Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus Christus, Hij alleen, Hij geheel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus Christus, Hij alleen, Hij geheel

8 minuten leestijd

Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid.Hebreeën 13 : 8

II (Eerste gedeelte)

Onze Heere Jezus Christus betoont Zich Degene, die Hij is. Dat hebben allen ondervonden, die tot Hem hun toevlucht hebben genomen en op Hem hun vertrouwen hebben gesteld. Dat heeft onze leraar ondervonden, die ons Jezus Christus verkondigd heeft, en dat hebben ook wij mogen ondervinden tot op deze dag. Staat mij toe, dat ik tot bevestiging daarvan u herinner aan een en ander, dat de meesten van u wel bekend is, maar waaraan zij toch graag telkens weer denken.

Toen de Heere Jezus Christus aan Saulus verschenen was op de weg naar Damascus en deze in de nood vanwege zijn zonde tot de Heere riep, zeide de Heere van hem tot Ananias: "Deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn naam te dragen voor de heidenen en voor de koningen en voor de kinderen Israels. Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van Mijn naam" (Hand. 9 : 15, 16). En hij, die zó door de Heere uitverkoren en geroepen werd om de naam des Heeren te dragen en ter wille van deze naam te lijden, heeft zelf aan de gemeente geschreven hoe hij in zijn lijden en in zijn zwakheid ondervonden heeft de macht der genade en trouw van Hem, die hij predikte. Dat vernemen wij o.a. uit de tweede brief van de apostel Paulus aan de Corinthiërs hoofdstuk 4, waar wij lezen: "Wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemende kracht van God is en niet uit ons. Wij worden aan alle kanten verdrukt, maar wij zijn niet beangst. Wij zien geen uitweg, maar wij worden niet moedeloos. Wij maken vervolging door, maar wij worden niet verlaten. Wij worden neergeworpen, maar wij komen niet om. Wij dragen te allen tijde het sterven van de Heere Jezus in ons lichaam om, opdat ook het leven van de Heere Jezus in ons ü- chaam openbaar worde. Want wij, die leven, worden voortdurend aan de dood overgegeven om Jezus' wil, opdat ook het leven van Jezus openbaar worde in ons sterfelijk vlees" (vs. 7—11 naar de door Ds. Lütge gebruikte bijbelvertaling van Luther). In deze woorden van de apostel vinden wij in korte, maar krachtige trekken ook het leven van onze leraar beschreven. Door godvruchtige ouders en grootouders opgevoed, heeft hij reeds in zijn prilste jeugd een diepe indruk gekregen van de waarheid van Gods Woord en, zoals hijzelf ons gezegd heeft, de Heere gezocht. Al verblindden ook een tijdlang de glans van deze wereld en de menselijke wijsheid zijn ogen en vervulden ze zijn hart, — Gods oog heeft op hem gerust en Gods hand heeft hem bewaard, totdat het God behaagde Zijn Zoon in hem te openbaren. Hoe dat is toegegaan, hoe Jezus Christus Zich bij zijn bekering aan hem heeft betoond de enige en volkomen Heiland, dat zult gij graag vernemen met de eigen woorden van onze leraar uit een brief, die onze geliefde Ds. Künzli ons mededeelde op de zondag na het heengaan van onze leraar. "In het jaar 1826", zo schrijft Ds. Kohlbrugge, "toen ik nog geen idee van bekering had, toen ik nog niets over het volk Gods of iets van die aard gehoord had, toen, in een donkere, diepe weg, ja in angst der hel, had ik de Bijbel vóór mij. In een ogenblik drong er iets door in mijn hart, wat ik niet kan beschrijven. Het was sneller dan de bliksem, en de vuurgloed kan ik al evenmin beschrijven. Maar in die gloed las en hoorde ik de woorden, die in Jesaja 54 vs. 7—10 geschreven staan: 'Een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar met grote ontferming zal Ik u vergaderen. In een kleine toorn heb Ik Mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen, zegt de Heere, uw Verlosser. Want dat zal Mij zijn als het water van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan. Alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen noch u schelden zal. Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn genade zal van u niet wijken en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer'. Een wolk van diepe vrede was in mij en om mij heen, en al mijn zonden waren van mij weg, en van stonden aan sprak ik een andere taal, zodat de oude vromen mij voor zeer oud in de genade hielden. Zó is het voortgegaan. Ik wies en nam toe boven alle anderen in de Wet, en allen die mij kenden, zullen getuigen, dat ik hun gelijk was of hen overtrof. Velen namen zelfs aanstoot aan zoveel heiUgheid en nog meer daaraan, dat ik ze zo consequent doorzette. Dat heeft zo geduurd tot 1833. Van toen af aan komt er een ommekeer in mijn leven, en de vraag rees in mij op: 'Waarom is het toch zó met mij?' Toentertijd ben ik in een weg gekomen, waarvan het mij nog verwondert, dat ik er niet in omgekomen ben. De openbaringen van God en Christus vermenigvuldigden en herhaalden zich elke morgen voordat de nacht voorbijgegaan was, en tot tweemaal toe ben ik slechts als aan een oorlelletje weer uit de macht van de satan vandaan gekomen. De eerste keer had ik Romeinen 7 vs. 14: 'Wij weten, dat de Wet geestelijk is; maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde', de andere keer: 'Gij zijt om niet verkocht, gij zult ook om niet verlost worden'. Toen werd mij Gods gerechtigheid geopenbaard. Hier leed mijn eigen gerechtigheid totaal schipbreuk... Lange tijd heb ik stand gehouden om met de Wet in eigen hand tot volmaaktheid te komen en ten bloede toe te strijden, en al dieper zonk ik weg, en toen ik niet dieper meer kon zinken, ja terwijl ik beneden de duivel verzonken neerlag, — toen, in mijn radeloosheid en verlorenheid, is de Heere mij tegengekomen en heeft Hij tot mij gezegd: 'Zó als gij zijt, zijt gij Mij heilig, — niets daarvan af, niets daaraan toe!' Dat was voor mij onverwacht! Dat was in mijn gedachten niet opgekomen! Ik zag een Lam ter rechterhand der heerlijkheid. Toen heb ik afstand gedaan van de Wet, van heiligheid, van mijn weten van goed en kwaad, van mijn wedergeboren-, bekeerd-, vroomzijn, van mijn God-kennen, God-beschouwen, van alle godvruchtigheid, kortom van alles wat vlees heeft, geeft en werkt, — en nu is mijn enig heil in de hoogte en diepte: 'Met ons God'. Dat is mijn enige vreugde, vrede, leven, gelukzaligheid. Evangelie, Wet en Gebod. Al het andere acht ik, evenals mijzelf, als stof en niets.

