Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Ziekentroost’ (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Ziekentroost’ (4)

5 minuten leestijd

TOEN DS. CORNELIS VAN HILLE ZIJN ZIEKENTROOST IN 1571 IN DRUK UITGAF, WAS HIJ GEEN PREDIKANT. MIJ IS NIET BEKEND OF HIJ ALS ’ZIEKENTROOSTER’ IN ENGELAND WERKZAAM WAS OF ALS ZODANIG WAS AANGESTELD. WEL IS DUIDELIJK UIT ZIJN BOEKJE DAT HIJ EEN MAN MOET ZIJN GEWEEST DIE HET HART OP DE GOEDE PLAATS HAD ZITTEN. HIJ WAS BEWOGEN MET DE NOOD VAN DE ZIEKEN. DAAROM VOELDE HIJ ZICH GEDRONGEN OM EEN GESCHRIFT VOL TROOSTRIJKE WOORDEN VOOR DE ZIEKEN AAN HET LICHT TE BRENGEN. HIJ WILDE AAN HEN DIE DE ZIEKEN MOESTEN BEZOEKEN ENIGE STEUN EN EEN HANDREIKING BIEDEN.

Op welke wijze treed je de zieke tegemoet? Wie bezochten de zieken? Natuurlijk in eerste instantie de predikanten! De kerkenraden gingen ervan uit dat hun dominee op de universiteit geleerd had hoe hij het pastoraat onder andere in de ziekenkamer moest uitoefenen. Dr. C.A. Tukker schrijft dat het in de 16e eeuw droevig gesteld was met de praktische vorming van de aanstaande predikanten. Hij bedoelde daarmee te zeggen dat tussen de theorieën in de collegebanken en de praktijk van het pastoraat bij het ziekbed een behoorlijke kloof bestond. De predikant deed ongetwijfeld zijn best om de collegestof bij zijn pastorant een gezicht te geven, maar of hij werkelijk oog had voor de persoon met wie hij te maken kreeg, is een grote vraag. Veelal kwam hij niet verder dan het houden van een korte preek bij de zieke. Reflectie op het pastoraal bezig zijn bij de zieken stond nog in de kinderschoenen. Daarom kan dr. De Niet in zijn dissertatie Ziekentroosters op de pastorale markt – 1550-1880 schrijven: ‘Sowieso moeten we ons niet te veel illusies maken van het pastoraat in die tijd’. Hij gaat verder met deze veelzeggende woorden: ‘Waarschijnlijk deden de ouderlingen niet veel pastoraal werk. Ze waren vooral bezig met het regeren van de kerk. Ideaal was als mensen vier keer per jaar huisbezoek kregen ter voorbereiding op het avondmaal, maar dat was dan vaak een formele aangelegenheid. Het pastoraat, zoals we dat nu kennen is pas vanaf het eind van de 18e eeuw ontstaan.’

De protestantse kerk kende kort na de Reformatie een aantal lagere kerkelijke ’ambten’, ‘zoals dat van catechiseermeester of -meesteres, stoelenzetster, togadrager, consistoriebediende, voorlezer, voorzanger en krankenbezoeker of ziekentrooster’. Gelet op het betekenisveld van het woord ‘ambt’ was het wellicht beter geweest om te spreken over ‘kerkelijke functies’. In het rijtje van de boven genoemde ‘lagere kerkelijke ambten’ komen we dus ook de ziekentrooster tegen. Binnen de protestantse kerk werd het kennelijk toch beschouwd als een ambt. Wel niet zo hoog gekwalificeerd, maar toch een ambt. Dr. De Niet plaatst in dit verband deze aanvullende opmerking: ‘De functie van ziekentrooster was echter een onofficieel ‘ambt’, dat plaatselijk werd uitgeoefend en dat ook niet landelijk was georganiseerd. Op de regionale of landelijke vergaderingen van de kerk kwam de ziekentrooster dan ook nauwelijks ter sprake.’

