Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe moet de prediking zijn?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe moet de prediking zijn?

5 minuten leestijd

De prediking vereist een prediker, iemand, die in meerdere of mindere mate ,,de gave des woords" bezit. Overigens zijn hier geen algemene regels te geven. „ledere vogel zingt zoals hij gebekt is", zegt een nuchter spreekwoord, en een wijs Fransman heeft er aan toegevoegd: „iedere methode van preken is goed, behalve de vervelende". Overigens zij opgemerkt, dat er ook een vervelende vorm van horen is. Sterker gezegd: wij zijn van nature allen vervelende hoorders. Wij kunnen ons immers voor alles en nog wat interesseren en uren aan de radio of televisie hangen, terwijl een waarachtig geestelijk woord ons machtig verveelt. „Het zegt ons niets". Het Evangelie, God zelf, zegt ons niets. De levende stem uit de hemel is dood voor ons, want wij zijn van nature, met al onze levendigheid, dode zielen. We spreken smalend van „dooie dienders". Maar wij vergeten, dat wijzelf zulke dienaars zijn. De dienst der wereld maakt dood. En „uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten". Deze dienst maakt levend. Hij doet een lente ontwaken. Doch de mens staat van nature door zijn zonde dood tegenover de lente van Gods Koninkrijk. Hoe ik op deze dingen kom?

Hoe ik op deze dingen kom?

Ik las in het kleine, doch rijke (en zware) boekje, dat Dr. Noordmans over Augustinus schreef, het volgende, vrij weergegeven.

De Romein Cicero, die van 106—43 vóór Christus leefde, was een groot staatsman, schrijver en redenaar. Als denker stond hij sterk onder de invloed van de Stoïcijnse philosophic. Hij schreef o.a. over „onze plichten", „de natuur der goden" en „het hoogste goed en het kwaad". Hij heeft er ook met zijn rijke geest over nagedacht, hoe een redenaar — en hijzelf was een der grootste rede-naars, die de wereld heeft gekend — moest spreken, wilde hij niet in even vlotte als lege woorden vervallen. Daarom stelde hij aan een redevoering drie eisen: zij moest onderrichten, behagen en beïnvloeden.

Een vier eeuwen later leefde de jonge man, die de kerkvader Augustinus zou worden. Hij had „rhetorica", redenaarskunst, gestudeerd en was er in Milaan zelfs professor in geworden. Hij kende dus het klappen van de zweep. Als deskundige wist hij een ander groot deskundige hogelijk te waarderen. Die was geen professor in de redekunde, maar de kunst, haar uit te oefenen, verstond hij meestelijk. Hij was een machtig prediker. De enigszins georiënteerde lezer weet reeds, wie wij bedoelen. Het is de vroegere stadhouder, nu bisschop te Milaan, de aristocratische en geestelijk-rijke Ambrosius. Deze man kende ook de Stoa en natuurlijk Cicero. Augustinus, zelf nog geen christen, kwam diep onder de indruk van zijn prediking. Hij begreep, dat een geloof, door zulk een man beleden en gepredikt, geen onzin kon zijn, en dat zijn Bijbel, door Augustinus als fabelboek beschouwd, vol diepte en wijsheid moest wezen. Zó is Ambrosius, de redenaar, een machtig instrument tot Augustinus' bekering geworden. Later zal deze als bisschop van Hippo Regius zelf ook „kanselredenaar" moeten en willen zijn. En nu vertel ik, wat Noordmans ons vertelt: Augustinus kende de eisen van Cicero: „onderrichten, behagen en beïnvloeden". Hij nam ze over. Doch wijzigde ze. Nader: verdiepte ze. Ze werden bij hem: „uitleggen, stichten en bekeren". Uitleggen. Augustinus was een bijbels prediker.

Hij wilde niet in zijn kerk veel mooie gedachten \an zichzelf de ruimte inzenden, maar uit de Bijbel het Evangelie zelf onmiddellijk doen spreken. Zijn eigen woord mocht verklinken. Als het evangelie-woord de harten getroffen had en in die harten bleef leven, was alles goed. Dan had de rhetorica haar werk gedaan. Hierin ligt echter ook opgesloten, dat het de luisterende gemeente alleen om dat evangelie-woord te doen mag zijn. Zij komt niet in de kerk om van vrome rederijkerij te genieten, maar om gespijzigd en gelaafd te worden. Er is een verkeerd preken, er bestaat ook een verkeerd luisteren. Augustinus heeft dat opgemerkt. Hij was een gewaarschuwd en daarom ook een waarschuwend man. Zijn onderricht was: het Evangelie ontvouwen.

Stichten. Dat betekent: opbouwen. Gesticht worden is daarom veel méér dan aangename gewaarwordingen ondergaan. Méér zelfs dan bewonderen. Het is hetzelfde gevoel, dat een huis, als het bewustzijn had, zou hebben, wanneer er aan gebouwd wordt; dat wij, bewuste mensen, kennen, wanneer we eten en drinken, of dat wij, als we ziek zijn, ondergaan, wanneer we weer beter worden. „Stichten" heeft alles met „leven" te maken. Als er verkeerd leven, wanhoop, zonde of ongeloof, bij ons wordt weggenomen, en iets nieuws, dat uit Christus is, bloeit in ons op, dan worden wij „gesticht". Stichtelijk preken is niet behagelijk preken.

Bekeren. Hierbij moeten wij niet, gelijk een bepaalde vorm van methodisme doet, alleen aan de begin-bekering, en dan liefst een plotselinge, op plaats en tijd aan te wijzen bekering, denken. Zo kan het gaan, maar behoeft het niet te gaan en gaat het m.i. in de legel ook niet. Bekering is geen zaak alleen van het begin. Bekering betekent: toewending. Nader: toewending tot de Vader van onze Heer Jezus Christus. Dat is ons levenswerk van dag tot dag tot aan ons sterfbed toe. En tot dat levenswerk moet de prediking oproepen.

„Een blomken heb ik staan, nabij

me, in de oude boekenzale,

dat altijd, naar den dag toe, keert

zijn bladrkens, altemale;

het wenden mag ik zus of zoo, dat ik begere volgt het noo,

dat ik begere volgt het noo,

en 't zoekt, weerom naar mij gericht,

nog altijd liever 't zonnelicht."

Aldus Gezelle. Dat dagelijks zoeken is bekering. Daarmee is alles gezegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1965

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Hoe moet de prediking zijn?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1965

Kerkblaadje | 8 Pagina's