Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herman Witsius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herman Witsius

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Biografie

Herman werd geboren op 12 februari 1636 als eerste kind in het gezin van burgemeester-dichter en ouderling Claes Wits te Enkhuizen. Zijn moeder was een domineesdochter. Beide ouders vreesden God en in hun gezin heerste een oprecht christelijke geest. Men beoefende de huisgodsdienst om elkaars zaligheid te bevorderen. Voor zijn geboorte was dit kind aan de Heere gewijd, als eens Samuël.

Het was in de bange tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Toen de begaafde (talenknobbel) Herman zes jaar was, ging hij naar school. Reeds op zijn tiende bezocht hij de Latijnse school. Na vijf jaar werd hij ingeschreven aan de universiteit van Utrecht. De professoren Voetius en Hoornbeeck maakten grote indruk op hem. Tevens had de geleerde en bewogen ds. Van den Bogaert, hartsvriend van Van Lodenstein, invloed op het geestelijke leven en de persoonlijkheid van student Witsius.

Nadat hij voor zijn theologie-examen was geslaagd, kwam er in 1657 een beroep uit Westwoud (Hoorn), dat werd aangenomen. Vervolgens stond hij in Wormer (1661), waar hij net als in zijn eerste gemeente sterke nadruk legde op de praktijk van de godzaligheid. In Goes (1666) leefde hij in vrede en eendracht met zijn godzalige ambtsbroeders. Nooit heeft hij deze gemeenschap der heiligen vergeten. Leeuwarden volgde in 1668. De Heere bemoedigde hem om dit beroep aan te nemen met Jozua 1:18b ‘Wees sterk en heb goede moed.’ In Frieslands hoofdstad gaf hij godsdienstles aan de Oranjeprins Casimir en zijn zus. Ook Witsius was er voor dat de classis Friesland bij de Staten van Friesland zouden pleiten voor de benoeming van prins Willem III tot stadhouder in hun gewest. Een collega was W. à Brakel. Afscheid nam hij met 1 Korinthe 15:58.

Vervolgens was Witsius hoogleraar-predikant te Franeker (1668, hier schreef hij zijn beroemde, in het Engels vertaalde boek De Verbonden), Utrecht (1680, hier hield hij een lijkrede na de dood van Maria Stuart, echtgenote van de koning-stadhouder Willem III over Klaagliederen 5:16) en Leiden (1698). Zijn inaugurele rede had als titel De bescheiden theoloog. In 1707 ging hij met emeritaat. Een jaar later kreeg hij koorts (nierziekte, jicht). Geneeskundige hulp ontving hij van de godvrezende, internationaal beroemde arts Boerhaave. Op 22 oktober overleed hij en mocht hij uit soevereine genade binnengaan in die plaats waar niemand zegt: ‘Ik ben ziek’. Professor Joh. à Marck hield de lijkrede.

In Westwoud trouwde Herman met Aletta van Borchorn. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. Bijna 25 jaar mochten ze getrouwd zijn, toen hij weduwnaar werd. Zijn theologische invloed is merkbaar bij Boston, de Erskines, Hellenbroek, Lampe en Smytegelt. Witsius raadpleegde Augustinus, Bolton, Calvijn, Gataker, Goodwin, Oomius, Teellinck, Voetius en Wittewrongel. Een bekend, nog verkrijgbaar, boek van Witsius is Twist des Heeren met Zijn wijngaard’ (Jesaja 5).

Daarin onderwijst hij dat Gods hand wonderen heeft verricht in ons vaderland. En dat Zijn hand de zonde van ongeloof, ondankbaarheid, hoogmoed en materialisme straft. ’Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls?’

Gedachten

Vaak vergelijkt Witsius de praktijk der godzaligheid van christenen met het denken en doen van Joden, Turken en heidenen.

Pastoraat

Ons werk is: ‘De verslagenen van geest te bemoedigen, de treurigen Sions naar hun hart te spreken, de bekommernis van zwaarmoedigen op te lossen, dat is (zonder roem gesproken) ons dagelijkse werk. Het is een voornaam gedeelte van onze studie om te leren, hoe wij ons verstandig gedragen zullen bij ellendigen. Laat de tranen van de bedroefden die wij afdroogden, laat de klachten van de zwaarmoedigen die wij stelpten, laat de bedsteden van de zieken die wij troostten en laat de hutjes van de bekommerde armen die wij bezochten, daarvan getuigen.’

