Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid.

10 minuten leestijd

9.Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is. Zoo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, n.l. de begeerlijkheid des vleesches e?i de begeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens, is niet uit den Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid, doch die den wil Gods doet, blijft in der eeuwigheid-». 1 Joh. 2 :16—17.

«De wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid». Ach, wat geeit al haar pracht en praal, haar eer en genot? Wat al teleurstelling brengt zij ons ! En wat geeft zij ons in de ure VAÏI nood en dood ? Kan zij redden uit angst en gevaar, beveiligen tegen ramp en onheil? Wat baat een mensch op zijn ziek-en sterfbed, de wereld met al hare genietingen ? Die haar liefhebben, en hare begeerlijkheden en lusten hebben nagejaagd, vinden op het eind een worm die niet sterft, een vuur dat nooit wordt uitgebluscht! — Zie nu, omdat het alzoo staat met de wereld en hare begeerlijkheid, én omdat God het wil, dat wij in Zijne Vaderlijke liefde ons verblijden, dat wij deel hebben aan de blijvende goederen, aan de schatten van het Koninkrijk der hemelen, daarom laat Hij het ons verkondigen, dat deze zichtbare wereld met al hare bekoorlijkheden vergaat; zij gaat op in rook en damp; zij is enkel ijdelheid. Al heeft men ook alles van haar gehad, wat zij haren liefhebbers biedt, ach, zij ontzinkt ons en verdwijnt voor onze oogen wanneer wij voor Gods aangezicht moeten verschijnen. Zij laat het hart ledig, en haar dienst laat ons ten slotte niets overig dan wroeging en naberouw, omdat men aan haar en hare begeerlijkheid de voorkeur gaf boven den vrede met God, boren de liefde des Vaders en de liefde tot diegenen die oprechtelijk in den Heere Jezus Christus geloofden.

«Maar, die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid».

O, dat is een heerlijk uitzicht, dat ons voor oogen wordt gesteld : eeuwiglijk te blijven, het eeuwige leven, den zaligen hemel te beërven 1 Zij, die Gods wil gedaan hebben, zooals een Abraham, een Izak, een Jakob, een Mozes, David, Jesaia, Pdulus, en zooveel anderen, de apostelen en profeten en martelaren, zij leven in eeuwigheid, zij hebben den eeuwigen dood niet gezien, hun sterven,was een ingaan in eeuwige vreugde en heerlijkheid. Dit vooruitzicht des eeuwigen levens hangt echter af van het doen van den wil Gods. Wij moeten weten, waarin dit doen bestaat en wij moeten in dit doen worden bevonden. Waarin bestaat het doen van den wil Gods? Hierin, dat wij de liefde, waarmede God ons eerst heeft liefgehad, op rechten prijs stellen, ten hoogste waardeeren. Het moet ons te doen zijn om die liefde, zoodat zij ons hart vervult, en wij met al wat in ons is, naar den Heere ons uitstrekken, en Hem bij alles eeren, vreezen en liefhebben, alles goeds van Hem verwachten, en daarvrn verzekerd zijn dat het ons bij Hem aan niets zal ontbreken van hetgeen ons goed en nuttig is, en wat Zijne wijsheid voor ons noodig keurt, en dat wij tot roem en prijs Zijner genade ook reeds in dit leven zullen ontvangen. Dit is de wil Gods, dat wij in Zijn Zoon gelooven, dat wij in dien Zoon Zijner liefde alles zoeken en vinden wat tot onze zaligheid van noode is, en dat wij alzoo geheel het leven hebben in Zijn Naam. Dit is de wil Gods, dat wij alles laten varen wat in strijd is met Zijne heilige geboden, dat wij nitt langer onze zaligheid, ons heil zoeken in allerlei dingen waarnaar onze begeerlijkheden zich uitstrekken, dat wij ons in handel en wandel, in woord en daad door Gods getuigenis laten leiden, en dat wij diegenen liefhebben, die uit God geboren zijn. Dit is de wil Gods, dat wij metterdaad bewijzen dat wij het van harte eens zijn met het Evangelie van Jezus Christus en Dien gekruisigd, dat wij bij het Woord der genade blijven, bij dit Evangelie, waarbij God op 't hoogst wordt verhoogd en de mensch aan zichzelven, in zijne zonde en ellende, ontdekt wordt, en dat wij alzoo vóór en na gespijzigd en gelaafd worden met het brood en water des levens. Zie, dat is de wil Gods, de wil van Hem, Die is de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus. Omdat Hij om Zijn lieven Zoons wil onze God en Vader is, daarom wil Hij ons gered hebben van het verderf der wereld, opdat wij met Hem eeuwig zalig leven; want Hij alléén blijft, eeuwiglijk, getrouw, almachtig en genadig. En ook alles, wat Hi.j ons ter zaligheid schenkt, blijft, terwijl al het andere vergaat. O, Hij wil Zijne kinderen en allen die door het oprechte geloof met Zijn lieven Zoon Jezus Christus verbonden zijn, voor eeuwig in Zijne liefde geborgen hebben, opdat zij zich in alle eeuwigheid verblijden in Hem, Die hen heeft liefgehad, uit Wienendoor Wien de eeuwige verlossing-is van zonde en dood.