Deze gelofte heb ik de Heere gedaan, dat, als Hij mij eruit zou halen, ik het allen die het zouden willen horen, wilde leren en verkondigen, dat Hij goddelozen rechtvaardig verklaart, dat Jezus, de enige Gezalfde, in vlees gekomen is. Deze gelofte heb ik betaald en zal ik betalen, zolang ik in deze tabernakel zal zijn; maar zij hebben mij in menigten weerstaan, zodra ik aanving Gods Wet te bewaren. Dit had mij ook dron-ken gemaakt van troost, dat toen, toen ik vanwege mijn ongerechtigheden niet kon zien, — want zij waren meer dan haren op mijn hoofd, — en mijn hart mij had verlaten en mijn melaatsheid met haar plaag op het allerhoogst was gestegen, de Heere tot mij zeide: 'Gij melaatse zijt rein, gij hebt de oude mens afgelegd, uw oude mens is mede-gekruisigd, gij hebt de nieuwe mens aangedaan!' En wie was ik, dat ik niet zou geloven wat de Heere tot mij zeide? Ja, ofschoon de duivel van toen af aan opnieuw met alle woede mij uit dit Woord trachtte weg te dringen, — het Woord, waarin ik met al mijn ellende ben blijven hangen, is sterker geweest dan alles wat tegen mij was; en dit Woord is mijn stok en mijn staf en een lamp voor mijn voet!"

Waar zou ik moeten beginnen, mijn geliefden! waar eindigen, als ik u de waarheid van deze woorden wilde bewijzen uit het leven en werk van onze leraar? De ouderen in de gemeente en onder de broeders hebben het zelf ondervonden; en de jongeren merken het wel, als zij de preken van onze leraar lezen of van hun ouders vernemen, hoe onze leraar onder ons verkeerde en welk een zegen er van hem is uitgegaan. Het is in het leven van onze leraar wel gebleken, dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed heeft gekocht, ons ook door Zijn Heilige Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij met ons ganse leven Gode dankbaarheid voor Zijn weldaden bewijzen en Hij door ons geprezen worde. Zó wordt het geloof uit de vruchten openbaar en door onze godzalige wandel ook onze naaste voor Christus g^onnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1986

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Jezus Christus, Hij alleen, Hij geheel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1986

Kerkblaadje | 8 Pagina's