Vragen rondom het Oude Testament
Hel zou onjuist zijn te denken, dat er alléén vragen gesteld worden rondom het Oude Testament (OT). De hele Bijbel roept telkens weer nieuv/e vragen op, nieuwe moeilijkheden om te verstaan. Dat is niet alleen zo in onze skeptische eeuw, waarin iedere zekerheid wordr geproblematiseerd. Dat is er altijd geweest zolang de kerk gepoogd heeft zich rekenschap te geven van wat haar in de Schrift geschonken werd. Het zal in deze bedeling ook steeds zo blijven, want de Bijbel als het eigen Woord van God bevat méér rijkdom dan welke generatie ook in het geloof verwerken kan. Het verstaan van de Schrift blijft altijd beperkt, eenzijdig en tijdgebonden. Alleen de Geest doorzoekt de diepten Gods; onze menselijke kennis ervan blijft stukwerk. Vragen vinden een antwoord en nieuwe vragen worden opgeroepen.
Maar rondom het OT zijn er dan nog bijzondere vragen. Het lijkt verder van ons af te staan dan het Nieuwe. Het speelt zich af temidden van een bijzonder volk; het verhaalt van de daden Gods, die voorafgaan aan de beslissende daden Gods in het kruis en de opstanding van Christus. Het lijkt een soort voorspel te zijn van de eigenlijke openbaring Gods in zijn Zoon. Is in Christus, in het Nieuwe Testament (NT), niet iets zó fundamenteel nieuws aan de orde gekomen, een zó beslissende wending, dat men zich af kan vragen wat men nu nog met dat Oude moet doen? Waartoe nü nog het OT? Goed, je kunt zeggen: het OT heb je nodig om de leefwereld van het NT te verstaan; alleen tegen die achtergrond wordt de entourage, worden de gebruikte begrippen doorzichtig. Maar 208 als dat alles was, zou het OT alleen maar een hulpmiddel zijn bij het lezen van het Nieuwe. Zeker, een onmisbaar hulpmiddel, maar toch méér noodzakelijk voor het verstand dan voor het geloof.
De kerk heeft altijd het OT samen met hel Nieuwe gezien als de éne openbaring Gods. God heeft zich daarin uitgesproken en dat blijft ook voor ons aktueel. Men heeft wel eens het nieuwe van het NT zó zwaar geaccentueerd, dat men het OT als een voor de christelijke kerk vreemd boek wilde afschaffen. Het zou zelfs handelen over een andere God, de God van de toorn, die het boze werk van de schepping op zijn geweten zou hebben. Maar deze gedachte is als een ketterij afgewezen en daarbij is het steeds gebleven. Het zou wel de gemakkelijkste oplossing zijn, hoewel het niet zo'n eenvoudige vraag is wat er bij zo'n boedelscheiding nog van het NT kan overblijven. Wij kunnen dus zeggen, dat de kerk steeds het OT als het Woord Gods heeft aanvaard. In de theorie tenminste.
Hoe het in de praktijk met de waardering var het OT gesteld was, daarover kunnen wij moeilijk optimistische geluiden laten horen. In de Nazi-tijd gold het OT als het jodenboek, dai een bedenkelijke moraal zou propageren. Ook velen, die het Nazisme afwezen, dachten in feite over de geldigheid van het OT niet veel anders. Laat het OT tot de éne openbaring Gods behoren, er was binnen die openbaring dan toch wel een opmerkelijk niveauverschil. Gaande van het OT naar het Nieuwe bewoog men zich uit het laagland of zelfs uit het ongezonde moeras naar de hoogvlakte, waar alles veel zuiverder was, veel geestelijker en ook veel rijper. Dat niveauverschil daagde uit om pogingen te ondernemen het te overbruggen, het OT als het ware op te heffen tot de hoogte van het Nieuwe. Als zo'n poging zien wij bv. de al-legorese. Israël werd tot het geestelijke Israël, het aardse Kanaan tot de geestelijke heilsgoederen, Jeruzalem tot de gemeente en Sion tot de hemelstad. Op die manier kon men het OT een zeer diepzinnige boodschap laten brengen, die overigens niet veel verrassends had, want die boodscnap was geheel gelijk aan wat men reeds in het NT meende te vinden. Met het eigenlijke getuigenis van het OT, Gods verkiezing van Israël met alle nationale en materiële konsekwenties daarvan, wist men niets te beginnen. Daarvoor schaamde men zich zelfs. Het konkrete Israël had immers afgedaan en stond onder de vloek. Het ging om het geestelijke Israël en om het geestelijke heil. En men probeerde aan te tonen, dat het daar in het OT ook al om ging.
