Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinksteren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinksteren

14 minuten leestijd

„Indien dan gij, die boos zijt, weet aan uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven aan hen, die Hem bidden". Lukas 11 : 13.

Pinksteren, de uitstorting van den Heiligen Geest, is de kroon op al Oods weldaden, de kostbaarste vrucht aan de Kerstboom. En daarom is het Pinksterfeest de kroon op al onze feestdagen. Het is waar: Pinksteren is het moeilijkst voor ons te verstaan. Deze vrucht aan Gods Kerstboom hangt het hoogst. We kunnen er moeilijk bij. De Heilige Geest is zo heilig, zo geestelijk, veel .moeilijker voor te stellen dan Jezus in de kribbe, Jezus aan het kruis, Jezus bij het ledige graf, Jezus bij de hemelvaart. Wij mensen van vlees en bloed hebben veel meer moeite om ons een voorstelling te maken van wat de Geest is, en •,'ooral om te geloven, dat die Geest ook ons geschonken is, en in ons woont. Ons begrip, ons gevoel kan er niet bij. Maar juist daarom moeten wij, veelmeer dan naar ons gevoel en onze ervaring, luisteren naar wat Gód ons zegt van den Geest als Zijn hoogste geschenk. Zo spraken reeds de profeten van de belofte des Geestes (b.v. Joel 3). Johannes de Doper kondigde als hoogste heerlijkiieid van Jezus aan: „Die zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur". Dat gaat verre boven de water-doop uit. En Jezus zeide tot Zijn discipelen, die veel liever wilden dat de Heiland Zelf bij 'len bleef dan dat de Heilige Geest Zijn plaats hier op aarde zou innemen : „Het is u nut, dat ik wegga. Want als Ik niet wegga, dan kan de Trooster tot u niet komen, de Heilige Geest, die 'lij u blijven zal in der eeuwigheid". (Joh. 16). Oaarom ga Ik toch weg, juist omdat Ik in Mijn liefde u het beste gun en geef. Want het beste, het kostbaarste geschenk van Mijn Vader en van Mij, dat is de Heilige Geest.

Geloof toch dit woord van uw Heer en God. Als ge het niet narekenen kunt — en wij kunnen het geen van allen narekenen — geloof het dan alleen maar omdat Hij, uw heerlijke Heiland, het zégt: de Heilige Geest, dat is Gods hoogste geschenk aan u. Als gij den Geest hebt, dan hebt ge alles, dan hebt gij God Zelf tot uw deel. 2. Maar gij zult zeggen : hoe kom ik aan dat geschenk? Zeker, op Pinksteren is de Heilige Geest uitgestort op en in de gemeente. Maar hoe kom ik persoonlijk nu aan den Heiligen Geest zodat ik weet, dat Hij in mij woont, mij heiligt, bij mij blijven zal ? Nu, luister dan naar wat de Heere Christus Zelf daarover zegt: „Bidt en u zal gegeven worden". „Want een iegelijk die bidt, die ontvangt". Want „welke vader onder u, als zijn zoon hem brood vraagt, zal hem een steen geven ? Of als hij een gebakken visje vraagt, zal hij zijn kind dan een slang geven ? Of als hij om een ei bidt, zal hij hem een scorpioen geven ? Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven aan hen, die Hem bidden" (Luk. 11 : 9—13). Nu weet gij het precies, hoe ook gij den Heiligen

Nu weet gij het precies, hoe ook gij den Heiligen Geest kunt deelachtig worden. Gij moet, gij moogt er God den Vader om bidden ! En als gij er aan twijfelen mocht, of God de Vader u wel zou willen horen, bid dan zo : „O heilige God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, ik zou het niet gewaagd hebben zulk een groot en heerlijk geschenk van U te vragen ; maar de Heere Jezus stuurt mij, ik kom dus in Zijn naam, en Hij heeft mij de verzekering meegegeven, dat nog veel minder dan wij onzen kinderen een stuk brood of een visje of een ei zouden weigeren, als wij het hebben, Gij zult weigeren ons den Heiligen Geest te geven, dien Gij toch hebt. Daarom heeft de Heiland ook gezegd : „al wat gij den Vader bidden zult in Mijn Naam, dat zal Hij u geven" (Joh. 16:29). En ook : „al wat gij Mij bidden zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen" (Joh. 14 : 13 v.). — Hoort ge nu wel, uit Jezus' eigen mond, dat gij bidden moogt orn den Heiligen Geest? En dat de VaJci, en de /.oou, die bede verhoren zullen, zodat ook gij met volle blijdschap Pinksteren viert! Nog veel meer dan een aardse vader goede gaven gunt en geeft aan zijn kind, dat er om vraagt, nog veel meer zal de hemelse Vader goede gaven, ja den Heiligen Qeest geven aan hen, die er om bidden.

