wij uit de diepte onzer ellende opschreien tot den Heere, en het Hem van ganscher harte betuigen: «Zoo gij, Heere, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan?» Maar dan leert ook de Heilige Geest: «Bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt», en de smeeking der ziel is: «Wees mij genadig o God! Verberg Uw aangezicht van mijne zonde, en delg uit al mijne ongerechtigheden I» H. /Wordt vervolgd/ E.

Alle andere werken kan een Heiden, Jood, Turk en zondaar ook doen ; maar op God vast te betrouwen, is niet mogelijk, dan voor een Christen, door Gods genade verlicht. LuiHEn,

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1926

Kerkblaadje | 4 Pagina's

Het genadig recht.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 juni 1926

Kerkblaadje | 4 Pagina's