Zo was deze schijnbare verdieping van de betekenis van het OT in feite geïnspireerd door de ergernis over het eigenlijke OT zelf en de afwijzing van de bijzondere weg van God in de geschiedenis. Wij hebben ontdekt, dat deze manier van omgang met het OT een bijdrage heeft geleverd aan de vorming van het antisemitisme. Zij is er trouwens mede uit voortgekomen. Alsof het voor de Vader van Jezus Christus beneden zijn stand was, de God van Israël te zijn, en alsof het de taak van de christelijke theologie was. Hem van deze blaam te zuiveren! De ervaringen van de laatste jaren hebben ons geleerd, ons van deze opvattingen resoluter dan ooit af te wenden. Dat maakt het rechte verstaan van het OT intussen des te moeilijker. Wij moeten het OT toestaan, een eigen boodschap te hebben, en ons afvragen welke de plaats van deze boodschap is in de christelijke kerk.
Wij kunnen zeggen: wij hebben het NT nodig om het Oude te kunnen verstaan. Daar zijn wij het allemaal over eens. Het is in de christelijke kerk onmogelijk, het handelen Gods met zijn volk Israël te zien los van Gods handelen in de zending van de Messias. Alles wat God deed is immers daarop gericht; het zijn geen losse en zelfs grotendeels mislukte pogingen geweest, maar het staat alles in het grote perspektief van het kruis en de opstanding. Inderdaad, het gaat om het Christusgetuigenis van het OT. Wij hebben het OT als het Woord Gods ontvangen uit de handen van de Messias. Door zijn werk zijn wij bij het werk Gods met Israël betrokken geraakt. Buiten Christus om zou het OT voor ons niet méér zijn dan hoogstens een eerbiedwaardig dokument uit de godsdienst-geschiedenis. Voor ons gaat aan de beslissing van de aanvaarding van het OT de beslissing van de aanvaarding van Jezus als de Messias vooraf. Zoals Hij voor de Emmaüsgangers de Schriften heeft geopend, zó heeft Hij het ook voor ons gedaan. Wij hebben als christenen uit de volkeren geen direkte toegang tot het OT. Die toch te willen zoeken zou neerkomen op een loslaten van het hart van het christelijk geloof. Inderdaad, het gaat voor ons om het Christusgetuigenis van het OT. Maar als O en NT samen het éne Woord Gods zijn, dat tot ons gesproken wordt, geldt het ook andersom. Wij hebben het OT nodig om het Nieuwe ts kunnen verstaan. God heeft in de samenhang van zijn werk met Israël zijn Zoon gezonden als het bewijs van zijn trouw, als de handhaving van zijn verbond, als de vervulling van zijn belofte. Heel het OT staat er achter; het wordt niet achterhaald, maar het wordt tot leven gebracht. Het is vreemd, dat mensen kunnen denken, dat het nieuwe van het NT de vraag zou kunnen oproepen wat nu nog de aktualiteit van het Oude zou kunnen zijn. Het nieuwe van het NT is immers juist, dat door deze daad Gods het oude Woord Gods aktueel wordt, het levend getuigenis des Heren voor c'e ganse wereld. Christus zegt zelf, dat Hij niet gekomen is om de Schriften te ontbinden, maar om die te vervullen. In deze wereld hebben Jezus 211 de apostelen geademd, d.w.z. in deze wereld ademt het evangelie.
