Vrees en vertrouwen
„Ten dage dat ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen". Psalm 56 : 4
Het woord „ontmoeting" is min of meer een modewoord in onze tijd. We kennen ontmoetingen op het politieke vlak, in de sociale sector. Jongerengroepen ontmoeten elkaar. Daar zijn de gesprekken en de ontmoetingen tussen de kerken, enz. enz. Niemand zal het belang van dit alles ontkennen. Maar wèl dienen we scherp te zien, dat deze ontmoetingen in het horizontale vlak niet het een en het al mogen zijn. Vóór alles gaat het om de grote ontmoeting met de God en Vader van Jezus Christus.
Daarvaa spreekt de Bijbel, het boek der ontmoetingen. En met name het Psalmboek. Want daar verkeren we „in de binnenkamer van het Oude Testament" (de Groot). Daar zien we — naar een woord van Luther — de heiligen in het hart. De psalmen zingen van de ontmoeting tussen de levende God en de kleine, zondige mens. Naar één van deze psalmen willen we een mo
Naar één van deze psalmen willen we een moment luisteren. Wij lezen Psalm 56 en we letten inzonderheid op het vierde vers. In deze psalm is een man aan het woord, voor
In deze psalm is een man aan het woord, voor v/ie het leven vol is van gevaren. Davids vijanden staan hem naar het leven. Saul vervolgt hem, zoals een jager zijn prooi opjaagt. Nergens is de psalmist veilig. Noch in Kanaan, noch in het land van de Filistijnen, waar hij gebukt gaat onder wantrouwen, leugen en laster. Dat alles maakt hem bevreesd. Op zichzelf is dat
Dat alles maakt hem bevreesd. Op zichzelf is dat geen vreemde zaak. De vrees is zo oud als de zonde. De mens, levend in een gebroken wereld, is zijn steunpunt kwijt geraakt. Hij ducht allerlei machten rondom hem. Telkens weer overmeestert ons de vrees.
Telkens weer overmeestert ons de vrees. Wat kan het leven in dagen van ziekte triest en
Wat kan het leven in dagen van ziekte triest en beklemmend zijn. Als er geen vooruitzicht is op herstel. Als de onzekerheid voortduurt. Dan komt de bange vraag boven: „Hoe zal het aflopen?"
De eenzaamheid kan zich als een drukkende last op ons leggen.
Daar is de vrees voor de macht van de dood, die veler leven gevangen houdt.
En als we letten op de vaak dreigende wereldsituatie rondom ons, kan de vrees ons besluipen: „Waar moet het heen? Heeft het alles nog zin? Hebben mijn kinderen nog een toekomst 7" Bovenal, als de beschuldiging van Gods Wet ons treft en ons aanklaagt: „U hebt gezondigd tegen Zijn heilig gebod", dan is daar het angstig weten: Ik kan, zoals ik ben, voor deze God niet bestaan. „Nu ja", hoor ik iemand zeggen, „dat er veel reden tot vrees is, laat zich verstaan; maar dat een man als David bevreesd is, daar begrijp ik niets van. David, de man naar Gods hart, de geloof sheld !"
Is dat wel zo onbegrijpelijk? Laten we nooit vergeten: Gods kinderen zijn geen helden in de zin van onze sagen en romans. Geen super-mensen, die boven vrees en angst verheven zijn. Wij redeneren wel eens erg rechtlijnig: „Als je maar gelooft, dan heb je nergens last van, dan behoef je ook nergens bang voor te zijn "
Dat moge logisch gedacht zijn, maar het klopt niet met de bewogen werkelijkheid van het geloofsleven. Het leven met God is geen rechtlijnig schema. Het geloof is een aangevochten zaak. Wie de Heere liefheeft, kent vele bestrijders die hem vrees aanjagen. Misschien weet u er van uit uw eigen leven, hoe de vijanden van binnen en van buiten u bedreigen. Zoals het oude leerboek van de Kerk het zegt: „Satan, wereld en ons eigen vlees — ons zondige, boze ik — houden niet op ons aan te vechten".
Zo verkeert de dichter in grote nood. Maar — en daar gaat het om — hij weet ook waar hij met zijn angst en zorg naar toe moet. Hij is in deze psalm immers in gesprek met God. Is er ook in uw leven plaats voor dit gesprek?
Is er ook in uw leven plaats voor dit gesprek? Er wordt heel wat óver God gesproken — soms op een zeer diepzinnige wijze —, zonder dat men mèt Hem in gesprek is.
De psalmdichters spreken tót God. David klaagt in dit gesprek al zijn nood aan de Heere. Hij be-roept zich op Gods genade. En het gebed wordt tot belijden: ,,Ten dage dat ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen".
Dat is een opmerkelijk woord. Vrees en toch vertrouwen! Neen, dit vertrouwen is maar niet een vaag godsdienstig gevoel. David zegt niet: „Nu ja, ik geloof wel, dat er iemand is om mij te beschermen".
