Friesland in de patriottentijd
"For uwz lan, wyv en bern; voor ons land, vrouw en kinderen".
Tweehonderd jaar geleden vielen de Pruisische troepen de Republiek der Verenigde Nederlanden binnen en herstelden haar in haar voormalige vormen. Direkte aanleiding voor deze buitenlandse inmenging in onze binnenlandse aangelegenheden was het onrecht en de onheuse behandeling, die Wilhelmina, de zuster van de Pruisische koning en vrouw van de Stadhouder Willem V, op haar tocht van Nijmegen naar Den Haag waren aangedaan. Met die Pruisische inval was een abrupt einde gekomen aan de Patriottenbeweging, die van circa 1780 tot 1787 ons land in een toestand van burgeroorlog had gebracht.
Het tweede eeuwfeest van deze omwenteling in 1787 is de stimulans geweest voor tal van congressen, tentoonstellingen en gedenkschriften. In een tweetal voorafgaande artikelen in het Kerkblaadje heb ik daar al op gewezen. Een derde en afsluitende beschouwing wil ik nu wijden aan de Patriottenbeweging in de provincie Friesland. Op vrijdag 25 september j.1. is in het Fries Museum op de Turfmarkt te Leeuwarden een plechtige herdenkingsbijeenkomst gehouden, gewijd aan de Patriottentijd, waar toen tevens de officiële presentatie plaatsvond van een boek, getiteld: For uwz lan, wyv en bern. Dit boek wil ons een beeld geven van wat zich in de provincie Friesland in de Patriottentijd heeft afgespeeld.
Omdat over die Friese gebeurtenissen maar weinig bekend is en wij hier op grond van nauwgezette bronnenstudie een duidelijk beeld krijgen van de dramatische ontwikkelingen in de jaren 1780 tot 1787, kan men spreken van een uitermate belangrijke en boeiende publicatie, waarmee de Fryske Akademy zich veel eer heeft verworven, en waarmee zij de Nederlandse geschiedvorsing ten zeerste heeft verrijkt. Vergeleken met de andere herdenkingsbundels die dit najaar aan de Patriottentijd zijn gewijd, spant deze stellig de kroon.
Algemeen bekend is wat zich heeft afgespeeld in Amsterdam en Den Haag, in Utrecht, Arnhem en Zutfen, in Hattem en Elburg, maar welke niet-Fries weet hoe critiek en gespannen de situatie toenmaals geweest is in Friesland? Wie is er tot in de finesses van op de hoogte, hoe de Patriotten daar in 1787 zich als in een vesting verschanst hadden in de stad Franeker en aldaar een tegenregering hadden uitgeroepen tegenover de Friese Staten? Wie heeft er ooit van gehoord, hoe smadelijk de aftocht is geweest van de Patriottische voormannen in september 1787, en hoe vernederend de stad Franeker door de Staten gestraft is voor die rebellie: de wegvoering der stadspoorten en de uitlevering van de stadssleutels? U vindt dit hele verhaal in geuren en kleuren goed gedocumenteerd in deze herdenkingsbundel. Ook hoe het lot der Patriottische voormannen is geweest in de verstrooiing, toen zij als voortvluchtige ballingen rondzwierven door Frankrijk en daar de verschrikkingen van de Revolutie en de Jacobijnse terreur meemaakten.
Toch was voor mij het belangrijkste en boeiendste gedeelte van deze bundel de voorgeschiedenis van de Patriottische beweging in Friesland. In een drietal hoofdstukken worden wij daarover uitvoerig ingelicht. Het meest opvallende daarvan is, dat de Patriottenfurie in Friesland niet zonder meer vereenzelvigd mag worden met die in de andere provincies van de Republiek, maar dat zij een geheel eigen, typisch- Fries karakter heeft gehad.
Trouwens, bij de bestudering van de Patriottentijd komt men telkens tot de slotsom, dat het Patriottisme in elke provincie ietwat anders gekleurd was, terwijl er in het Groningerland zelfs van Patriottisme nauwelijks sprake is geweest. Dat laatste wekte uiteraard de ergernis en woede van de Patriotten in Holland, Gelderland, Utrecht en elders. "Ik heb nooit een Groeninger gezien, die veel verstand had", zegt een heftig Patriot, en hij acht zich gerechtigd om zo minachtend over de Groningers te spreken, omdat gebleken was hoezeer de Hoogmogende Heren daar ingenomen waren met Stadhouder Willem V en diens bewind.