Moet zoo ernstige vermaning der liefde en trouw onzes Gods, ons niet dringen om heden, terwijl wij Zijne stem hooren, acht te geven op Zijn Woord? Ach, ik weet het, er is maar al te zeer bij een iegelijk onzer een jagen naar datgene wat vergaat, een leven zonder waarachtige bekommering om God en Zijn Gebod! De wereld met hare begeerlijkheid boeit ons zoo. Menigeen, die scheen met haar dienst gebroken te hebben, keerde tot haar terug. De keuze om Jezus Christus tot Heere en Koning te hebben, was niet van harte, niet oprecht en waar. Och, als het er op aan komt, wil niemand het kruis van Christus, schade en verachting verdragen om Zijnentwil. Wij menschen zijn niet gewillig, om onszelven te verloochenen, geven nog liever de Waarheid prijs dan dat wij om harentwil in het een of ander schade moeten lijden. Wij allen hebben ons dus wel naarstiglijk te beproeven, of ons geloof oprecht en in waarheid is, of bij ons de onverdeelde keuze is geschied, zooals Ruth deed toen zij tot liare schoonmoeder zeide: Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Laat ieder zijne wegen doorzoeken en onderzoeken ! O, gij allen, die tot dusver de wereld slechts lief hebt en van de liefde des Vaders niet wilt weten, bedenkt toch dat d« wereld voorbij gaat en hare begeerlijkheid ! Als gij sterft, wat hebt gij dan, indien slechts het vergankelijke uw deel is? Alleen de liefde des Vaders in den hemel redt uwe ziel van het graf, van dood en hel. Zij alleen schenkt waar geluk op aarde, schenkt dat goed, dat bestendig is en eeuwig blijft. Nóg wordt u voorgehouden het leven en de dood, de zegen en de vloek, — wat kiest gij ?

Of meent deze of gene, dat hij de wereld niet liefheeft, omdat hij godsdienstig is, veel goed doet, bidt en dankt, den Bijbel en christelijke boeken leest, zijn kerkelijke plichten waarneemt, de armen weldoet, en wat dies meer zij. O, blijft toch niet liggen op het kussen der eigengerechtigheid, om in te slapen zonder den levenden God en zonder kennis van Zijn lieven Zoon Jezus Christus ! Misleidt u niet! De ware Godsdienst leert nooit onszelven te prijzen, maar geeft alléén aan God de eer; zij leert dat en hoe wij zondaren zijn, liefhebbers van onszelven en van de wereld; zij doet ons onszelven veroordeelen en leert ons als doodschuldigen om genade smeeken. O, laat ons ter harte nemen, waarin het doen van Gods wil bestaat, n.l. hierin, dat wij met onze zonde en vervloeking de toevlucht nemen tot de gerechtigheid en het bloed van Jezus Christus. Dat is de eenige grond, waarop wij voor God kunnen bestaan. Maar op dezen grond gezonken, zullen wij niet liefhebben de wereld en hare begeerlijkheid, want dan heeft de liefde des Vaders ons hart vervuld, zoodat wij, van die liefde vervuld, niet bedenken de dingen die op aarde zijn, maar de dingen die Boven zijn, waar Christus is, zittende ter Rechterhand Gods. Want in Christus heeft de Vader Zijne liefde ons geopenbaard en Hem gegeven tot een verzoening van zonde. Hij is geworden ons algenoegzaam deel, ons hoogste en eeuwig goed. Dat is een schat, waarbij de wereld met al hare schatten niet is te vergelijken. Maar ach, ben ik wel op den grond

