Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Actuele Prediking,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Actuele Prediking,

11 minuten leestijd

„Actueel" is evenals „actie" en „actief" afgeleid van het latijnse werkwoord „agere", dat o. a. „doen" betekent. „Age quod agis", „doe wat ge doet", m. a. w.: doe één werk goed en spring niet van de hak op de tak, is de spreekwijze, waarin de betekenis van „doen" duidelijk uitkomt. Maar ons „actueel" is beter te omschrijven dan in één zuiver Nederlands woord weer te geven. Ik zou willen zeggen: „actueel is dat, wat ons iets dóet". N.B. „doet" ! Tegenwoordige tijd ; dus nóch verleden, noch toekomstig. De betekenis van deze omschrijving komt het duidelijkst in haar tegenstelling uit. Er zijn immers heel veel dingen, die ons niets „doen". Ze raken onder onze aandacht, maar ze maken weinig of geen indruk op ons, en zijn zeker niet in staat, de gang van ons leven te veranderen; we nemen ze voor kennisgeving aan en gaan over tot de orde van onze dag. Om „actueel" te zijn mofet iets ons nu, op dit ogenblik, wat dóen. 'n Simpel voorbeeld volsta : voor onze voorouders kon het een actuele vraag zijn, of ze met de trekschuit of de diligence zouden reizen. Voor ons is dat niets anders dan een historische curiositeit geworden. Maar wel kunnen we actueel overwegen, of we met de trein of de vliegmachine een grotere reis zullen ondernemen. Genoeg!

Ik heb in een dorre taalkundige ontboezeming trachten te zeggen, wat er met „actuele prediking" wordt bedoeld. Kort saamgevat: het is een prediking, die ons wat „dóet". En dit in scherpe tegenstelling tot de prediking, die ons niets of weinig doet. Ook dat bestaat. Alleen reeds het feit, dat het woord „preek" in de loop der tijden de ongunstige bijbetekenis van „langdradig gezeur" kreeg — we horen iemand al roepen : „houd toch op met dat gepreek" — zegt genoeg. We weten, dat vele, overigens getrouwe kerkgangers waarlijk niet met het brandend verlangen van Psalm 84 ter kerke gaan. Ze gaan, omdat ze nu eenmaal gewoon zijn te gaan, maar het „amen" komt hun eerder te laat dan te vroeg. We weten ook, dat velen, omdat de prediking hen zo weinig „deed", het kerkbezoek hebben opgegeven, om te zwijgen van de honderden en duizenden, die bij voorbaat reeds uitgemaakt hebben, dat ze overal eerder, in bioscoop, stadion, museum, concertzaal, schouwburg, of in de natuur te land en te water, een kans hebben, getroffen te worden, dan in de kerk.

„Getroffen te worden"! Hier gebruik ik een woord, dat uitstekend omschrijft, wat met „actueel" bedoeld wordt. Wij verlangen immers een treffende prediking. Dat is heus niet sentimenteel, sensationeel, romantisch of dramatisch bedoeld. Het Woord is er, om te treffen. De Hebreeënbrief gebruikt daarvoor het zwaar martiale beeld: „het woord Gods is levend en krachtig, en scherp-snijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door lot de verdeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen (gewrichten) en des mergs". Treffender kan het niet! Luther zegt het in een lichter beeld. Wanneer een troostend woord van Von Staupitz, geestelijke leidsman van zijn jonge jaren, hem getroffen heeft, getuigt hij : „dit woord bleef in mij steken gelijk de pijl van een sterke". De prediker mag willen treffen. Hij is er toch zeker niet, om over hoofden en harten heen te spreken. En de gemeente mag willen getroffen worden. Zij zit er zeker niet om onbewogen te blijven. Daarom actuele prediking! Prediking, die wat dóet! Zo heeft Jesaja 55 de prediking bezongen en Paulus zal in zijn Romeinen 10 het lied opnieuw inzetten. „Het geloof is uit het gehoor". Het werkelijk gehóór. Daarvoor moet er nog iets anders dan een trommelvlies getroffen worden. Maar waarom is dan de prediking voor velen niet actueel? En hoe maken wij het haar wèl? Op deze vraag las ik dezer dagen in de Persberichten der Hervormde Kerk, overgenomen uit „De Christen" van de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland, onder het opschrift „Verouderde methode", het volgende, dat wel direct op de evangelisatie-samenkomsten slaat, maar toch ook voor de kerkdiensten van betekenis is. Wij citeren:

„Vele van onze gemeenten hebben de „samenkomsten" als methode van evangelisatie afgeschaft, „tiet wil niet meer". Is deze methode van evangelisatie verouderd ? In onze tijd benadrukt men de „meer-omvattende-benadering" (d.i. een ongelukkige vertaling van een niet te vertalen Engels begrip) van de mens. Daarmee wordt, vooral in de reklame-techniek, bedoeld: raak de mens daar waar hij gevoelig is, (Zeg niet alleen dat „OdenVtandpasta de tanden gezond maakt, maar zeg dat het frisse adem en ivoor-witte tanden geeft; dat is de direkte interesse van de mens).