Wat een complex verschijnsel de Patriottenbeweging is geweest, blijkt als men de Friese Patriotten vergelijkt met die in'andere provincies. In Holland bijvoorbeeld denkt men dan dadelijk aan figuren als Cornells de Gijselaar (naar hem werden de Patriotten Kezen genoemd), die in 1786 betrokken was bij het incident van de Stadhouderspoort op het Binnenhof; aan Petrus Burman, hoogleraar in de letteren te Amsterdam, die op zijn buitenverblijf Sandhorst onder Wassenaar een gezelschap rond zich verenigde, dat het Sandhorster kuddeke, het Cloosterken der vrijheid en tolerantie werd genoemd en waar de libertijnse verdraagzaamheid van Oldenbarnevelt verdedigd en aangeprezen werd. Ook bestudeerde men er de werken van Rousseau en Voltaire. In Gelderland en Overijssel waren Joan Derk van der Capellen en Robert Jasper van der Capellen van de Marsch de leidinggevende figuren van de Patriottenbeweging, beiden geestdriftige bewonderaars van de Amerikaanse Vrijheidsoorlog en fel anti-orangistisch vanwege de nauwe relaties van de stadhouderlijke familie met het Engelse Hof. Weer geheel anders was de situatie in de provincie Utrecht. Hier waren het de talrijke studenten in de sterk democratische hoofdstad van het gewest, die de toon aangaven. De heftigste pamfletten verschenen hier ter stede, de felst anti-stadhouderlijke sentimenten kwamen hier brutaal naar voren. Zo werden de student Ondaatje en de jonge student-dichter Bellamy, beiden ware volksmenners, hier de hoofdpersonen van de Patriottenbeweging. Zij ontketenden een ware hetze tegen de regenten, de aristocratie en de Stadhouder, en richtten volkscomité's op, die moesten toezien op handhaving der volksrechten en herstel der grieven.
Hoe ontwikkelden zich nu in Friesland de Patriottische woelingen? De herdenkingsbundel: For uwz lan, wyv en bern geeft ons daar een duidelijk inzicht in door als eerste inleidend hoofdstuk een studie op te nemen over Coert Lambertus van Beyma. Hij is het immers geweest, die de woordvoerder en leider was van de ontevredenen over de politieke toestanden in de provincie Friesland. Om iets te begrijpen van die ontevredenheid en van het ageren van Van Beyma is het noodzakelijk enigszins op de hoogte te zijn van de eigenaardige politieke situatie in Friesland. Niet slechts het hoofdstuk over Van Beyma, óók het tweede hoofdstuk, getiteld: Friese edelen op patriotse wegen, geeft ons daar een voortreffelijk overzicht van.
Vaak is het op goede gronden gezegd en geschreven, dat de Friezen een zeer krachtige en vrijheidlievende natie zijn; wellicht het enige volk van Europa, waar het leenstelsel geen wortel heeft kunnen schieten, waar het ridderwezen bleef uitgesloten en waar zelfs aan de heerschappij van de Kerk paal en perk was gesteld. Ook behoort het tot het Friese volkskarakter om zijn vrijheidsliefde als politiek ideaal met warmte, om niet te zeggen: met emotie, aan te hangen en te verdedigen (blz. 189 in de Herdenkingsbundel). Welnu, Van Beyma was een Fries pur sang. "Hij was opvliegend, eigenzinnig, emotioneel en niet gauw geneigd tot het sluiten van compromissen. Hij zou derhalve kunnen gelden als een schoolvoorbeeld van de stereotype "Stanfries" (Stamfries). Daar kwam nog bij, dat Van Beyma zeer idealistisch was ..." {t.a.p. blz. 41).
Wat nu Van Beyma en vele Friezen met hem in Patriottische wateren deed terechtkomen, was het feit dat bij hem de oude vrij heidsliefde weer opleefde, nadat die onder jarenlang aristocratisch regentenbestuur was ingesluimerd. Op grond van dat oude vrijheidsbesef keerde hij zich tegen de arrogantie en overmoed van een aantal adellijke families, die op de eenvoudige landlieden en stedelingen neerzagen als "kaerels", om niet te zeggen: als "horigen".