Dat lijkt nogal vanzelfsprekend, maar het heeft diepgaande konsekwenties. Want het betekent, dat wij alle woorden van het NT grondig misverstaan als wij niet in gedachten houden, dat God ze in het OT het eerst heeft uitgesproken. Hoe eenzijdig is vaak gesproken over de liefde Gods of over de gerechtigheid en de wet of over de vrede en de verkiezing, omdat men het niet noodzakelijk vond te peilen, uit welke wereld deze woorden tot ons gekomen zijn! Ongemerkt wordt dan de bijbelse boodschap aangepast aan onze eigen menselijke begrippen. Tegen alle menselijk misverstaan en tegen alle idealistische vervorming van de Schrift is het luisteren naar het OT een heilzaam korrektief. Het is in de geschiedenis van de kerk duidelijk aan te wijzen, dat de nieuwtestamentische boodschap niet zuiver gehoord kan worden wanneer de blijvende geldigheid van het OT wordt miskend. Vanuit deze miskenning was het mogelijk de bijbelse boodschap zó te verinnerlijken en te vergeestelijken, dat men kon denken, dat het aardse en het konkrete iets minderwaardigs was, dat men de aarde kon laten vallen ten ba<^e van de hemel, de geschiedenis ten bate van de menselijke ziel. Het behoud van de mens werd zó allesbeheersend, dat de vervulling van Gods plan met zijn schepping uit 't gezicht verdween. En men merkte niet eens meer, dat op die manier wezenlijke aspekten van het bijbels getuigenis aan de aandacht der gemeente onttrokken werden. En dat de hulp van de bijbelse onderwijzing in de konkrete situatie waarin de mens verkeert, moeilijk kon worden geboden. Terwijl toch juist in het OT in zo hoge mate de mens in zijn konkrete leven onder de aanspraak van het Woord Gods wordt geplaatst. Het is juist Kohlbrugge geweest, die in een eeuw waarin men in zijn idealisme meende een niveau van geloofsleven bereikt te hebben, dat ver uitstak boven de zgn. primitieve wereld van het OT, weer heeft laten zien, dat dit verguisde OT de enig-legitieme kommentaar is op het NT. JHet evangelie wordt ontkracht wanneer het losgemaaKt wordt van de thora; de vleeswording des Woords verliest haar eigenlijke spanning wanneer men erover meent te kunnen theologiseren buiten het levende verband van Gods neerdaling in het vlees van Israël om. Men behoeft er alleen maar op te wijzen hoe Kohlbrugge in Mattheüs I aan de hand van het geslachtsregister van de Messias heeft laten zien wat de Bijbel eigenlijk onder vlees verstaat. Trouwens: zonder zijn hoge waardering van het OT is moeilijk te verklaren waarom de wet en in verband daarmee de heiliging des levens een zó centrale plaats kreeg in zijn theologie. En die wet dan niet primair in haar veroordelende funktie, maar als de wegwijzing en daarom juist als de scherpste terechtwijzing door de goede God. Een zicht op de wet, dat ons helderder bewust geworden is nadat wij de betekenis van het Hebreeuwse woord „thora" beter zijn gaan begrijpen. Voordat vrijwel niemand daarvan wist heeft Kohlbrugge dat reeds gepeild en deze thora des Heren aan de gemeente gepredikt.
Wanneer wij nu spreken over vragen rondom het OT, hangt dat samen met enkele belangrijke publikaties, die de laatste tijd verschenen zijn. Ik denk bv. aan de Nieuwe Catechismus van de Rooms-Katholieke Kerkprovincie. Er is reden om ons over deze Catechismus te verheugen. Hij is inderdaad nieuw en geeft een indruk van de vele dingen, die in beweging zijn; toch wel in veel sterker mate dan velen voor mogelijk hadden geacht. Wij zijn er niet meer mee klaar, in het geding tussen Rome en Reformatie eenvoudig de oude posities te herhalen. Om maar iets te noemen wil ik wijzen op wat gezegd wordt over de transsubstantiatie, over het gebed, over het vasten.