3. Bidt gij wel eens om den Heiligen Geest ? Wij moesten eigenlijk allen van avond, ais wij de prediking gehoord en Pinksteren gevierd hebben, in de stilte van de nacht onszelf eens eerlijk afvragen: waar bid ik-eigenlijk altijd om? Of bidt ge misschien haast niet meer? Dat is dan al heel droevig. Want de uitnodiging van Hem die ons beter kent dan wij onszelf kennen, is zo vriendelijk en dringend: „Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden ; klopt en u zal opengedaan worden. Want ieder, die bidt, ontvangt; en die zoekt, vindt; en die klopt, dien zal worden opengedaan" (v. 9 en 10). Wat een verantwoording om die raad van den Heiland in de wind te slaan. Wat een eenzame, verlaten, troosteloze mensen worden we, als we niet meer bidden. „Heer, waar dan heen ?"

Maar de meesten van ons bidden nog wèl. Maar nu nog eens : waar bidden we om ? Oa dat eens bij uzelf na. — Bidden we misschien alleen maar om het dagelijks brood, om genezing van ziekte, om kracht tot de arbeid, om hulp in allerlei nood, om het slagen voor een examen, om een behoorlijke baan ? O, om al die dingen moogt gij bidden. Maar Jezus heeft ons toch wat anders, wat meer leren bidden, toen Zijn discipelen gevraagd hadden: „Heere, leer ons bidden!"

Hoort maar: Luc. 11 : 2—4: „Wanneer gij bidt, zo zegt: Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons elke dag ons dagelijks brood. En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan een iegelijk, die ons schuldig is ; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze". Hoort ge wel watde boventoon heeft ? Om het dagelijks brood mogen wij bidden, en om al wat wij voor dit aardse leven behoeven. Maar het geestelijke, het eeuwige, het goddelijke heeft toch de boventoon, in begin, midden en einde! Misschien denkt ge, een beetje gekrenkt, bij

Misschien denkt ge, een beetje gekrenkt, bij uzelf: maar waarom veronderstelt u, dat wij alleen maar om stoffelijke dingen bidden ? Ik bid wel degelijk om bekering, om vergeving van zonden, om een nieuw hart en leven! — Heerlijk, mijn broeder of zuster, kind of volwassene. — Maar bidt gij wel eens om den Heiligen Geest;

Maar bidt gij wel eens om den Heiligen Geest; niet alleen om bekering door den Geest, maar om den Geest Zelf, om met Hem vervuld te worden zoals de discipelen op de Pinksterdag, en die drie duizend ? — Tot dat bidden, het bidden om den Heiligen Geest te mogen ontvangen, spoort Christus aan. En Hij voegt er de verzekering aan toe, dat dat bidden zal verhoord worden. Veel meer dan een aardse vader aardse gaven weigert aan zijn kind, veel meer zal de hemelse Vader de hemelse gave van den Heiligen Geest geven aan een ieder, die er om bidt. Het is of de Heere Jezus ons aanvuurt: vraag toch niet om zo weinig, om zulke kleine gaven. De hemelse Vader wil u graag veel, ja alles geven, den Geest der aanneming tot kinderen, door welken wij roepen : Abba, Vader, onze Vader. Misschien denkt ge nu bij uzelf: Maar in het „Onze Vader" leert Christus ons toch niet bidden om den Heiligen Geest? Zó?? Hoe komt het dan, dat Hij ons toestaat God alzo aan te spreken : „Onze Vader die in de hemelen zijt"? Dat kan alleen door den Heiligen Geest. Gelijk ook niemand kan zeggen : Jezus is dé Heer, dan door den Heiligen Qeest (Rom. 8 : 15, 1 Kor. 12 : 3).

