Kohlbrugge over de heilige doop

De almachtige God, die boven bidden en denken doet, hebbe gegeven, dat gij, nu gij dit hebt gehoord, uw doop anders moogt beschouwen, dan velen van u tot nu toe gedaan hebben.

Toen gij gedoopt werdt, hebt gij de belofte ontvangen, dat gij door Christus' bloed en Geest van de onreinheid uwer zielen, dat is: van al uw zonden gewassen zijt, zo zeker als gij uiterlijk met het water van de doop besprengd werdt.

Toen gij gedoopt werdt, hebt gij de belofte ontvangen van uw vernieuwing door de Geest van Christus; de belofte, dat gij herschapen zijt in Christus, wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden; de belofte, dat gij in Christus geschapen zijt in alle goede werken, opdat gij op Zijn dag zoudt mogen bevonden zijn als mensen die daarin gewandeld hebben.

Toen gij gedoopt werdt, zijt gij met Christus in Zijn dood en in Zijn graf gegaan; toen hebt gij in Hem de oude mens afgelegd en zijt vervolgens met Hem uit de doden te voorschijn gekomen en opgewekt als "een nieuwe mens" om voor Hem te leven en Hem te dienen in ware gerechtigheid en heiligheid een eeuwig leven lang.

Toen wij gedoopt werden, hebben wij van Godswege het getuigenis verkregen, dat God in eeuwigheid onze God en genadige Vader zal zijn.

Toen wij gedoopt werden, heeft het bloed van Christus ons besprengd en van onze zonden gereinigd; toen werden wij door Zijn Geest herschapen van kinderen des toorns tot kinderen Gods, en sedert die tijd staan wij niet meer op onze eigen naam, maar op de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.

Zo is de doop ons dan als de wateren van de zondvloed, waardoor Noach bewaard werd in de ark: Christus; zij is ons de Rode Zee, die wij doorgaan om gered te zijn van de helse Farao en uit de dienstbaarheid van Egypte; zij is ons de wolk, die ons omgeeft en ons als het volk des HEREN gescheiden houdt van de Egyptenaren als het volk van de duivel.

Zo vloeien er in de doop allerlei onzichtbare genadegaven op ons neer van de enige Mens-in-genade, Jezus Christus, als daar zijn: afwassing en reiniging van al onze onreinheid, vernieuwing door de Geest, eeuwige vertroosting en verzekering van Gods goedertierenheid over ons, — het gestorven- en begraven- zijn van de oude mens, zodat wij hem hebben afgelegd met al zijn werken, en het te-voorschijn-gekomen-zijn van een nieuwe mens, die naar God geschapen is in alle goede werken, omdat zij in God gedaan worden. 138

Ziet, mijn geliefden! dat is in korte woorden de troost, die gij uit uw doop moet putten.

Niet alsof dit in het water van de doop op zichzelf ligt, alsof dat water zulke grote dingen zou kunnen doen, als: vergeving van zonden schenken en bovendien gerechtigheid des levens. Het water doet in het geheel niets, en in het water schuilt ook niets van al deze geestelijke goederen. Christus' bloed en Geest doen het, en het Woord legt er duidelijk getuigenis van af, dat Christus' bloed en Geest het doen; maar het water heeft Christus bevolen om ons tot een teken en zegel te zijn, dat daar boven voor de troon der genade onze ongerechtigheid van ons weggenomen en ons de gerechtigheid des levens toegerekend en geschonken wordt in de doop.

Uu Zwei Prediglen uber die heilige Taufe, Eïheddd ÏS54,S 1—9 Vertaling Ds D van Heyst

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen