Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hosea (10)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hosea (10)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indringend legt Hoséa het woord van ontdekking en bekering aan het hart van zijn volk. Op allerlei manieren en in allerlei toonsoorten dringt hij namens zijn Zender aan op wederkeer tot God. In het tiende hoofdstuk, inhoudelijk in nauwe aansluiting op het negende hoofdstuk, legt de Heere nog weer drie keer de vinger op de zere plek.

De vorige keer hoorden we de Heere spreken over het volk als druiven in de woestijn. Op dat beeld borduurt het begin van hoofdstuk 10 (vers 1-8) voort. Nu horen we Hem Israël ‘een uitgeledigde wijnstok’ noemen. Vermoedelijk zullen we daarbij moeten denken aan een leeggeplukte wijnstok; een wijnstok die veel vrucht gedragen heeft. Het zal wel betekenen dat de Heere het volk overvloed heeft gegeven. En wat blijkt? Hoe rijker het volk werd, hoe meer altaren en gedenkplaatsen het oprichtte. Dat lijkt veelbelovend. Dat lijkt een teken van erkentelijkheid jegens de Heere. Echter, hun hart hield ze intussen ver van Hem. Bethel, het ‘huis van God’, wordt nota bene een Beth-Aven, een ‘huis der zonde’! Op de altaren worden offers gebracht aan andere goden en de gedenkplaatsen worden plaatsen van ontucht. Hoe welvarender Israël wordt, hoe verder het afwijkt van Gods dienst. De godsdienst is er één van eigen makelij en in plaats van de Heere worden afgoden gediend. Al het goede dat Hij hen geeft, spoort niet aan tot bekering. Met alle goede gaven dienen ze de Gever niet! Welvaart betekent een geestelijke kaalslag.

De Heere heeft het er niet bij gelaten. Zijn gerichten zijn gekomen. De kalverdienst is tenietgedaan. Mogelijk zijn de tempelschatten van Bethel de vijand in de hand gevallen; tot groot verdriet van de inwoners van Samaria en de ‘chemarim’, de priesters van deze afgod. En het einde is dat het volk, dat zo bedrogen uitkomt met zijn afgoden, koningen en priesters, roept tot de bergen ‘Bedekt ons! en tot de heuvelen ‘Valt op ons!’ Bekende woorden. Johannes hoort ze ook (Openbaring 6). Hij hoort ze uit de mond van de goddelozen op de dag dat de Heere komt om te oordelen. Dan klinkt diezelfde roep tot de bergen en de heuvelen, namelijk om hen te verbergen voor Hem Die op de troon zit en voor de toorn van het Lam. De toorn van het Lam is de gloed van Zijn gekrenkte liefde. Een ieder van wie de zonden niet door het bloed van dat Lam bedekt zijn, krijgt onbeschut en onbeschermd met de hitte van Zijn gramschap van doen.

Vervolgens grijpt de Heere terug op het verleden: de dagen van Gibea (vers 9-10). U kent mogelijk de verdrietige geschiedenis van deze plaats; anders kunt u Richteren 19-21 erop naslaan. Eigenlijk overtreft wat zich daar afspeelt nog het kwaad van Sodom en Gomorra. En wat is nu de klacht van de Heere? Dat Zijn volk in dat kwaad volhard heeft. Ze vielen niet in zonde, om met berouw weder te keren tot de Heere. Nee, ze leefden in de zonde, ze waren in de zonde in hun element. En ondanks dat de Heere hun zonde bezocht en het volk gestraft heeft, zocht het geen wederkeer tot Hem. Ziet u wat Hoséa in dit tiende hoofdstuk tot hiertoe gedaan heeft? Hij wijst Israël er in de eerste plaats op dat het de Heere niet dient, hoewel Hij het zoveel goede gaven gaf. In de tweede plaats verwijt hij het volk dat ook de straffen van God het niet tot bekering geleid hebben. We zouden vandaag de dag misschien zeggen: ‘De hemel verkwikt niet en de hel verschrikt niet’.

Zo bezien verrast het niet dat in het derde deel van hoofdstuk 10 vooral de teleurstelling doorklinkt (vers 11-15). De profeet moet daar stem aan geven aan de hand van beelden die hij aan de landbouw ontleent. We lezen over een vaars, een jonge koe, die door de eigenaar afgericht is om te dorsen. Een licht en aangenaam werk, waarbij het dier bovendien al dorsend ook zelf eten mocht. Zo goed was de Heere voor het verloste slavenvolk geweest. En daarom mocht Hij verwachten dat het volk zich richten zou, in liefde, op het dienen en vrezen van Hem. Echter zij zijn eigen wegen gegaan, ze hebben goddeloosheid gepleegd en misdaden geoogst. Nu komt het oordeel zó dichtbij. Hard zal de vijand optreden. En let wel: ‘Alzo heeft Bethel ulieden gedaan, vanwege de boosheid uwer boosheid…’ (vers 15). Zeker, de Heere brengt het gericht. Maar het is vanwege Bethel: het is vanwege hun zonde! Het einde is nabij. Toch is er nóg een appèl (vers 12). Het glas van de genadetijd is bijna vol, maar nog niet helemaal.

Wat grijpen die woorden je aan. Wie van ons zou zich boven Israël verheffen? Ook u en mij geldt: hoeveel goeds hebben we van de Heere genoten! En? Heeft het ons geleerd Hem dan ook van harte te dienen? Maar ook dat tweede: hoe vaak heeft Hij al met scherpe, ontdekkende en indringende woorden op bekering aangedrongen? Kwam het ervan? Of gaan de woorden van teleurstelling over Israël ook ons aan? Bedenk dat de dag komt dat een ieder die niet door een waar geloof Christus ingeplant is, zal ‘bidden’ tot de bergen en de heuvels om hem, om haar te verbergen voor de toorn van het Lam. Tevergeefs, dat wel. Liever dan tijdig geroepen tot Hem om genade. Wetend dat er blijdschap is in de hemel over een zondaar die zich bekeert.

Sommelsdijk, ds. P.C. Hoek

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

Hosea (10)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 2020

Kerkblad | 24 Pagina's