Christus gezonken 1 ik bevind mij zoo gehecht aan de wereld en hetgeen in dezelve is; hare begeerlijkheden prikkelen mij vaak zoo schrikkelijk ; ja, de Heere Jezus is de grootste schat, het eenig-duurzaam heil; maar als Hij dat voor mij was dan zou ik mij toch niet zoo door het zichtbare en vergankelijke laten vervoeren, dan zou ik mij niet van zooveel wereldschgezindheid behoeven te beklagen ! Wat raad voor mij ? ... ach, mocht des Heeren heil zich aan mij openbaren! Gij, die dus klaagt en vraagt: erken voor God in oprechtheid wie gij zijt, een mensch uit de aarde aardsch, een die de wereldsche begeerlijkheden liefheeft ; belijd en klaag Hem uw zonde en schuld, veroordeel u zelven 1 God heeft lust tot waarheid in het binnenste. Past alzoo de vermaning op u zelven toe, erken uwen dood, en verneem de liefde des Vaders, Die Zijn Zoon gegeven heeft, opdat gij zoudt leven door Hem. Zoo moogt gij van uzelven afzien, en uwe verwachting alleen hebben van den Heere uw God, Die het bij u zoo maken zal, dat gij de afgoden der wereld laat varen en wandelen zult in Zijne geboden. Meet het daarbij met ons gaan door lijden en strijd, door aanveehting en bestrijding, door kruis en druk, eenerzijds wegens onze inwendige bedorvenheid, anderzijds door de listen en lagen der wereld en des duivels, wat nood I de liefde des Vaders draagt ons in de gemeenschap des Heeren Jezus Christus door en over alles heen ! Gods wil is, dat wij, die de Zijnen zijn, bewaard en behoed worden voor de verleiding der wereld en van den booze; dat wij behouden zijn, eeuwig behouden in Christus Jezus, door Zijn Woord en Geest. Zijne Vaderlijke liefde is eeuwig. Die liefde behoudt den verloren zoon en brengt het afgedwaalde kind terecht. Die liefde doet de wereld verzaken en alle kwade paden verlaten. Die liefde doet volharden in den weg der gerechtigheid en der waarheid. Zij maakt scheiding tusschen God en de wereld, tusschen Christus en Belial, tusschen de werken des lichts en der duisternis. Wij kunnen niet meer twee heeren dienen, maar moeten dienen den eenigen en waarachtigen God, en Jezus Ctiristus, Dien Hij ons gegeven heeft tot onzen eenigen en algenoegzamen Zaligmaker, in Wien al de schatten der genade en des eeuwigen levens, der wijsheid en der kennis en van alle waarachtig goed verborgen zijn.

O, zij ons hart van die liefde doordrongen, en zij er met onuitwischbaar schrift in geschreven: «De wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid, maar die den wil Gods doet, blijft in der eeuwigheid». En welk pad des Heeren liefde en trouw ons dan ook moge leiden, de Heilige Geest doet ons in nood en dood betuigen: «Uw goedertierenheid, Heere, is beter dan het leven. Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens ü lust mij ook niets op de aarde. Bezwijkt mijn vleesch en mijn hart, zoo is God de Rotssteen mijns harten en mijn deel in eeuwigheid».

H. JÊ.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1926

Kerkblaadje | 4 Pagina's

De wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1926

Kerkblaadje | 4 Pagina's