Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastorale Herinneringen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastorale Herinneringen

XLVIII

7 minuten leestijd

Oorlogen en Geruchten van Oorlogen

Tot mijn pastorale herinneringen behoren ook oorlogen en oorlogsgeruchten. Trouwens niet alleen tot de mijne. Ze zijn ons aller droef bezit.

Laat ik er onmiddellijk aan toevoegen, dat deze herinneringen over mijn pastorale leven heengrijpen tot diep in mijn schooljaren. Met dit verschil, dat ze toen allesbehalve een droef bezit vormden. Integendeel, ze waren mij de glorie onzer vaderlandse (ik herinner me niet, dat we op de lagere school aan de zgn. „algemene" geschiedenis deden) geschiedenis. Die be- .^on met de Batavieren, welke op boomstammen -;ezeten, de Rijn zouden zijn „afgezakt". Dan .•cwam er een graven-tijd. We kenden de namen jp ons duimpje. Floris V, de vermoorde, was )ns hun hoofdfiguur. Maar de Hoekse en Kabeljauwse twisten waren er ook, en we geno- 'en ze ten volle. Het werd echter pas echt goed met de tachtigjarige oorlog. De Geuzen >varen onze vrienden; Willem de Zwijger, Mau- •'its en Frederik Hendrik onze hoog-vereerde 'lelden. In de slag bij Nieuwpoort, met dat makkelijke jaartal, leefden we mee. We zagen Maurits na de zege, van zijn paard afstijgen, om jod ootmoedig te danken. Weldra kwam De t^uyter met zijn helden. Hadden we tot nog toe 'e land genoten, nu deden we het ter zee. "Vlaar daarna werd de geschiedenis duidelijl?; irmer. Er was geen Den Briel meer, waar Al- 'a zijn bril verloor, geen Alkmaar, waarbij de i'ictorie begon, geen tocht naar Chattam met en stukgevaren ketting. De geschiedenis werd \'oor onze jeugdige verbeelding saai. Maar met Napoleon kwam het alles toch weer even m orde! In de kerk werd ook nog geregeld 18 Juni 1815, d.w.z. de slag bij Waterloo, herdacht. Het orgel liet dan zelfs een onze jonge harten v'erkwikkend kanon-gebulder horen! Wij hadden als Oudewatersen trouwens ook nog het voorrecht de uitmoording van de stad door de verwenste Spanjolen op Zondag 7 Augustus 1575, kerkelijk te mogen herdenken. Na afloop stonden we in het stadhuis vóór het schilderij, waarop dit alles in kleuren en geuren beschreven was, te griezelen en te genieten. Maar, gelijk reeds gezegd, in de 18de eeuw

Maar, gelijk reeds gezegd, in de 18de eeuw werd het voor ons jeugdig gevoel een dode beweging; Napoleon bracht weer even leven in onze brouwerij; en daarna werd het opnieuw de dood in de pot, en wel tot 1870. Want bij de Frans-Duitse oorlog herleefden we. Ik kon er mijn moeder met eerbied op aanzien, als zij vertelde, dat ze als jong meisje nog pluksel had gemaakt voor de gewonden in Frankrijk. Ik kon ook gretig boeken lezen, populaire en stichtelijke, over dit oorlogsgeweld. In een van hen heb ik, wat nu ons eerste Gezang geworden is, ontdekt. Iemand buigt zich op het slagveld over een stervende jonge Duitser heen en hoort uit diens mond de woorden: „Wie soil ich dich empfangen?" Ook las ik met kinderlijke ontroering van een zwaar-gewonde Duitser, die naar boven wijzend in zijn taal „Jezus" zegt; en een stervende Fransman naast hem begrijpt die taal en antwoordt met dezelfde heilige naam in het Frans te noemen. Of ik toen al bewust aan de gemeenschap der heiligen dacht? Onbewust deed'ik het zeker. Na dit alles kwamen de oorlogen door onszelf

Na dit alles kwamen de oorlogen door onszelf van verre en toch van nabij beleefd. Het woord „Transvaal" zij hier voldoende. Hoe van voller harte waren we pro-Boer en anti-Engels. „Lage wraak van Engeland" zongen we ontroerd en verontwaardigd, toen de „moordenaarskampen" met de daarheen gesleepte „arme vrouwen en kinderen" hun werk begonnen. Later zouden de Duitsers het nog veel erger maken. Maar dit was ons reeds erg genoeg. „Ze hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods", leert ons ook de geschiedenis. En hoe werd ook ons kinderlijk geloof, dat eerst zo heerlijk genoten had van de overwinningen der moedige Boeren, bedroefd en beproefd, toen het met hen mis ging! Nog één herinnering uit die tijd. Er zouden