Wat vooral opvalt is de grote plaats, die in deze Catechismus aan de Heilige Schrift wordt toegekend. Een groot gedeelte is eenvoudig handleiding bij het lezen van de Bijbel, en zó, dat men echt niet rooms-katholiek behoeft te zijn om er een vruchtbaar gebruik van te maken. Zonder te willen zeggen, dat daarmee het hele probleem van de verhouding tussen de Schrift en de kerk, met name het kerkelijk leergezag, zou zijn opgelost of zelfs maar principieel gewijzigd, mag toch worden 'opgemerkt, dat hier met méér eerbied naar de Schrift geluisterd wordt dan vroeger vaak het geval was. Daarom te meer stelt het teleur, dat de waardering van het OT zich vrijwel geheel in de traditionele banen is blijven bewegen. Het lijkt mij direkt al typisch rooms-katholiek
Het lijkt mij direkt al typisch rooms-katholiek om zó langs lijnen van geleidelijkheid tot de bijbelse waarheid op te kunnen stijgen. Men begint bij de natuurlijke mens, klimt dan op tot de religieuze mens bij wie een zekere, zij 210 het onbewuste, openheid voor- en hunkering naar de waarheid wordt geconstateerd, en komt zó tot het OT. Dan is men trouwens nog niet waar men wezen wil, want via het OT klimt men nog hoger naar het NT, dat ongemerkt overloopt in de leer der kerk. Men krijgt de indruk, dat men zich van het lagere voortbeweegt naar het steeds hogere, en dat ook het OT in deze beweging toch niet meer dan een fase is. Vandaar, dat enerzijds Gods openbaring in het OT kan worden gewaardeerd, namelijk wanneer men het vergelijkt met de religie's. Zo kan men zeggen: „In Israël is God begonnen om de bestaande menselijke beweging omtrent de diepste waarheid te zuiveren en op te heffen". Maar het opheffen doet al vermoeden, dat dat OT verre overtroffen zal worden door wat de kerk in het NT bezit. Vergeleken met de religie's is het OT hoog en rijk, maar vergeleken met het NT schraal en arm. Zo kan gesproken worden over een groeiende verfijning en alles komt terecht in een soort evolutionistisch schema. De profeten hebben alweer een hoger niveau bereikt dan wat eraan voorafging. En over de verhouding tussen het Oude en het NT wordt gezegd: „Wat laag en grof omhoog streeft in het Oude verschijnt geestelijk en zuiver in het Nieuwe". Pas zó, zo lezen wij, proeven wij de nieuwheid van het NT. Wij kunnen vragen: of misschien de nieuwheid van datgene wat de R.K. kerk in het NT leest? Want vanuit de werkelijke nieuwheid van hei
Want vanuit de werkelijke nieuwheid van hei NT zal men toch moeilijk kunnen zeggen, dat de Geest, die ook achter het OT staat, gelukkig uiteindelijk iets anders bedoelde. De Geest bedoelde toch niet iets anders dan dat de God van Israël, Hij alleen, in de ganse wereld zou geprezen worden. En dat Hij zal geprezen worden als degene, die Hij naar zijn eigen daden te oordelen, in deze wereld belieft te zijn En wanneer wij Hem naar zijn daden beoordelen en niet naar onze verfijnde theologie, blijki Hij zich te verwikkelen in de ruigheid en de gekompliceerdheid van het konkrete mensenleven. God is werkelijk niet zo geestelijk ais sommige mensen menen; Hij heeft zich niet alleen verwikkeld, maar zelfs verstrikt in onze menselijke werkelijkheid. En het is wel erg moeilijk om in deze daden Gods een opgaande lijn te bespeuren. Er is méér reden om van een neergaande lijn te spreken. God had zich er tevoren nooit zó in laten verstrikken, zich er zó mee gecompromitteerd als in de vleeswording des Woords. Niet het geestelijke hoogtepunt, maar het aardse dieptepunt van Gods openbaring is Golgotha en alles wat zich daaromheen heeft afgespeeld. Wie van deze openbaring wil spreken als van een evolutie heeft niet begrepen waar het werkelijk om gaat. De Nieuwe Catechismus maakt op mij een veel