In onze evangelisatie samenkomsten wordt geappelleerd tot de bekering van de ziel, wordt gesproken over de hemelse heerlijkheid. Dat is geweldig! Maar het is te „jenseitig", het gaatin het algemeen gesprokenbuiten de direkte aanspreekbaarheid van de ongelovige mens om. De ongelovige mens, die mogelijk op onze uitnodiging gekomen is, worstelt met andere dingen dan de zaligheid van zijn ziel. We vinden dat wellicht jammer, maar het is nu eenmaal zo.

Die mens worstelt met huwelijks- en gezinsproblemen, tobt over de afbetalingstermijnen en zijn te kleine behuizing, mokt over een vermeende achteruitzetting in zijn werkkring, enzovoorts. Omdat hij over deze dingen zo weinig hoort op „evangelisatie-samenkomsten", omdat hij zo weinig direkt wordt aangesproken in zijn eigen omstandigheden, komt hij daar niet. Zijn samenkomsten verouderd? We geloven, dat

Zijn samenkomsten verouderd? We geloven, dat deze vraag niet gesteld behoeft te worden. Eerder zó: zijn onze toespraken niet te „jenseiti^', teveel gericht op geheide èn geijkte kerkgangers? Veel betere methode van evangelisatie lijkt ons het direkte kontakt, dat de leden der gemeente hebben: zij benaderen de mens op het werk en in het gezin; daar ligt de aanspreekbaarheid. Het blijft overigens: het geloof is uit het gehoor (woordverkondiging); maar dan het Woord als totale ontmoeting". Gelijk de lezer ziet, klinkt ook hier de roep om

Gelijk de lezer ziet, klinkt ook hier de roep om „actuele prediking", prediking die treft. „Raak de mens daar waar hij gevoelig is". En dan worden er enige punten van gevoeligheid genoemd : de huwelijks- en gezinsproblemen, afbetaling, te kleine behuizing of vermeende achteruitzetting. Wat moeten wij op dit alles zeggen ? Treft de pijl hier werkelijk de roos ? Of schiet hij er langs heen ? Wij maken enige kanttekeningen. Het is in de eerste plaats alleszins begrijpelijk,

Het is in de eerste plaats alleszins begrijpelijk, dat zij, die al dan niet met open ogen soezend onder de prediking zitten, klaarwakker worden, wanneer het plotseling om hun persoonlijke moeilijkheden gaat. Ik ken b.v. iemand, wiens huwelijk lang „niet alles" schijnt te zijn, en die een preek pas „echt" vindt, wanneer er huwelijksmoeilijkheden in worden aangeroerd. Om op het werkwoord „agere" terug te komen, de Romeinen kenden ook de uitdrukking „tua res agitur", „uw zaak wordt behandeld", en wie is er, die zijn eigen werkelijke of vermeende belangen niet belangrijk vindt? Vandaar de kreet om „actuele prediking", om preken „uit het leven". „Prediker, hoog in de lucht, hebt gij geen woord voor mij ?" is de oude roep. Maar, ten tweede, in alle zakelijke nuchterheid,

Maar, ten tweede, in alle zakelijke nuchterheid, ik kan me toch ook levendig voorstellen, dat dit gepreek „uit het leven" op korte duur alle levendigheid verliest en de belanghebbenden machtig gaat vervelen. Daar is het huwelijk, de woningnood enz. enz. Ze weten dat nu wel. Misschien, dat ze, verzadigd van het „leven", de ontdekking doen, die reeds velen vóór hen gedaan hebben, dat ze onder de prediking komen, om nu eindelijk eens uit dat leven weg te zijn en een nieuwe wereld te worden ingeleid. „Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog", zegt de 27sfe Psalm. Gelukkig, dat er ook een weiden van de ziel is meteen verwonderend oor. Herademen doen wij pas goed, wanneer wij een wijdere en schonere wereld dan onze dagelijkse worden ingevoerd.

Nog eenmaal luister ik naar de stem der Baptisten, en zeg: laat, prediker, de mensen maar goed merken, dat ge met beide voeten in hun werkelijkheid staat, maar doe ze vooral ook beseffen, dat ge ademt, leeft en opgaat in een wereld, die het natuurlijk oog niet ziet, het natuurlijk oor niet hoort en in het natuurlijk hart niet opklimt. — Hier staan wij ineens, en dat is mijn derde en definitieve kanttekening, voor wat Paulus genoemd heeft „de ergernis en dwaasheid van het kruis". Het kruis weet niet van „meer-omvattende benadering" en „directe aanspreekbaarheid". Het is niet naar de mens. Mensen willen getroost worden. Is het niet over hun persoonlijk lot, dat bij een bepaalde con- 115stellatie der omstandigheden inderdaad gunstig kan zijn — denk aan de befaamde „stralende bruid" of „de overgelukkige jonge moeder", de geslaagde zakenman, de voorspoedige geleerde, de geïnspireerde kunstenaar, en aan zo velen in velerlei vriendelijke omstandigheden — dan toch zoekt hij troost tegenover het grote wereld-lot. We leven onder alles immers in een wereld van dreigend ruw geweld, van ongelukken en rampen, die ons elk uur kunnen treffen, en aan het einde van alles staat de onverbiddelijke dood. Een pessimistische grondstemming is in dit „tranendal" aan niemand vreemd. Daarom is „troost, troost mijn volk" een actuele prediking. Maar waarover moeten wij getroost worden ?