En als Jezus ons leert bidden : „Verlos ons van den boze", wat is dat anders dan een bidden om den Heiligen Geest. Dat leert ons Christus in ditzelfde hoofdstuk, Luc. 11 : 24—26: Wij kunnen nimmer wezenlijk verlost zijn van den duivel en van de boze geesten, als niet de Heilige Geest de plaats van den uitgeworpen duivel inneemt. En als Jezus de duivelen uitwerpt, dan doet Hij dat door den vinger Gods, dat is : door den Heiligen Geest (Luc. 11 : 20, Matth. 12: 28). Dan begint daarmee de heerschappij van God in ons hart en leven, waarvan de eerste drie beden gewagen: „Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede". Al die beden gaan in vervulling, als Jezus den Satan verdrijft, en den Geest in ons hart op de troon zet. Daarom raadt Hij ons, te bidden om den Heiligen Geest.

4. Als ge nu goed geluisterd hebt — en denk er aan : het gaat om Gods Geest, het gaat om uw leven —, dan hebt ge wel gemerkt, dat overal de Heilige Geest ten nauwste met Christus verbonden blijft, en het deel hebben aan den Geest ten nauwste samenhangt met het deel hebben aan Christus. Het is-Christus, die de duivelen uitwerpt, maar Hij werpt ze uit door den Heiligen Geest. Het Pinksterwonder, dat ze allen vervuld werden met den Heiligen Geest, is Jezus' werk. Hij doopt ze met den Heiligen Geest en met vuur. Ja, de Heilige Geest is des Vaders gave, maar Jezus heeft er den Vader om gebeden. „Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster zenden". En dat bidden van Christus is zo machtig, dat Hij ook zeggen kan : „Ik zal u den Trooster zenden van den Vader" (Joh. 14 : 10, 15 : 26).

Welk een wonderheerlijke éénheid tussen den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, niet alleen in Wezen, maar ook in Werk. Dat is het heilgeheim der Heilige Drie-eenheid, die ook door de doop op uw voorhoofd geschreven staat. Dat is zulk een heerlijke eenheid, dat, als gij om den Heiligen Geest bidt, en de Vader gééft u dien Geest naar Zijn belofte, dan maken in dien Geest God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus voor altoos woning in uw hart. Dat heeft Christus


5. Ach, zegt nu misschien deze of gene, — wist ik dat nu maar zeker, en merkte ik daar maar meer van in mijn hart en leven. Maar ik ben zo weinig geestelijk, dat ik eer met Paulus moet belijden : „ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde". Daarom bid ik ook veel meer om vergeving der zonden, en om deel te mogen hebben aan de verzoening door Christus' bloed, dan dat ik om den Heiligen Geest bid. Daar voel ik mij nog lang niet aan toe. Dat is mij te hoog, te verheven, te heilig. Zou dat niet veelmeer een voorrecht voor enkele ver-gevorderden in het geestelijke zijn, voor vaders en moeders in Israël ? 'V\aar dan heb ik voor u toch ten slotte nog een bijzonder troostwoord van Christus aangaande den groten Trooster, den Heiligen Geest. — Is dat werkelijk zó bij u, dat gij uit droefheid daarover dat gij uzelf vleselijk bevindt, ongeestelijk en dodig, meer tot Christus, het Lam Gods uw toevlucht neemt, en meer om de vergeving van uw zonden door Zijn bloed vraagt, dan om den Heiligen Geest ? — Weet gij wel, dat de Heilige Qeest daar juist verblijd over is ? Want de Heilige Geest kent maar één blijdschap: u Christus aan 'e prijzen ! Als ge met uw zonde en ongeestelijkheid lot den Geest zoudt vluchten om door Hem van zonde verlost en een geestelijk mens te worden, dan zou de Geest tot u zeggen: ge klopt aan het verkeerde kantoor! Ik kan u van zonde en duivel niet verlossen. Dat is Jezus'ambt. Daarvoor moet ge bij Jezus aankloppen. Wacht, ik zal u even bij Jezus brengen. En dan neemt Hij u bij de hand en brengt u bij Jezus. — Als een onrein mensenkind, als die vrouw in Simons huis, of zoals die moordenaar daar aan het kruis, of zoals Saulus van Tarsen, tot Jezus vlucht, en bij Hem vergeving van zonden zoekt en vindt, en zijn leven lang, ja tot in de hemel toe, het Lam Gods looft en prijst, — dat is de vreugde, dat is ook het werk, het ambt van den Heiligen Qeest.