De Nieuwe Catechismus maakt op mij een veel te preutse indruk; het is net alsof men eigenlijk vies is van deze aarde, alsof de konkrete beloften van het land en van de wijnstok en de vij-
geboom minderwaardig zijn, alsof de verkiezing van een konkreet volk, Israël, iets is waar de Here God niet lang mee tevreden zou kunnen zijn. Om het wat toegespitst te zeggen: het heeft er de schijn van alsof de zeer partikuliere liefde van God voor zijn volk Israël een jeugdzonde is, waarvan Hij zich naderhand glansrijk heeft bekeerd. De eigenlijke Bijbel is in de Nieuwe Catechismus het NT; het OT is niet méér dan de voorbereiding daarvoor. Daarom spreekt men soms zomaar over een „oudtestamentische" opvatting, bv. dat het ongeluk, dat een mens overkomt, samenhangt met zijn schuld, dus vergelding zou zijn. Ik dacht, dat het oudtestamentische boek Job daarover toch wel wat anders zegt.
Tussen Rome en Reformatie zal steeds meer een zeer centrale vraag moeten worden: hoe lezen wij het OT? Daarover denken wij namelijk zeer verschillend. Het is voor ons tenminste onbegrijpelijk hoe men het Onze Vader om zijn oorspronkelijkheid kan prijzen en dan kan zeggen, dat het niet-joods is, omdat het zich boven alle nationalisme verheft. Het Onze Vader is toch van a tot z een joods gebed. Is het joods, is het oudtestamentisch, om nationalistisch te denken? De verkiezing van Israël begint met de roeping van Abraham om tot een zegen gesteld te worden voor de volkeren. Als een Jood die verkiezing van Israël niet wil, wordt hij door de Here God hardhandig op zijn plaats gezet: Jona. En de hele profetische literatuur bevat toch niets anders dan het verslag van de worsteling om de wereldpolitiek van God. Het gaat de God van Israël om de wereld, om déze wereld. Of wil men het nationalistisch noemen, als deze God van de wereld er blijkbaar prijs op stelt de God van Israël te zijn en te blijven en zijn koninkrijk te stichten rondom Jeruzalem?
Het manko van Rome blijft de geringe waardering van het OT. Daar vloeit vanzelf uit voort, dat er zulke ingewikkelde vragen aan de orde komen als het om de uitleg van dat OT gaat. Men spreekt over de geestelijke zin ervan, men past er de typologie op toe, men tast naar een diepere zin, die in de woorden en gebeurtenissen zou verscholen liggen. Wie zich daarvan op de hoogte wil stellen, kan uitstekend terecht in het boek van Dr. H. H. Miskotte: Letter en Geest. Hij laat zien, dat het OT alleen dan aanvaardbaar is in zoverre als het lukt de nieuwtestamentische boodschap, of misschien beter: de leer der kerk, er in terug te vinden. Het is het OT blijkbaar niet toegestaan, een eigen boodschap te hebben tot de kerk der eeuwen. En in zijn bespreking over de theorie van de diepere zin zegt hij: „Deze theorie is wel bij uitstek geschikt om de exegese van de kerk te zijn, die met zichzelf in gesprek wil zijn. Ook in het gesprek met het OT hoort zij vooral de eigen stem, meer nog dan in het gesprek met het NT".