Maar waarover moeten wij getroost worden ? Hier heeft Paulus, verlicht door de Geest, eens en vooral het klare antwoord gegeven : „want de droefheid, zoals God die wil, werkt een onberouwelijke bekering tot behoudenis, maar de droefheid der wereld werkt de dood" (11 Cor. 7 : 10, vertaling A. M. Brouwer). En deze droefheid is, zoals de Oude Vertaling, letterkundig misschien onjuist, maar naar het wezen goed, zegt: een droefheid naar God, d.w.z. naar Hem uitgaande. Wat is dan, in het licht van het Evangelie, „actuele prediking" ?

Het is de prediking der „metanoia", der zinsomkering, de wending van onszelven af en naar de Koning van het Godsrijk, naar Christus heen. Besliste wending, telkens opnieuw. De dagelijkse bekering is geen genoegelijk laatste onkruidjes wieden in een tuin, die al geheel door bekwame zorgvuldige hand in orde is gebracht; geen bijwerking ; geen afrekening met de laatste verslagen vijanden, die feitelijk niets meer in te brengen hebben. Zo gemoedelijk gaat het in de strijd — N.B. strijd! — des geloofs niet toe. Strijd is bittere ernst.

Het was Kohlbrugge, die in de eigen-gerechtigheid, in de heiligheid als eigenschap, de grote vijand zag. De verleider fluistert ons in, dat wij, zoals wij nu zijn, er eigenlijk wel zijn. „Dat zij verre", roept Kohlbrugge met Paulus. „Ik jaag ernaar". Dat roept niet iemand, die gemoedelijk een laatste hand aan het leggen is. Het is de kreet van de mens, voor wie het er op of onder gaat. Kohlbrugge was een door en door kerkelijk man. Hij was steeds van kerk omringd. De kerk, die hem uitdreef; de kerk, die hem terugstootte ; de kerk, die in den vreemde om hem groeide, hij ademde er in. Vandaar, dat hij in het typisch kerkelijk verschijnsel, dat „farizeïsme" heet, en in de zelfvoldaanheid, welke soms ook wordt tot wanhoop, die toch naar zelf-voldaanheid blijft streven, de zonde bij uitnemendheid zag. Hij is de grote bestrijder van de vrome wereld in de kerk geweest.

Maar .... er is ook een wereld in de wereld! Zij pretendeert niet, vrome heiligheid te bezitten, hoe braaf zij zichzelf meestens ook acht. Het is de wereld van de onverschilligheid, het godsdienstig „nihilisme", het „geen interesse" zoals heden haar technische term luidt.

Hoe zal tegenover haar getuigd worden ? Wij staan tegenover een noodlottige cirkelgang, die geen mens kan verbreken. Geen dringend „tua res agitur" baat hier, eenvoudig, omdat de ander niet ziet, dat Gods zaak zijn zaak is. En het goedwillendst begrijpend medeleven is niet in staat, de droefheid der wereld om te zetten in een droefheid naar Gods wil, dat is: in een droefheid naar God. Men kan uit oud, roestig en als verdorven metaal in de gloed van het vuur wel nieuw metaal smelten, maar niet uit lompen of papier. Hoe zou de oude mens een nieuwe mens voortbrengen ? Hier kan en mag ik slechts twee grote woorden

Hier kan en mag ik slechts twee grote woorden uitspreken: zonde èn God. Het schijnt, of wij daarbij spreken van twee geheel zelfstandige, contrasterende werkelijkheden. Dat laatste is juist, maar het eerste is gezichtsbedrog. God bestaat op zichzelf. Zonde of geen zonde. Hij is eeuwig. Doch de zonde bestaat alleen, omdat God er is. Het wezen van de ellende van de verloren zoon is de liefde van de vader. Zonder die liefde had hij nooit zijn: „Ik heb gezondigd, ik ben niet waard, uw zoon genaamd te worden", kunnen stamelen. Wat is dan actuele prediking ?

Het is spreken over de liefde Gods, over Christus onze Heer, zo overtuigd, zo eenvoudig, zo dankbaar en verwonderd en toch weer overtuigd, zo doordrongen van eigen dood, die — o wonder van genade — tot leven geworden is, dat ieder, die het hoort, voor een keuze wordt gesteld. De prediking heeft het „ja" niet in de hand. Zij is actueel, wanneer zij het brengt tot een „ja óf neen".

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1959

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Actuele Prediking,

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1959

Kerkblaadje | 8 Pagina's