Die Friese regenten vormden een oligarchie, een regering van weinigen, die het platteland en de steden beheersten en wier onbeperkte heerschappij slechts getemperd werd door hun onderlinge twisten en kuiperijen. Epo Sjuck Juckema van Burmania Rengers, grietman van Wymbritseradeel, en Wilco baron thee Schwartzenberg en Hohenlandsberg, grietman van Wonseradeel, golden als de machtigsten onder hen. En in de steden heersten de regenten, die door 's Prinsen aanbeveling in de stedelijke besturen waren gedrongen en die op hun beurt niet minder ijverig dan de grietmannen zich inzetten voor de verdeling van voordelige ambten en voor het begunstigen van vrienden en familieleden met posten en postjes. Zij waren vaak vreemdelingen in stad en gewest, zonder eigendom en landbezit in Friesland, onbekend met inheemse rechten en gewoonten, dikwijls niet eens wonend in de stad, maar slechts een paar kamers hurend in een logement, waar zij voor korter of langer tijd in het jaar verschenen, om verder het bestuur over te laten aan zaakgelastigden (P. J. Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, deel VI, blz. 455).
Het eerste hoofdstuk uit de Herdenkingsbundel laat nu overduidelijk zien, dat Van Beyma zich tegen dergelijke misstanden keerde. Hij trachtte in het Friese land de burgerij en de plattelandsbevolking op te wekken om "de oude baniere der vrijheid" weer op te steken. Daarbij dient opgemerkt te worden dat deze Friese democraten aanvankelijk volbloed stadhoudergezind waren, omdat zij juist van de Stadhouder verwachtten dat hij hen tegen de tyrannic van deze aristocratische oligarchie te hulp zou komen. Eerst toen bleek dat zij in dat opzicht niets van Willem V te verwachten hadden, omdat hij te zwak van karakter was om de macht en arrogantie van deze aristocraten te weerstaan, eerst toen zochten zij contact met de Patriottische voormannen elders in de Republiek. Tegen die achtergrond is de nauwe vriendschapsband van Van Beyma met Joan Derk van der Capellen en zijn geestdriftige instemming met Van der Capellen's pamflet: Aan het Volk van Nederland te begrijpen. Het was rancuneuze bitterheid over Oranje's slapheid en lafheid om ook maar één vinger uit te steken voor het Friese volk, dat zuchtte onder een verpletterende, op grondbezit gebaseerde overmacht van een heersende politieke elite, en dat op staatsrechtelijk gebied noch vrijheid noch gelijkheid kende, — het was die frustrerende ervaring, die de Stanfries Coert Lambertus van Beyma in het vaarwater van de Hollandse, Overijsselse en Utrechtse Patriotten voerde. Nochtans is Van Beyma en zijn de Patriotten in Friesland nimmer Patriotten in de trant van lieden als De Gijselaar, 198 Burman, Ondaatje en Bellamy, ja zelfs niet in de trant van Joan Derk van der Capellen en Robert Jasper van der Capellen van de Marsch geweest. Een uitzondering moet ik hierbij maken voor de Franeker hoogleraar Valckenaer en voor een aantal predikanten in de Noord-Westhoek van de provincie; die waren fanatieke en venijnige Patriotten van het kwalijke soort, dat zijn inspiratie putte uit de geschriften van Voltaire en Rousseau en andere Franse libertijnen. Maar Valckenaer was van geboorte en afkomst geen Fries. En de predikanten van het type als Thomas Joha, Petrus Bruining en tal van anderen uit de classes Dokkum, Harlingen en Sneek, die in plaats van Gods Woord te verkondigen hun gemeenten Patriottische pamfletten aanprezen en in hun gemeenten met een exercitiegenootschap dienst deden, — zij waren voedsterlingen van academies, waar het theologisch onderwijs geheel stond in het teken van de Verlichting.