Het is niet het vage, onbestemde vertrouwen van mensen die hun angst zoeken te camoufleren onder het grote woord. „Het zal wel meevallen". Of: „Je moet er het beste maar van hopen". Kijk, wie zo spreekt, mist ten diepste elk houvast. Davids vertrouwen richt zich op God. Op die God, Die geen vreemde voor hem is, maar Die Zich in Zijn spreken, in Zijn Woord heeft bekendgemaakt.
Dan is het geen onzekere zaak. Integendeel, het geloofsvertrouwen zoals het hier en elders in de Bijbel getekend wordt, is uiting van een diepe zekerheid, omdat het gefundeerd is in Gods Woord.
David verlaat zich in het gevaar op dit Woord. Op de beloften van de Heere. U leest dat meerdere malen in deze psalm: „In God zal ik Zijn Woord prijzen".
Uit dat Woord heeft David de Heere leren kennen als een God van genade en ontferming. Als de getrouwe Verbondsgod, Die niet beschaamt wie het van Hem verwacht. En uit deze kennis van God bloeide het geloofsvertrouwen op in zijn leven.
Luisteraars, die God kruist ook ons levenspad. In Zijn Woord zoekt Hij ons op. En ja, wij mogen meer weten dan David. Want David heeft de dag van Christus van verre gezien. Wij mogen leven onder het Evangelie van Jezus Christus, in Wie de Heere zondaars de hand der gemeenschap reikt.
Hij komt tot u en tot mij met Zijn genadige beloften. Beloften van heil en vergeving, van eeuwig leven in en door Christus. Ook vanmiddag wijst Zijn Woord ons op Jezus Christus, Die in de wereld gekomen is om gebonden mensen in de ruimte te stellen. Zijn Naam betekent Redder, Zaligmaker. Hij wil u bevrijden van de vrees en de angst. Ja meer dan dat: Hij is gekomen om de oorzaak
Ja meer dan dat: Hij is gekomen om de oorzaak van al onze vrees — ds zonde — weg te nemen. Daarvoor stierf Hij aan het kruis. Beladen met onze schuld. Opdat ieder die in Herfii gelooft weer zou mogen leven in Gods gemeenschap. Wat betekent dat Evangelie in uw leven? Hebben
Wat betekent dat Evangelie in uw leven? Hebben Gods beloften u tot geloof gebracht? Tot de biddende omgang met de Heere? Zolang wij aan Hem voorbijleven, missen we dit
Zolang wij aan Hem voorbijleven, missen we dit geloofsvertrouwen. Dan trachten we de vrees te overwinnen met behulp van onze wapenen. Dan zoeken we allerlei bondgenoten buiten God en buiten Zijn Woord om. Ons geld en ons goed, onze relaties en onze goede naam moeten ons dan zekerheid verschaffen. Wetenschap en cultuur moeten het leven voor velen leefbaar maken. Daar waagt men het mee en vertrouwt men op.
Daar waagt men het mee en vertrouwt men op. Hoevelen zijn er niet, die de vrees zoeken te ver- 186drijven met behulp van het hunne. Ze praten zich aan, dat ze helemaal niet opzien tegen de dood, want waarom zouden ze. Ze hebben immers altijd netjes geleefd !
Vergis u niet! Dat alles kan de vrees niet wegnemen. Hoogstens verdoven. Wie God in Christus niet kent als zijn God en Vader, leeft voor eigen rekening. Hebt u zich wel eens ingedacht, wat dat betekent? Leven en sterven voor eigen rekening ? Dat is een arm bestaan. Waar u zich dan ook mee wapent, het zal u eenmaal ontnomen worden. Dan hebt u alles te vrezen. Dan leeft u op de vulkaan van Gods oordeel.
Zorg daarom, dat u met deze God, de God en Vader van Jezus Christus, in gesprek komt. Hij zoekt ook u in Zijn Woord. Ook nu — in deze bijbeloverdenking — nodigt Hij u om met al het uwe tot Hem te komen. Zijn Heilige Geest werkt immers dat geloofsvertrouwen door het Woord. Zie dan eens op tot Hem en zoek Hem in het ge
Zie dan eens op tot Hem en zoek Hem in het gebed. Roep Hem aan in de nood van uw leven. Als Hij uw leven binnenkomt en u Hem leert kennen in het geloof, wat wordt het leven dan rijk. Wat er ook aangaat! Want er gaat heel wat aan, in de ontmoeting met de Heere. Vertrouwen op God betekent immers: Afzien van
Vertrouwen op God betekent immers: Afzien van je zelf. Afzien van eigen krachten en vermogens. Leven van genade alleen. Het vertrouwen op de Heere wordt daar gevonden, waar u als een rechteloze in u zelf u overgeeft aan Zijn genade. Let u maar op David. Hij zegt niet: „Heere, zie toch eens aan, hoe ik in het nauw zit Ik heb er toch wel recht op om geholpen te worden".