Arie Goedhart, een catechiseermeester en ziekentrooster in Rotterdam, bekleedde naar zijn gevoelen als ziekentrooster geen ambt, maar zag zichzelf als een ‘behulpsel’ in het pastoraat. Hij schreef in een catechismusboekje uit 1764 ‘Ik weet en erken, dat ik geen gewettigt en gezonden Leeraar ben, maar in den weg der Goddelyke Voorzienigheid, alleen gestelt tot een behulpsel en medewerker, ter stigting en onderwysing, in de handen myner Leeraren’. Bij dr. Tukker lezen we over de ziekentroosters: ‘De ziekentroosters in de steden zoals Amsterdam werden door de stadsoverheid aangesteld en als ambtenaren aangemerkt’. Een formulier om hen in te leiden in hun werk ontbreekt. Juist het ontbreken van een officieel document maakt duidelijk dat men binnen de kerk niet zo goed raad wist met de status van de ziekentrooster. Het feit dat de stadsoverheid, zoals te Amsterdam, hem aanstelde, onderstreept deze verlegenheid. Pas in 1816 bij de invoering van een nieuw reglement wordt de positie van de ziekentrooster meer en meer geformaliseerd. In dit nieuwe reglement krijgt het godsdienstonderwijs veel aandacht. De Niet schrijft: ‘Je ziet dan dat de ziekentroosters worden gerekruteerd uit de bekwaamste godsdienstleraren. Later wordt dat nog meer geformaliseerd: de ziekentrooster is dan een bijzonder soort godsdienstonderwijzer.’

De pastorale nood binnen de gemeenten deed de kerkenraden omzien naar mannen waarvan zij meenden dat zij bekwaam waren om enig pastoraal werk te verrichten in de gemeente. Urgent werd het toen de pest uitbrak en vele mensen pastoraal begeleid moesten worden. Volgens historici ligt de oorsprong van de functie van ziekentrooster ‘in de vluchtelingenkerken van het zestiende-eeuwse Londen en Emden’. We moeten hier denken aan de jaren 1550 en daarna. In 1563 brak de pest uit in Londen en in 1568 in Emden. De kerkenraad van de vluchtelingengemeente in Londen stelde twee personen aan die de bevoegdheid kregen om pastorale steun te bieden ‘in die plaetsen van die predicanten, bij den crancken’. Dit gebeurde ook in Emden. De twee ‘ziekentroosters’ in Emden kregen als taak mee om de zieken te bezoeken en testamenten te schrijven. Dit betekende voor hen dat zij de huizen binnen moesten gaan waar de pest, ‘de zwarte dood’, rondwaarde. De ziekentroosters werden geconfronteerd met letterlijk doodzieke mensen die hun testament – hun laatste wilsbeschikking – wilden laten beschrijven.

De predikanten gingen veelal die huizen niet in en gaven het ziekenpastoraat en wat daar verder mee verbonden was in levensbedreigende situaties graag uit handen. De vaak niet academisch geschoolde ziekentroosters kregen ondanks hun inzet voor hun stervende medemens weinig waardering en werden veelal financieel niet goed ondersteund, aldus dr. Tukker. Tukker maakt niet duidelijk waarom deze ziekentroosters zo weinig waardering ontvingen. Dr. A.N. Hendriks schrijft dat de positie van ziekentrooster in Emden beter geregeld was dan in Londen. Daarom komt hij tot een genuanceerder oordeel dan Tukker heeft gegeven. Hendriks schrijft over de status van de ziekentrooster in Emden: ‘Werkzaamheden en betaling waren vrijwel gelijk aan die van de predikant. Zij assisteerden de dienaren des Woords zelfs in hun preekwerk, iets dat in Londen helemaal niet voorkwam. Bovendien waren zij van hoog intellectueel formaat.’

Hoe was de situatie in de ‘Lage Landen’? Vanaf 1572 kon hier het kerkelijke leven opgebouwd worden. Met de vluchtelingengemeenten in Londen en Emden bestonden contacten en konden zodoende de nodige ervaringen uitgewisseld worden. Het predikantentekort was vooral in de beginperiode een grote zorg. Toen ook hier de pest uitbrak, stond het pastoraat onder grote druk. De kerkenraden en zelfs een stadsbestuur verbood de predikanten de pestlijders te bezoeken. De pastorale nood bracht hen ertoe om ziekentroosters aan te stellen.

Wordt vervolgd

Urk, Ds. H. Zweistra

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

‘Ziekentroost’ (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 2020

Kerkblad | 24 Pagina's