Dat de Stanfries Coert Lambertus van Beyma anders was dan de Patriotse "Kezen" is naderhand door hemzelf nadrukkelijk vastgelegd in zijn: Apologie of Verantwoording, eind 1787 in Franse ballingschap geschreven en in 1790 te St. Omer gepubliceerd. Hij spreekt daarin uit, dat hij in principe geen tegenstander van het Stadhouderschap was en dat hij evenmin een volksregering voorstond. Hij wilde echter geen almachtige Stadhouder, maar slechts een custos concordiae, dat wil zeggen: iemand die als eerste dienaar van de Staten de eendracht bewaarde. Met deze gematigde stadhoudergezindheid stond hij dus tegenover de vurige Orangisten die de Stadhouder beschouwden als een souverein vorst, wiens macht ten onrechte door de Staten beperkt werd. Van Beyma was ervan overtuigd, dat de oude Friese staatsinrichting goed was en niet veranderd en verbeterd behoefde te worden. Naar zijn inzicht stond Friesland in dat opzicht zelfs boven de andere gewesten, omdat juist in Friesland een ideale vermenging tot stand was gekomen tussen de aristocratische en democratische regeringsvorm; een regeringsvorm, die beveiligd was tegen "de verwarringe ende traegheit in deliberatie en executiën" van een democratie èn tegen de "dwinglandij" van onafhankelijke aristocraten. Als middel om nu de aristocratie onder controle te houden en de grietmannen te beletten om "een merkelijk misbruik te maken van haere (hun) macht", achtte Van Beyma het Stadhouderlijk Hof onontbeerlijk. Vooral in Friesland was men er in het verleden in geslaagd om de bevoegdheid der regenten nauwkeurig af te bakenen. Toen nu in de 18e eeuw de aristocraten zich steeds meer alle politieke macht toeëigenden, en toen ondanks de dringende verzoeken die door het landvolk en de stadsbevolking tot de Stadhouder gericht werden. Stadhouder Willem V onwillig was om tegen het machtsmisbruik van de aristocratie op te treden en het Friese Volk zijn politieke vrijheid te hergeven, — toen trok de Stanfries Van Beyma daaruit de conclusie, dat "men met het woord Vrijheid een spel speelde. Ik gevoelde hoe, indien dit spel zo voortging, het Volk van Vriesland voor altijd zoude blijven in de ongelukkige omstandigheid van niets zekers te hebben, en dat het zonder enige zekerheid in de regeringe zoude zijn". Tegen deze achtergrond is de leuze der Friese Patriotten te verstaan: For uwz tan, wyv en bern; voor ons land, vrouw en kinde-ren. Tegen deze achtergrond is het ook begrijpelijk, dat Van Beyma toenadering zocht tot Hollandse, Overijsselse en Utrechtse Patriotten. Onder het motto: "It IS mei sizzen net te dwaan; het is met zeggen alleen niet te volbrengen" nam hij het initiatief tot een staatsgreep.
Niettemin, hoe psychologisch begrijpelijk ook, was deze toenadering een funeste zaak. Zij had iets van een duivelspact, te vergelijken met de fatale fout van de politiek verontrusten en malcontenten in de achter ons liggende dertiger jaren, die heul en hulp verwachtten van Mussert en de NSB. De gevolgen van die toenadering zijn zowel voor Van Beyma zelf als voor de provincie Friesland noodlottig geweest. Zij heeft gevoerd tot de Franeker rebellie, waarvan wij in het begin van dit artikel reeds repten.
Om daar een duidelijk beeld van te krijgen, haal ik een passage aan uit het Handboek der Geschiedenis van het Vaderland van Groen van Pnnsterer: Nergens was de spanning sterker dan in Friesland. 7 September- afzonderlijke Staatsvergadenng der minderheid te Franeker; vele vrijwilligers derwaarts, de stad versterkt, en de houding der Patriotten zoo hevig en dreigend dat ook Leeuwarden en Harlingen in staat van tegenweer worden gesteld. Missive van den Krijgsraad te Franeker aan dien van Harlingen, "om toch de werktuigen met te zijn der vervloekte heerschzucht van eene partij"; met nadruk beantwoord: Harlingen ingesloten en benauwd. Het Franeker Defensie-wezen dreigt de Regenten te Leeuwarden bij aannadering van militairen, "het op uwe en uwer aanhangers personen en goederen te verhalen, hun bezittingen te verwoesten, alles wat van hen is in vuur en vlam te zetten, zich tot den laatsten adem te zullen verdedigen en het geheele Land te zullen inundeeren". Het hele verloop van deze rebellie wordt ons tot in de finesses uit de doeken gedaan in deze herdenkingsbundel, zij het met in een afzonderlijk hoofdstuk, doch hier en daar over het hele boek verspreid (blz 56v., 74v , 128v., enz.).
Een van de euvele gevolgen van de aansluiting van Van Beyma bij de landelijke Patriottenbeweging is ook geweest een verhevigde tweespalt in de Friese predikantenkring. In het voorafgaande wezen wij er reeds op, dat het in de strook langs de Noord-West kust van Friesland in de jaren 1784 tot 1787 gonsde van anti-stadhouderlijke activiteiten In tegenstelling tot de rest van de provincie konden ze zich daar uiten en handhaven. Hoe verpolitiekt zij waren, trad het duidelijkst naar voren toen zij de Friese provinciale Synode ertoe brachten een politieke uitspraak te doen. De kwestie was deze- sinds 1766 was er in de synodale acta een artikel opgenomen, waarin een zegenbede over de stadhouderlijke familie werd uitgesproken. In 1783 diende in de classis Dokkum een aantal predikanten daartegen een bezwaarschrift in. Zij stelden voor om deze zegenbede voortaan achterwege te laten of eraan toe te voegen een bede "voor onzen wettigen souverein, de Staten van Friesland". De provinciale Synode weigerde dit voorstel van de classis Dokkum in behandeling te nemen. Daarop wendde die classis zich rechtstreeks tot de Staten, die toen de provinciale Synode gelastte het bezwaarschrift wel op de agenda te plaatsen Met het gevolg dat het toen werd ingewilligd.