Prediking

‘Het is waar dat wij de wet prediken in haar kracht, naar de eis van volmaakte gehoorzaamheid en met al de verschrikkelijke dreigementen die daar voor de overtreders bij horen. Waarom? Opdat wij alle waan van werkheiligheid omstoten. We willen de mens zijn doemwaardigheid leren om hem alle zelfvertrouwen te doen verliezen. Ja, wij willen hem naar Christus lokken, om in Hem de ware heiligheid te vinden. In de verkondiging stappen wij gewillig van Ebals berg (vloek) af op Gerizims berg (zegen). Bijzonder verheugd zijn wij om aan de armen het Evangelie te mogen verkondigen en tot Sion te roepen: ‘Uw God is Koning’. ’t Is onze lust en liefde om CHRISTUS’ liefde te prediken!’

Toepassing

‘Een trouwe huisbezorger geeft ieder zijn voedsel op de juiste tijd (Matth. 24:45). Zo deden ook de eerste hervormers als P. Martyr. Hij leerde dat er mensen zijn, die een grote vergissing maken door deze vragen te stellen: ‘Heeft een predikant te maken met het algemeen belang, de samenleving, de wapens, de apothekers, de koks, nee toch?’ Maar ronduit zeg ik u, dat als de dienaar van Gods Woord merkt dat er daden geschieden die niet met Gods Woord overeenstemmen, hij de plicht heeft om daartegen te waarschuwen. Weg met de zonden!

Predikanten onderwezen nauwkeurig het geweten van hun luisteraars en pasten het Woord toe in elke situatie. Door deze toepassing kreeg hun prediking klem (overtuigingskracht). Echter, als bij de predikant geen of weinig gevoel (besef) is door de inwendige kracht des Geestes van de goddelijke dingen, zal er ook minder kracht in de verkondiging zijn en minder bekering (vrucht) op hun preken.’

Lusteloos

‘Het kan gebeuren dat een wedergeborene lust noch smaak heeft in de dienst van God.

Een Barnabas en kan hem niet vermaken,

Een Paulus zelf en kan zijn hart niet raken.

Al kwam Gods eigen Zoon,

gestegen van Zijn troon,

En voor zijn ziele preken,

Tenzij Hij meerder kracht

van boven met Hem bracht,

nog zou zijn hart niet breken.

Maar geliefden, gebruik toch de genademiddelen. Zoek de HEERE, terwijl Hij te vinden is. Hij is geen land van uiterste duisternis!’

Middelen

Een onwedergeborene heeft wel een flauwe lust tot heerlijkheid (zaligheid), maar hij wil er niet zoveel voor doen of lijden, zoals God gebiedt. Hij wil naar de hemel, maar voor weinig ‘geld’. De zoete pit wil hij smaken, maar niet de harde dop kraken. Hij wil de zalige hemel, maar niet de nauwe weg. Het lijkt of hij het goede doel wil, maar niet het gebruik der middelen.’

Wanhoop

‘De goede wanhoop is als een mens wanhoopt aan zijn verdiensten, krachten en alle andere dingen buiten hem, uitgezonderd Gods genade in Christus. Deze wanhoop is de weg tot de zaligheid, tot een levende hoop op God. Een kwade wanhoop is een wanhoop aan God en aan Zijn genade in Christus.’

Tot slot

Enkele eigenschappen die Witsius kenmerkten: godsvreze, uitgebreide wetenschappelijke kennis, een sterk geheugen, helder verstand, scherp oordeel en zachtmoedige verdraagzaamheid. Bescheidenheid en vastberadenheid verbond hij met vroomheid met wetenschap. Evenwichtig was zijn aandacht voor gevoel en voor kennis van de waarheid in preek en pastoraat. Hij wilde de oprechte dienst van God bevorderen en de innerlijke beleving van het heil: ‘Het hart van de ware vroomheid is de gemeenschap met Christus.’ De praktijk der godzaligheid had de liefde van zijn hart. Zijn irenische instelling blijkt uit de lijfspreuk: ‘Eenheid in het noodzakelijke, vrijheid in het niet-noodzakelijke, in alles voorzichtigheid en liefde’. Zou Witsius vandaag wat kunnen betekenen voor onze kerken?

Leerbroek, A.B. Goedhart


Intro

Deze verzen zijn gedicht door dominee Witsius. Wie was hij?

Is er nog, o groot Ontfermer,

Is er voor een nare (bange) kermer,

Voor een schreier nog gehoor?

Is er nog een open oor?

Mag een mond vervuld met zonden,

Mag een ziel vervuild van wonden,

Die van etter vloeien, mag

Die nog uiten haar geklag?

’t Is nog altijd zoet te stenen, (steunen)

’t Is nog zoet te liggen wenen,

Zoetste Jesu aan Uw schoot,

En aldaar zijn zielennood,

En aldaar zijn stoute zonden,

Oorzaak van die hartewonden,

Uit te storten. ’t Licht het hart

Nog een weinig in zijn smart.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

Herman Witsius

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 2020

Kerkblad | 24 Pagina's