Niet onverrichterzake !
„Gelijk de regen alzo Mijn Woord"Jes. 55 : 10 en 11
Jesaja profeteert in de naam des HEEREN tot zijn volksgenoten in de babylonische ballingschap. God spreekt dus Zijn volk. Zijn kinderen aan. Dat is geen best volk, dat zijn geen lieve kinderen. Integendeel! De ballingschap is niet zomaar gekomen. Er is schuld. Niets dan schuld. Kwam Israël nu maar eens in de schuld ... dan ...!
Wat dan? Dat maken wij ervan. Een verlossings-schema waarin wij een „handvat" fabriceren, waaraan de Heere ons grijpen kan. Hij moet immers ergens houvast aan hebben, aan mijn „berouw", aan mijn zondaar-voor-Gk)d-zijn, aan mijn God-toevallen, aan mijn ernst, mijn gebed, mijn principe, mijn bekering...
Wij zeggen: als ik nu maar eens... dan zou de Heere...
Dat is niet bijbels! Dat is ronduit rooms, slavernij, systeem. Dat is God aanpassen aan ónze denkwijze. Hem achter ons aan trekken op ónze weg. Dat is het geknoei van Adam, die met zijn val midden in de godsdienst terecht gekomen is. Wij maken voorwaarden waaraan we voldaan moeten hebben éér God in aktie komt. Dan zit er niets anders op dan je best doen, ploeteren om God te vermurven, om te turnen tot gunstiger gedachten. Hard werken, veel betalen.
Wat is het resultaat van zo'n leven? Vers 1: dorstig zijn en platzak. Zó gerend hebben op de eigen weg (vs. 7), zó verstrikt zijn in de gedachten van het „ik" (vs. 7), zó goddeloos (vs. 7), zó onvruchtbaar (54 : 1), dat er geen uitzicht is op verlossing. Wee het systeem, dat wél uitzicht biedt!
Onze God is de God van de Openbaring! Van de verrassing, de genade, van de onvoorwaardelijke redding. Zijn gedachten zijn hoger dan de ónze. Daarom kan de „onvruchtbare" zingen (54) en is er hoop voor „alle dorstigen", want er is water des levens, gratis. Dus dat je platzak bent, doet niet ter zake. Wat wél ter zake doet, is dat God alleen alles doet en onze inspanning niet nodig heeft vóór Hij Zich neerbuigt.
Wat doet de aarde vóór het gaat regenen? Niets toch? En zonder de regen is de aarde droog en onvruchtbaar. Zonder het Woord is er geen bekering, geen zoeken van God, geen dorsten naar God, is er niets dan de dood.
Geef je oren de kost: vs. 3. De HEERE spreekt, de God van het „eeuwige Verbond". In Zijn Verbond is geen sprake van „partnerschap", van een prestatie van onze kant als „partij". „Verbond" is belofte, eedzwering, zelfverplichting van God. Zó eenzijdig dat u slechts hebt te horen wat de Geest zegt: „Want gelijk de regen ... alzo Mijn Woord ...".
Dat moet u zó lezen: evenmin als de regen onverrichterzake — in dampvorm — naar de hemel terugkeert, zal Mijn Woord zonder uitwerking zijn: „Het zal doen hetgeen Mij behaagt en voorspoedig zijn ...".
„Voorspoedig zijn" is: de overwinning behalen, het doel bereiken.
De HEERE belooft: Mijn Woord .-^al ove^-winnen. Je kunt ermee aangevochten worden, dat het niets uithaalt, 't Duurt zo lang...
Denk aan de regen, zegt God. Die doet zijn werk in de aarde, maar dat zie je niet op slag. Israël was gevangen en kreeg de belofte van bevrijding. Komt er nog wat van? Jawel! Vs. 12: „Met blijdschap zult gij uittrekken...". De uittocht, de bevrijding, uw verlossing, dat behaagt God en daartoe zendt Hij Zijn Woord uit tot u. Wat heb ik aan een wóórd? Het Woord van God is tegelijk daad! De Heere verricht daden; Hij stelt feiten, Heilsfeiten!
Nu komen wij bij het hart van de tekst: „Mijn Woord zal doen hetgeen Mij behaagt...". „Behagen" lezen wij tweemaal in Jesaja 53 : 10, het hoofdstuk van de lijdende Knecht des Heeren: „Het behaagde den Heere Hem te verbrijzelen ... en het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan".
De tekst verkondigt ons het werk en de Persoon van onze Heere Jezus Christus. In Hém is dit Woord „vlees geworden". HIJ, hét Woord, zal niet onverrichterzake naar de hemel terugkeren, nadat Hij naar deze dorre en vervloekte aarde is neergedaald. Zegt de Heere hier: Mijn Woord bereikt Zijn doel, dan hoor ik Jezus roepen aan het kruis: „Het is volbracht", dat is: het doel is bereikt! De Plaatsvervanger dorst naar de levende God. Hij gehoorzaamt aan de hemelse Vader, Hij bewandelt geen eigen weg. Hij maakt ruimte om te kunnen kopen zonder geld (vs. 1), om te leren dorsten in de zin van Psalm 42. Zó — als Hij in uw plaats staat — gaat er voor een „doorn een denneboom" op en „voor een distel een mirteboom" (vs. 13). Wie in Christus is, is een nieuwe schepping. Wat ons wordt tGegerekend(!) uit Zijn verdiensten, legt gewicht in de schaal. Wij behoeven God niet gunstiger te stemmen, want naar Zijn eeuwig welbehagen heeft Hij Zijn Zoon doen sterven voor uw zonden éér u tot Hem riep of naar Hem dorstte; éér u werd geboren. De Heilige Geest getuigt van Jezus!
Bent u niet met Hem tevreden, dan bewandelt u een doodlopende weg. Bent u wél met Hem tevreden, dan loopt u op de enige Weg. Van tweeën één: alles of niets; Gods gedachten of de uwe; Jezus alleen of verloren.
,,Wie heeft onze prediking geloofd?"
Dat zal in de vruchten blijken en het Wóórd draagt vrucht, zó zeker als het hier zwart op wit staat, en een zondaar zal erop hopen: „Gedenk aan het Woord, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen. Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt".
Brakel M. VERDUIN
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1976
Kerkblaadje | 8 Pagina's