Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet vrucht'loos roepen om ontfermen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet vrucht'loos roepen om ontfermen

‘EN JEZUS STILSTAANDE, ZEIDE DAT MEN HEM ROEPEN ZOU (…)’ MARKUS 10:49A

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van het ene op het andere moment staat de Heere Jezus stil. Zo staat het in de tekst van deze meditatie. Even hiervoor was Hij met een grote groep mensen vanuit Jericho vertrokken richting Jeruzalem. Het zal een hele drukte zijn geweest daar op die weg. Maar ineens staat de Heere Jezus stil. Er is iets wat Zijn aandacht trekt. Hij hoort iets dat maakt dat Hij Zijn reis onderbreekt. Het is de roep van een hulpbehoevende zondaar.

‘Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner’, zo klinkt het boven het rumoer van de anderen daar op de weg uit. Die stem blijkt bij een bedelaar te horen. De mensen van Jericho kennen hem wel. Hij zit daar vaker te bedelen. Ze noemen hem niet voor niets ‘Bartiméüs, de blinde’, volgens vers 46. Hij is het die de Heere Jezus daar aanroept. En hij is niet tot zwijgen te brengen. We lezen in vers 48 dat velen hem bestraffen. Ze berispen hem voor het aanroepen van Christus. Maar hoe meer geprobeerd wordt om hem het zwijgen op te leggen, des te harder gaat Bartiméüs roepen. ‘Gij zone Davids, ontferm U mijner!’ Hij roept de Heere Jezus aan, opdat Hij naar hem zou omzien.

Dit roepen is opmerkelijk. Als blinde zal Bartiméüs nooit veel verder dan Jericho zijn geweest. Zelf heeft hij ook nooit gezien dat de Heere Jezus een wonder heeft gedaan. Hij moet het allemaal hebben van dat wat andere mensen over Hem verteld hebben. We zouden kunnen zeggen: wat hem over de Christus gepredikt is. En die woorden krijgen een gezegende uitwerking. In zijn hart groeit de vaste overtuiging dat er Eén is Die hem helpen kan. Dat er Eén is Die hem het zicht kan geven.

Maar hoe kan een blinde nu tot Christus komen? Hij weet van zichzelf de weg niet te bewandelen. De hulpmiddelen van nu waren er toen nog niet. Maar als Gods Geest het geloofsvuur in zijn hart begint te werken, doet de Heere geen half werk. Als Bartiméüs niet tot Christus kan vluchten, zoekt Christus hem op. Blijkbaar zijn er mensen die hem vertellen Wie er op de weg aan hem voorbijgaat. En als Bartiméüs dat hoort begint hij aanhoudend te roepen. Ja, wel zo alsof zijn leven ervan afhangt. En dat doet het. De Zaligmaker is nu in zijn buurt. Nu nog is er de mogelijkheid om Hem aan te roepen. Hoe waar zijn de woorden van Jesaja: ‘Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is’ (Jes. 55:6). Nu is Hij nabij. Maar straks niet meer. Dan is Hij voorbij getrokken. En dan is het te laat. Deze geschiedenis is tekenend voor Gods levendmakende werk. Want, vandaag werkt Hij niet anders in het leven van zondaren. Door Zijn Woord en Geest overtuigt Hij blinde zondaren van de ernst van hun zonde en schuld. Maar hij maakt hen ook duidelijk dat er Eén is Die hen van die blindheid en ellende kan verlossen. Hij werkt een honger en dorst naar de Zaligmaker van deze wereld. Ja, door Zijn Woord en Geest maakt Hij dat er tot de Zaligmaker geroepen gaat worden. Een gebed om ontferming wordt geboren.

Er zijn allerlei stemmen die het gebed tot zwijgen willen brengen. De vorst van de duisternis fluistert het wel in: ‘Zwijg nu maar, de Heere wil naar zulke zondaren toch niet omzien’. De ongelovige omstanders spreken het uit: ‘Wat heeft het voor zin om Hem biddend aan te roepen, Hij hoort toch niet’. Ja, de aanvechtingen kunnen groot zijn. En toch. Als het geloofsvuur werd ontstoken, als er geestelijk leven werd geboren, dan kunnen we niet langer zwijgen. Dan moet er geroepen worden. Hoe meer tegenwerking, hoe harder de roep! Want er is er maar Eén Die uitkomsten geven kan. Er is maar Eén van Wiens omzien en ontferming we afhankelijk zijn. Ja, dat is waar het oprechte geloof aan te herkennen is. Het vraagt om de ontferming van Christus. Daar is het besef gegroeid die ontferming niet te verdienen. Integendeel. Maar daar is ook het besef gegroeid om die ontferming niet meer te kunnen en te willen missen.

Geliefde lezer(es): is dit roepen ook in uw leven gewerkt? Is ook in uw leven het zoeken van de Christus gegeven? Dat is nodig, want de tijd is kort. Bartiméüs roept Hem aan omdat hij beseft dat Christus nu in zijn buurt is en straks wellicht niet meer. Zo kan het ook ons gelden. De Heere heeft al heel wat keren in uw leven gesproken. Telkens als Zijn Woord openging en gelezen werd was Hij in uw nabijheid. Maar u liet Hem wellicht voorbijgaan. U had geen behoefte aan Zijn omzien. U meende wellicht: ‘Morgen zal ik Hem aan gaan roepen. Nu nog niet’. Maar er komt een dag dat Hij voor het laatst in uw nabijheid is. Dat Hij voor het laatst door Zijn Woord tot u spreekt. En dan is uw genade- en vindenstijd voorbij. Daarom: ‘roept Hem aan, terwijl Hij nabij is’.

En dan nu dat mooie. Dat hele bijzondere. Christus hoort hem roepen. Ja, Hij hoort hem wel zo roepen dat Hij niet meer verder kan. Niet meer verder wil. Hier roept een hulpbehoevende zondaar. En waar dat gebeurt, daar kan en wil de Heere Jezus niet meer verder. Daartoe is Hij nu juist gekomen. Om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Daarin is de Heere Jezus nog niet veranderd. Zoals Hij toen was op de weg naar Jericho, zo is Hij ook nu, Hij zit aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Ook nu hoort Hij naar zondaren die Hem aanroepen om ontferming. Hun gebeden worden door Hem gehoord. En dat is niet vreemd. Hij heeft die gebeden eerst door Zijn Geest in hun hart gewerkt.

Hij laat Bartiméüs roepen. Zijn nood mag hij bekend maken. En daarin komt hij bij de Heere niet beschaamd uit. Hem worden geopende ogen gegeven. En met die ogen mag hij Hem zien Die hij eerder door het geloof had gezien. Maar nu van aangezicht tot aangezicht. Om Hem daarna te volgen. Richting Jeruzalem. Richting Golgotha. Om daar te zien hoe Hij Zijn leven af zou leggen om ook hem de zaligheid te kunnen schenken.

Wat een bemoediging. Je kunt soms denken: ‘De Heere zal mij wel niet willen horen’. Maar deze geschiedenis laat anders zien. Niets kon Bartiméüs Hem geven. Als een arme, bedelende blinde mag hij tot Christus komen. En zo roept Christus ook nu nog arme en tobbende zondaren tot Zichzelf. Om in Hem het leven te vinden. U zegt wellicht: ‘Wat moet ik meebrengen?’ Al uw ellende, blindheid en zonden. Om ze Hem te belijden. Opdat Hij verlossen zal. Zo wil de Heere aangeroepen worden. En zo staat Hij stil. Om te horen. Én te verhoren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

Niet vrucht'loos roepen om ontfermen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 2020

Kerkblad | 24 Pagina's