Ook van hervormde kant verscheen onlangs een geschrift, dat grote belangstelling kreeg. Ik bedoel „Klare Wijn". Vanuit het gezichtspunt, dat ons vandaag bezig houdt, zou ik dit geschrift een tegenhanger willen noemen van de Nieuwe Catechismus. Juist datgene, wat ons in de r.k. Catechismus zo teleurstelde (de plaats van het OT en van Israël) wordt in Klare Wijn op verheugende wijze onderstreept. Men is diep overtuigd van de eenheid van de Schrift en ziet die hele Bijbel als een Israëlitisch boek. Dit gezichtspunt wordt op welhaast elke bladzijde vruchtbaar gemaakt voor het verstaan van de bijbelse boodschap. Niemand zal het met i e d e - r e verklaring eens zijn, maar het valt moeilijk te ontkennen, dat men telkens verrast is over het nieuwe licht, dat men ontvangt, wanneer ernst gemaakt wordt met het feit, dat de Bijbel als een joods boek tot ons komt. Er is in Klare Wijn geen spoor van de gedachte, dat het OT minder in waarde zou zijn dan het NT, integendeel. Doorlopend wordt het OT gebruikt als de kommentaar bij datgene wat in Christus is ge::chied.
Bijzonder instruktief is het hoofdstuk over de Bijbel en zijn sleutelgeheimen. Men kan immers niet eenvoudig de teksten naast elkaar zetten, maar moet zich enkele centrale beseffen eigen maken, wil men de struktuur van de bijbelse verkondiging kunnen peilen. De in Klare Wijn genoemde sleutelgeheimen zijn natuurlijk niet de enige; zij worden méér aangewezen als voorbeelden dan als een uitputtende behandeling van bijbelse kernbegrippen. Overigens zijn ze wél gelukkig gekozen, juist ook in verband met de gevaren waardoor onze tijd gekenmerkt wordt. Zonder zich in een uitvoerige polemiek te willen wagen wijst men wél met beslistheid enkele verkeerde posities aan, die verhinderen een werkelijk open toegang tot de Schrift te ontvangen. Zo bv. het liberalisme, waarin men met de bijzonderheid van Gods verkiezend handelen eigenlijk geen raad weet. Daartegenover stelt Klare Wijn als sleutel geheim: de zaligheid is uit deJoden. Daarmee bedoelt men niet alleen te zeggen, dat de christelijke boodschap een joodse oorsprong heeft en een joodse vorm. Dat zal niemand kunnen ontkennen. Maar men wil vooral onderstrepen, dat het hierin om het wezen en de inhoud van de Bijbel gaat. Wanneer de zaligheid werkelijk uit de Joden is, zal men niet kunnen zeggen, dat het nationale van Israels volksbestaan, het aardse van de beloften in het OT, de nadruk op het recht en de ordening des levens, dingen zijn, waarboven de universele christelijke religie zich verheven kan achten. Het OT is niet door het NT achterhaald en overtreffen, maar het is vervuld, d.w.z. het heeft een blijvende geldigheid ontvangen. Deze trouw van God aan het oude verbond, deze God die zich aan ons heeft geopenbaard als de God van Abraham, Izaak en Jakob, is de nek-slag voor een liberalisme, dat zich altijd zal stoten aan het geheimenis van Gods verkiezing. Het is niet voor niets, dat in Klare Wijn dit sleutelgeheim in de eerste plaats genoemd wordt, want hiermee hangt al het andere samen. Wie hier ontspoort, ontspoort over de gehele linie. Een ander kenmerk van onze tijd is het rationalisme, dat alles in verstandelijke begrippen probeert te vatten en dat merkwaardig weinig gevoel heeft voor traditie en geschiedenis. Klare Wijn noemt als tweede sleutelgeheim: £n het g e s c h i e d d e . God heeft zich niet in begrippen geopenbaard, die in toenemende klaarheid zouden zijn medegedeeld, maar Hij gaat met zijn volk een weg door de geschiedenis, doelbewust gericht op de toekomxSt des Heren, waarin