Nog één herinnering uit die tijd. Er zouden „Boeren" — „generaals nog wel", zei men — in ons stadje over hun land en zaak komen spreken. Men kon bij voorbaat bevroeden, dat het grootste gebouw niet groot genoeg zou zijn. Daarom viel alleen onze Hervormde kerk in de termen, de vertegenwoordigers van het strijdende volk in Zuid-Afrika te ontvangen. Maar nog hoor ik het hoofd onzer christelijke school, een kerkelijk-gereformeerd man, zeggen, dat, hoe graag hij er ook bij zou willen zijn, het hem toch onmogelijk was, een stap in een hervormd kerkgebouw te zetten. Daarvoor waren er kort geleden te erge dingen gebeurd! M.a.w.: de Doleantie van 1886 lag nog te vers in het geheugen. Hier zien wij ondertussen, dat het niet alles achteruitgang is, wat de tijd ons brengt. Wat toen ernst was, achten wij heden belachelijk en ongepast. Er is onder ons een oecumenisch verlangen en een oecumenisch beweging ontstaan. Eindelijk, eindelijk gingen wij iets zien van eenheid in Christus. Verder wist ik in mijn jeugd nog van een kor

Verder wist ik in mijn jeugd nog van een korte oorlog tussen de Verenigde Staten en Spanje, en van een langere tussen Rusland en Japan. Maar dat alles was ver weg. Wij zagen 167 het ook als een naspel op de Middeleeuwen. Wij waren immers te verlicht geworden, om in ernst aan een Europese oorlog te kunnen denken. In onze „Oost" werd wel nog gevochten — Lombok en Atjeh —, maar ook dat was naspel, overgaand in „pacificatie".

1914 kwam. Verder behoeven we niets te zeggen. Wie toen nog gedacht hebben, dat een eerste wereldoorlog tevens de laatste zou zijn, heeft later wel anders geleerd.

Nooit zal ik de Zaterdag, onmiddellijk vóór het uitbreken van die eerste wereldoorlog, vergeten. Wij waren met vacantie, zouden toch op die dag huiswaarts zijn gegaan, maar deden het nu, telkens gedwongen over te stappen, in stampvolle treinen, die buiten de dienstregeling om liepen wanneer zij liepen, en kwamen na uren reizens eindelijk in ons Laren, dat toen nog een station bezat, aan. Tussen Utrecht en Arnhem was de trein voor een deel gevuld met jonge Duitsers, die van de kantoren in- Amsterdam kwamen, en door hun regering blijkbaar waren opgeroepen. Mij trof in hun gesprek het vertrouwen, dat zij in hun leger stelden, en in het bijzonder in hun generaal Von Haeseler, die een tweede Von Moltke beloofde te worden. Men kon niet zeggen, dat zij opgewekt waren, maar ontzet waren ze evenmin. Ze hadden goede moed. De overwinning van 1871 werkte duidelijk na. Hun leger was er sedert 1870 toch zeker niet minder op geworden. En als ze een troep Nederlandse soldaten naar een der forten om Utrecht zien marcheren, constateren ze, dat zulks geen marcheren is. Nederland leverde blijkbaar geen echte soldaten in hun ogen.

Op het laatste stukje van onze reis, tussen Arnhem en Laren, zitten we als Nederlanders onder elkaar. Het gesprek is oorlog en nog eens oorlog. Slechts één onzer zwijgt. Het is een bejaard man met grijs baardje in de hoek. Even valt er een stilte. Daarin neemt hij kalm het woord. „Lieve mensen", zegt hij vaderlijk, ,,maak je toch niet zo bang voor een oorlog. Daar dreigen ze wel mee. Maar ze maken hem niet. Daarvoor zijn we toch veel te verlicht geworden". Hij maakt indruk. Ook op mij. De oorlog is een duister verschijnsel, goed voor duistere tijden.

Ondertussen kan ik de volgende morgen toch niet preken, of er niets dreigends aan de hand is. Dus moet er 's avonds laat nog een nieuwe tekst gezocht en de schets van een nieuwe preek gemaakt worden. Die tekst is gauw gevonden. Het wordt Mattheüs 24 : 6. Ik preek over oorlogen. Maar de eigenlijke nadruk valt op „geruchten van oorlogen". Die zijn al erg genoeg. Als ik na de dienst buiten kom, staat echter de dokter mij op te wachten. Hij heeft het laatste bericht ontvangen. Het gerucht is werkelijkheid geworden, tegen alle oppervlakkig optimisme in. Een week later kerk ik 's middags bij mijn buurman en oudere vriend, de 168 mij nog steeds onvergetelijke Ds. T. J. Jansen Schoonhoven van Almen, en wel in het landelijke Harfsen, waar <Almen een lokaal als kerk bezat. Die preek kan ik niet meer navertellen. Maar één woord heb ik onthouden en daarmede het wezen van de preek. Het luidde: wij zeiden, dat er in de verlichte 20ste eeuw geen oorlog meer zou komen. Alsof de zonde bang is voor het klimmen van het eeuwcijfer. — Het cijfer van de eeuw is nog hetzelfde. Ondertussen is de 14 een 67 geworden. Of de tijd door die halve eeuw méér er veiliger op werd? Gelukkig, als we geleerd hebben het niet van de tijd, maar des te meer van der tijden God te verwachten (Gez. 295 : 1). Er rest mij een vraag. Hoe zou het heden, nu de romantiek der oorlogen verdwenen is, met het geschiedenis-onderwijs op onze lagere scholen staan?

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1967

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Pastorale Herinneringen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1967

Kerkblaadje | 8 Pagina's