Bede en Verhoring
En hij zeide tot Jezus: „Here, gedenk myner, wanneer Gij in Uw Koninkrijk komt!" En Jezus zeide tot hem: „Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn". Lucas 23 : 42 en 43 (naar de door Kohlbrugge gebruikte bijbelvertaling van Luther)
Juist omdat deze misdadiger zich als moordenaar aan het kruis veroordeeld gevoelt, zich als overtreder moet aanklagen en weet, hoezeer God te vrezen is, gelooft hij het artikel van de vergeving der zonden, ofschoon hij zijn leven lang misschien nooit een dergelijk geloofsartikel gelezen heeft. Hij zegt immers tot Jezus: „Here, gedenk mijner!" Juist vanwege zijn grote nood, schuld en zonde smeekt hij de Here Jezus: „Gedenk mijner!" ,dat is: denk aan mij, die een zondaar, een moordenaar ben; aan mij, wat voor verschrikkelijke en zware zonden ik ook buitendien nog op mijn geweten heb! Hij bidt niet: „Here, bekeer mij, geef mij het geloof, maak mij heilig, neem mijn zonden eerst van mij weg!" Hij maakt niet veel ophef en matigt zich niets aan; hij smeekt heel eenvoudig, of de Here Jezus zijner wil blijven gedenken. Hij spreekt dus het geloof uit, dat de Here Jezus in Zijn Koninkrijk aan zulke zondaren denkt zoals hij er één was. Hij spreekt het geloof uit, dat de Here Jezus een Koninkrijk heeft van genade en vergeving van zonden; een Koninkrijk, waar Hij aan zulken denkt, die zich anders eeuwige straf waardig gevoelden.
Deze misdadiger bekommert zich heel weinig om al wat voor ogen is. Hij gelooft, ofschoon hij niets ziet. Hij ziet een mens voor zich en aanbidt Hem als de Jehovah. Hij ziet een kruis en gelooft een erezetel. Hij hoort, hoe Jezus bespot wordt; hij zie-t, hoe Hij aan handen en voeten doorboord aan het kruis hangt en onder de last van het lijden bijna bezwijkt, en hij gelooft in weerwil van dit alles de heerlijkheid van de Gekruisigde. Hij gelooft door hoon, spot, smaad, lijden en dood heen; hij gelooft in Hem, in wie geen enkel mens in dit uur geloofde; in Hem, die al de discipelen, uitgezonderd een Johannes en drie vrouwen, slechts vanuit de verte in het oog durfden te houden.
Dat was nu toch wel een zoete druppel in de bittere lijdensbeker, die onze Heiland te drinken had; een onmiddellijke machtige versterking, ook naar het uitwendige, van Omhoog voor de Zoon van God, voor onze dierbare Middelaar; een antwoord op Zijn klacht, zoals wij die bij de profeet Jesaja lezen: ,,Ik arbeid tevergeefs" (Jes. 49 : 4), en: ,,Mijn recht gaat aan Mijn God voorbij" (Jes. 40 : 27); een beloning voor Zijn getuigenis: ,,Ik zal Mijn vertrouwen op Hem stellen" (Ps. 18 : 3, Hebr. 2 : 13); een begin van de vervuüing der profetie: „Als Hij Zijn ziel tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij zaad (nakomelingschap) zien, en het voornemen des HERhN zal door Zijn hand voortgang hebben" (Jes. 53 : 10); een stem temidden van de spot van duivel en mensen, welke zeide: „Gij zijt tóch de Christus!" en een gebeuren, dat méér te betekenen heeft dan alles wat er verder op de aarde is voorgevallen.
Het antwoord van onze Here Jezus was in overeenstemming met het geloof van deze misdadiger en overtrof zijn bede; zoals altijd boven bidden en denken is wat de Here geeft. De Here Jezus antwoordde hem niet: „Voorwaar, Ik zeg u, wanneer Ik in Mijn Koninkrijk kom, zal Ik aan u denken", maar: „Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradys zijn".
Behoeven wij nog wel te vragen, hoe de Hare Jezus de Leidsman en Voleinder van ons geloof is.? Of behoeven wij nog wel te vragen, wat er op de bodem van het hart van onze Here Jezus lag? Temidden van hoon en spot wankelt de trouwe Heiland, de Knecht en Uitverkorene van Zijn Vader, niet. Hij ziet de schande. Hij gelooft de eer; Hij kan niets uitrichten. Hij gelooft dat Hij alles in Zijn hand heeft; Hij beschikt over de hemel en ontsluit aan Zijn kruis voor de misdadiger de hemel van Zijn heerlijkheid.
,,Voorwaar", zó luidt Zijm eerste woord, en hiermee ontneemt Hij de misdadiger elke twijfel. Amen, zó zij het. Klaagt gij uzelf aan en verklaart gij Mij rechtvaardig; verklaart gij uzelf schuldig, maar Mij onschuldig; erkent gij, dat Ik voor u deze straf draag, zó zij het. — Amen, ontvang uw bede! ,,U zeg Ik", Ik zou het ook anderen willen zeggen, maar die denken dat zij geen zonde hebben. U, zeg Ik, u misdadiger, u zondaar: het is u alles vergeven! Schaamt gij u voor Mij niet aan Mijn kruis, dan schaam Ik Mij voor u niet aan uw kruis. Nog heden ga Ik naar Huis, nog heden zult gij daar zijn waar Ik ben, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.
In het paradijs, — zonderling woord! Waarom niet: in Mijn Koninkrijk.? Gij gevoelt het. wat er op de bodem van Jezus' hart gelegen heeft: liefde tot wat verloren was; de eer van Zijn Vader om voor Hem alles te herstellen. In het paradijs zijn wij verlorenen geworden; in het paradijs is Gods Wet vertre-den, is Gods eer aangetast, het geloof in Hem door onze moedwillige overtreding te niat gedaan; in het paradijs hebben wij onszelf geheel en al te gronde gericht; en het paradijs, het is ons voor eeuwig tocgcsloten. En wie met zijn: „Alles wat de HERE zegt, dat zullen wij doen", nadert, zal ondervinden hoe machtig en verschrikkelijk de donder en de bliksems van de berg van Gods heiligheid zijn. ,,Het paradijs herstel Ik voor Mijn God, en wat slechts zondaar is en als zodanig Mij aanroept, breng Ik mee naar binnen", dat moet de waarheid zijn geweest, waarmee de ziel van onze Here Jezus zich bezig hield, toen Hij (tot de misdadiger zeide: „Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn". In dit paradijs komen op dit Zijn woord binnen allen, die evenals de misdadiger zeggen: „Here, gedenk mijner!"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1984
Kerkblaadje | 8 Pagina's