•yant Christus heeft het Zelf gezegd : „De Trooster, de Geest der waarheid, die zal van Mij getuigen; die zal Mij verheerlijken ; die zal u alles indachtig maken, wat ik gezegd heb ; die zal het dus uit het Mijne nemen en het u verkondigen, het u geven" (Joh. 16).

^aar straks hoorden wij, dat de Heere Jezus de duivelen uitwerpt alleen door den Heiligen Geest. Maar nu horen wij, dat de Geest nooit iemand vervullen en zaligmaken kan, dan alleen door Christus. Als de Heilige Geest in het hart van een zondaar gaat wonen, dan komt Christus daar op de troon, dan reinigt Christus dat hart door Zijn bloed, en dan regeert Christus dien mens met Zijn Woord en Geest.

Hoe wij het ook wenden of keren, — Vader, Zoon en Geest zijn altoos weer één, en doen één werk. Als de Heilige Geest in ons woont en troont, dan zit Christus er op de troon en regeert. En al wat Jezus zegt en doet in de wereld en in ons hart, dat zegt en doet de Vader, naar des Heilands woord : „De woorden die ik tot u spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, die in Mij blijft, Die doet de werken" (Joh. 14: 10). En als Jezus Christus Zichzelven offert voor onze zonde, dan doet Hij dat in gehoorzaamheid aan den Vader, en in de kracht van den Heiligen Geest. Want „door eeuwigen Geest heeft Hij Zichzelf onstraffelijk opgeofferd", gelijk Hij ook door den Heiligen Geest de duivelen uitwierp (Hebr. 9 : 14, Matth. 12 : 28). Daarom kunnen wij ook, naar des Vaders ordi

Daarom kunnen wij ook, naar des Vaders ordinantie, alleen van Jezus Christus, en alleen door Jezus Christus den Geest ontvangen, dien Hij ons verworven heeft door Zijn bloed. Wie van elders inklimt en niet door de Deur, door Chiistus, is een dief en moordenaar, al doet hij zich voor als een door den Geest gedreven herder. Den Heiligen Geest ontvangen wij alleen van Christus, door Christus, uit Christus. Ziet het maar op den Pinksterdag. Öp wie wordt

Ziet het maar op den Pinksterdag. Öp wie wordt op die grote dag de Heilige Geest uitgestort ? Zo maar, buiten Christus om, op zondaren, Joden en heidenen, die door den Heiligen Geest wedergeboren worden ? Neen, de Heilige Geest wordt uitgestort op degenen, die door het Woord tot Christus gebracht zijn en in Hem geloven, op de discipelen van Jezus. En als de Heilige Geest daarna Zich woning maakt in drieduizend harten, dan zijn die drieduizend harten toch eerst door Woord en Geest tot Christus gebracht, vóór zij den Geest ontvangen. Zo verkondigt het ook Petrus, met de elve : „Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden, en gij zult de gave des Geestes ontvangen" (Hand. 2 : 38). Wanneer gij bidt om den lieiligen Geest, dan zal de hemelse Vader u Dien schenken. Maar in Zijn Goddelijke orde ' Eerst tot Christus en Zijn bloed. Dan schenkt Christus, mèt de vergeving door Zijn bloed, ook Zijn Geest. Maar dit is óók waarachtig : „Niemand kan zeggen

datjezus de Heer is", niemand kan met Thomas uitroepen in geloof: „Mijn Heere en mijn God", dan door den Heiligen Geest. Het gaat ons duizelen. — Het is de eeuwige cirkel

gang der heilige, ondoorgrondelijke Drie-éénheid. Hier past ons alleen maar aanbidding:


G. OORTHUYS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Pinksteren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1952

Kerkblaadje | 8 Pagina's