In zekere zin was met deze overwinning van de antistadhouderlijke predikanten uit de classis Dokkum het hek van de dam Men begon nu van de preekstoel af meer en meer te ageren tegen de Stadhouder, propaganda te maken voor weerbare vrijcorpsen, voor verplichte wapenoefeningen en wapemnzamelingen Ja zelfs zag men tal van predikanten zelf deelnemen aan de exercitien der vrijcorpsen Daarmee deden zij datgene, waartoe Joan Derk van der Capellen in zijn beruchte pamflet het Volk van Nederland had opgeroepen. Maar men deed het op zijn Fries, dat wil zeggen: nog emotioneler en fanatieker dan in de andere provincies. En het was hun eigen Patriottische voorman, de Stanfnes Van Beyma, die daartoe het voorbeeld had gegeven.
Was het te verwonderen, dat het ageren van deze verpolitiekte, anti-stadhouderhjke. Patriottische predikanten een grote weerzin bij het merendeel hunner collega's wekte? Men zou de kerkelijke situatie van toen kunnen vergelijken met de situatie in de zestiger en zeventiger jaren die kort achter ons liggen. Ook in die periode onrust en verwarring m de gemeenten, doordat een groeiend aantal predikanten zich politiek opstelde en niet schroomde om van de preekstoel af stemadvies aan de kerkgangers te geven. De Patriotten van eertijds waren geworden de progressieven van thans.
En zoals nu in de zestiger en zeventiger jaren der 20e eeuw daartegen eerst de Open Brief tn naderhand het Getuigenis het licht zagen, zo verscheen m de tijd van de Patriottische woelingen een soortgelijke hartekreet. De veelzeggende titel ervan luidde: Donderslag tegens alle godloosen, rebelschen, onbekeerde predikanten en patriottische rebellen De Patnotse predikanten worden ervan beschuldigd "afvalligen" te zijn, doordat zij moedwillig gebroken hebben met het kerkelijk formulier waarmee zij bevestigd waren. In dat formulier staat immers nadrukkelijk, dat "de schaapken moeten geweid worden, met anders dan door de verkondiging des Goddelijken Woords", terwijl de aangeklaagde predikanten hun gemeenten Patriottische geschriften en leer aanprezen
De schrijver van dit protest was Johannes Mecima, die zichzelf omschreef als "Drogist en Chymist te Harlingen, Medelid van het vermaard Genootschap ter bevordering van de reine Leere te Bazel in Zwitserland". Met dat Genootschap is bedoeld een vereniging van christenen, die verontrust waren over de invloed van vreemde leringen in de Kerk en die ijverden voor de ware gereformeerde leer en voor bevindelijke vroomheid Volgens Mecima kon het met anders, of de ware gereformeerde leer en de liefde voor Oranje stonden op éen lijn
Dat een dergelijke klacht gehoor vond bij het kerkvolk in de andere delen van de provincie Friesland, blijkt uit het feit dat in Workum een groot deel van de bevolking in opstand kwam tegen haar voorgangers. Na een kort treffen met een klein legertje Patriotten plunderden de Orangistische Workumers in de nacht van 24 op 25 september 1788 de woningen van een aantal Patriottische ingezetenen, waaronder die van ds. Pibo Odolphi en de doopsgezinde predikant Sybren S. Hofstra. En Workum was met de enige plaats in Friesland, waar zich dergelijke tonelen afspeelden.
Wij hebben reeds verteld, dat met het mislukken van de Franeker rebellie een ware uittocht plaatsvond van Patriotten. Zij weken uit, eerst naar Amsterdam en naderhand naar Frankrijk. Onder hen waren ook Van Beyma en de Franeker hoogleraar Valckenaer. Zij hebben daar zeker niet het land van hun dromen gevonden. Zij hebben het er bitter gehad, vooral sinds in 1789 daar de Revolutie was uitgebroken en de Jacobijnse terreur woedde. Valckenaer werd een geestdriftig volgeling van die politieke secte. Van Beyma niet. Als geboren Stanfries voelde hij zich een balling, die hunkerde naar zijn geboortegrond. En het is in die donkere tijd geweest, dat hij tot schrijven is gekomen van zijn Apologie of Verantwoording.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1987
Kerkblaadje | 8 Pagina's