zijn plan met mens en wereld tot voltooiing komt. Wij leven niet bij gedachten, hoe diepzinnig ze ook mogen zijn, maar bij de daden Gods. En wij proberen niet eni^3'e rationele zin in deze wereld te ontdekken, maar wij verwachten de sjaloom op aarde, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, vol met de gerechtigheid. Hoe dat zal komen weten wij niet: dat het zal komen begrijpen wij zelfs niet. Wij weten alleen, dat God zich krachtig betoond heeft aan zijn volk Israël als de God, die zich door de zonde en de ontrouw van de mensen niet van zijn plan laat afbrengen. Wij weten alleen, dat Hij geschiedenis heeft gemaakt in het kruis en de opstanding van de Messias Jezus, en dat wij daarom vertrouwen mogen op nieuwe daden Gods, die onze verwachtingen zullen overtreffen. Tegenover het idealisme en het rationalisme wordt ook gesproken over het spreken Gods als sleutelgeheim: EnGodsprak... En tegenover het moderne individualisme wordt gewezen op het Onze Vader, het denken vanuit de gemeenschap. De Bijbel is geen confessie van een of andere boeiende ik-figuur, maar het is altijd ,,wij". Daarin ligt ons heil, dat Christus niet heeft gezegd: ik, maar WIJ. Immanuël, God met ons.
Wij spraken steeds over OT en NT. Dat hebben wij voor het gemak gedaan. Met instemming wil ik er echter op wijzen, dat Klare Wijn deze ingeburgerde termen niet gebruikt, maar spreekt over Tenach of over Wet en Profeten en het NT liever noemt: Evangelie en Epistel of kortweg: Evangelie. Een bezwaar, dat wij als leerlingen van Kohlbrugge zullen kunnen verstaan en delen. Klare Wijn wil tot elke prijs de gedachte voorkomen alsof het NT de eigenlijke openbaring zou zijn en het Oude meer als een soort voorbereiding daartoe zou kunnen worden verstaan. Er is onder christenen telkens weer gevraagd: Wat doen wij eigenlijk nog met het OT? Op welke manier moet men het lezen om duidelijk te maken, dat het ook voor ons nog aktualiteit bezit? Dat is voor Klare Wijn geen vraag. De vraag: wat doen wij nog met het OT?, is net zo ongepast als de vraag: wat doen wij nog met de God van Israël, kunnen wij die in 212 ons religieuze leven nog gebruiken? Als men daarop ontkennend zou antwoorden, kiest men voor het heidendom. De vraag, die ons gesteld wordt, is veeleer deze: wat geeft ons het recht om het Evangelie te beschouwen als een wezenlijk onderdeel van de Heilige Schrift? De enige legitimatie daartoe is, dat de opgestane Chri--- tus ons de Schriften op deze wijze heeft geopend en dat wij in ons ontvangen van de Schrift leerlingen van Hem willen zijn en blijven. Maar dat betekent, dat wij er geen behoefte aan hebben om met welke methode dan ook het OT aannemelijk te maken voor de christelijke kerk. Het behoeft immers niet aannemelijk gemaakt te worden. God heeft ons in de Messias Jezus aangenomen om het leven te hebben in de betoning van die trouw, die Hij aan Israël nooit heeft gekrenkt. Daarom mogen wij ook met Israël, met heel het OT, met apostelen en profeten, staan in die verwachting, die God Israël leerde koesteren en die voor ons door de opstanding van Christus is ontsloten. Wij zijn door het geloof in Jezus de Messias op weg naar het beloofde land, waarvan de schetstekening ons juist in het OT zo realistisch en zo uitnodigend wordt voorgehouden. Dan zal ieder zitten onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom en alles zal bloeien onder de zegen van de vrede Gods.
Het heil is uit de Joden
Op uw heil wacht ik, o Here.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1967
Kerkblaadje | 24 Pagina's