Neen, de dichter bidt: „Wees mij genadig, o God". En genade is onverdiende gunst, gratie. Gratie voor schuldenaars. In de ontmoeting met God laat Hij ons zien, wie we zijn voor Hem: zondaren, rebellen, overtreders van Zijn Woord. Dan houden we niets in handen. Maar wie zó met al zijn schuld en zonde een beroep doet op Gods genade, vindt bij deze God een open oor. Daar staat Jezus Christus borg voor.
Wie in het geloof zich aan Hem gewonnen geeft, mag weten: God ziet mij in Christus genadig aan. Luisteraar, hebt u misschien alle vertrouwen in u zelf en in de mensen verloren? In wat u bent en wat u hebt? Verlaat u dan toch op die vaste beloften van God, die in Christus ja en amen zijn. Dat schenkt zekerheid. Waar u het waagt met het Woord alleen.
Zeker, dat gaat door de aanvechting en de bestrijding heen. Het geloofsvertrouwen bloeit op door de vrees heen. Hoe wonderlijk dat ook klinken moge. Wat laat God ons menigmaal vastlopen met het onze, wat voert Hij ons vaak in het donker, opdat we daardoor zouden leren niet op onszelf te vertrouwen, maar op Zijn almacht en trouw in Christus Jezus!
David heeft dat juist tijdens zijn verblijf bij de Filistijnen ondervonden. Op de puinhopen van Ziklag, waar alles hem ontnomen werd, hervond hij de gemeenschap met zijn God. En u? U, die misschien klaagt, dat de Heere zo'n
En u? U, die misschien klaagt, dat de Heere zo'n vreemde weg gaat met uw leven, een weg van tegenslag en beproeving; u, die in vrees verkeert en u aftobt hoe u verder moet, nu God u het liefste ontnam wat u bezat ? Zou het niet zijn, opdat we ons vertrouwen op Hem alleen zouden stellen?
„Ten dage dat ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen". Ziet David op zichzelf, dan is er de vrees; kijkt hij naar zijn vijanden, dan wordt het hem eveneens bang te moede. Maar in het geloof klemt hij zich vast aan het Woord. Aan Gods vaste beloften.
Neen, dat is geen zorgeloos bestaan. Leven bij het Woord is leven met gevouwen handen. „Gij hebt mijn omzwervingen geteld leg mijn tranen in uw fles". Het betekent, dat we de Heere aan Zijn Woord houden.
Zoals een kind dat ergens bang voor is, wegkruipt in moeders armen en zich daar veilig weet, zo weet David zich geborgen in Gods hoede. ,,De Heere is bij mij ik zal niet vrezen!"
Wonderlijk Eerst de erkenning: Ten dage dat ik zal vrezen En nu: Ik zal niet vrezen! Is dat niet te parmantig?
Neen, luisteraar, het is geen grootspraak, maar het geheim van het geloof. Ziende op deze sterke God weet David: Wat zijn vijanden ook beramen, het zijn tenslotte maar zwakke, broze, nietige mensen. „Wat zou vlees mij doen?"
Ziet u wel, hoe rijk en vol uitzicht het leven wordt, als u zich aan de Heere toevertrouwt? Dan kunnen de vragen en angsten vele zijn, maar Zijn Woord wijst u de weg om uit het slop van uw vrees te geraken.
Hoe het precies zal gaan is David onbekend. Langs welke weg God uitkomst geeft, weet hij niet. Maar dit weet hij: God is met mij. Dat te weten is hem genoeg.
Is het ook u genoeg? U die tobt met de vragen van uw persoonlijk leven, u die zich misschien angstig afvraagt: „Waar moet het heen met de kerk en de wereld ?" Geef het over in Zijn hand. Pleit op Zijn beloften. Zie op Christus, Wie gegeven is alle macht in hemel en op aarde.
En als men u tegenwerpt: ,,Wat merk je van de Heere?", als men u spottend vraagt: „Verwacht je nu echt wat van die God?", durft u het dan aan om in stil vertrouwen te zeggen: „Je vergist je! Hoe het gaan zal weet ik niet, maar dit weet ik: God houdt getrouw Zijn Woord" ?
Dat is geloof. Niet leven bij de dingen die je ziet of gevoelt. Maar bij alles wat de Heere ons heeft bekendgemaakt in Zijn Woord. Neen, dat geloofsvertrouwen is niet te beredeneren. Het druist in tegen elke logica.
Maar wie God in Christus kent, die kent temidden van zorg en vrees zekerheid. „Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij ". En die juicht met Paulus: „Want ik houd het daarvoor, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden". Amen.
Bijbeloverdenking, uitgesprol<en voor de NCRV-microfoon op donderdag 7 oktober 1965. Gezongen: Ps. 56 : 5 en 6 ; Ps. 23 : 2 en 3. Schriftlezing: Psalm 56.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1965
Kerkblaadje | 8 Pagina's