Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toe-eigening van het heil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toe-eigening van het heil

(VERVOLG VAN KERKBLAD NUMMER 3, PAGINA 5)

6 minuten leestijd

In Christus, in de belofte, is ons alles geschonken. Het is belangrijk om daarop te wijzen als het gaat om de toe-eigening. Het geloof richt zich op de beloften van God. Daar kan niet genoeg op gewezen worden. Voor veel mensen is het toch niet duidelijk waar het geloof zich eigenlijk op richt. Dan blijft het geloof iets vaags en onbestemds: wat en hoe moet ik dan geloven? Wij moeten in Christus geloven, zoals Hij tot ons komt in Zijn beloften, H.C. vraag 22: Wat is dan een christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt. Dat richten van het geloof op Gods beloften komen we ook verderop tegen, in vraag 84, over de sleutels van het hemelrijk.

Vr.84. Hoe wordt het hemelrijk door de prediking des heiligen Evangelies ontsloten en toegesloten? Antw. Alzo, als, volgens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt dat hun, zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtiglijk al hun zonden van God, om der verdiensten van Christus wil, vergeven zijn.

Als het gaat over de toe-eigening van het heil kan niet genoeg benadrukt worden dat het geloof zich richt op de beloften van God. En dan moet met evenveel nadruk gezegd worden dat wie de beloften gelooft, volkomen vergeving van zonden heeft ontvangen. Als wij Gods beloften mogen geloven, al is het nog met een zwak en aangevochten geloof, dan ZIJN onze zonden ons vergeven. Al gaat dat vaak met de nodige twijfel en strijd gepaard. Maar dan is daar juist de prediking voor gegeven om van die twijfel verlost te worden. Dan moet het juist die tobbers en twijfelaars verkondigd worden dat hun zonden om Christus’ wil vergeven zijn.

Ik weet dat er vaak al te gemakkelijk en oppervlakkig over de beloften en het geloof gesproken wordt. Maar dat mag ons er niet toe verleiden dat wij uit reactie doorslaan naar de andere kant. En daar heb ik, binnen de kring waarbinnen ik me beweeg, weleens mijn zorgen over. Prediking is principieel: belofteprediking. Christus komt tot ons in het gewaad van Zijn Woord. Prediking is bediening der verzoening. Dan wordt de verzoening uitgericht. Dan worden er zaken gedaan tussen God en de ziel. Dan gebeurt er iets. Prediking is geen beschrijving, maar bediening, uitrichting, uitdeling van de menigerlei genade Gods. Een preek horen is niet iets vrijblijvends, DL 2-5:

Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.

Mijn bezwaar tegen een beschrijvende prediking is dat het aanbod der genade ontbreekt, en daarom ook het bevel van geloof en bekering ontbreekt. Het maakt de prediking mat en vrijblijvend. Dan komen we niet verder dan een wens en de oproep om er maar veel om te vragen. Bijbelse prediking plaatst ons tegenover God en dwingt ons tot een keuze.

Na zo wat algemene opmerkingen over de prediking gemaakt te hebben, wil ik nu wat concreter ingaan op enkele vragen rond de toe-eigening van het heil en de prediking.

Zondekennis

Dan moeten we beginnen bij het begin: de prediking van de wet en de noodzaak van de zondekennis. Want zonder zondekennis is er geen plaats voor Christus. Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node. Bekend is de uitspraak van Erskine: de draad van het evangelie wordt getrokken door de naald van de wet. De hoorders moeten grondig aan hun schuld en verlorenheid ontdekt worden. Want ze zullen pas de toevlucht tot Christus nemen als ze alle hoop op zichzelf hebben opgegeven. Waarom nemen velen niet de toevlucht tot Christus? Omdat ze er nooit grondig van overtuigd zijn geworden dat ze buiten Christus verloren zijn.

Tegelijk wil ik bij de noodzaak van een scherpe en grondige wetsprediking wel een paar kanttekeningen maken. Allereerst mag de prediking van de wet nooit een doel in zichzelf worden. De wet is een tuchtmeester tot Christus. Om Hem gaat het uiteindelijk. Zondekennis is geen doel in zichzelf. De wet staat in dienst van het evangelie. Als de prediking vooral opgaat in wetsprediking en ontdekking, is de zaak uit balans. Bij de wetsprediking mag nooit de nodiging ontbreken tot Hem, die geworden is onder de wet, opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou.

Als het gaat over de prediking van de wet en de zondekennis leven er tal van pastorale vragen, waaraan in de prediking aandacht moet worden gegeven. Allereerst moet het de gemeente duidelijk zijn dat zondekennis geen voorwaarde is om tot Christus te komen. Iedereen wordt nu, zonder onderscheid en zonder uitstel, genodigd om tot Christus te komen, Jesaja 46:12: ‘Hoort naar Mij, gij stijven van harte, gij, die verre van de gerechtigheid zijt!’

Zondekennis is geen voorwaarde, maar wel de weg waarlangs een zondaar tot Christus komt. Dan kan al gauw de vraag boven komen of iemand wel genoeg zondekennis heeft. Dan haal ik graag het antwoord aan dat William Guthrie geeft in zijn boek Des Christens groot interest. Hij zegt: hoeveel zondekennis is nodig? Zoveel dat u niet meer bij Christus vandaan kunt blijven. Meer is niet nodig, minder is te weinig.

Aan de ene kant is er in onze tijd een groot gebrek aan werkelijke zondekennis. Tegelijkertijd kom ik het ook vaak tegen dat mensen daarin blijven steken. In de prediking kan zo uitvoerig en hard de zondigheid van de mens worden uitgemeten, dat het mensen moedeloos maakt. Niemand minder dan Thomas Hooker waarschuwt ervoor dat we ook te lang bij de zonde kunnen stilstaan. Hij zegt:

Het is gepast en noodzakelijk om onze zonden te zien, maar we moeten daar niet te lang bij stilstaan. Zien moeten we ze, maar ons er niet zozeer op blindstaren dat ze ons weerhouden om tot Christus te komen. Ik heb reeds gezegd en zeg het nogmaals, dat zo’n gezicht van zonden, dat de mens niet tot Christus om genade uitdrijft, te allen tijde zondig is. Tracht daarom op de volgende wijze uw zonden te zien:

In de eerste plaats dient u uw zonden te zien in het licht van de koninklijke wet als in een rechte spiegel. D.w.z. een spiegel, die de zonden zal laten zien zoals ze zijn. En wend de blik niet af, totdat u ze op deze wijze gezien hebt. In de tweede plaats moet u de zonden zo zien, dat u door zo’n heilige blik erop een algehele onvolmaaktheid in uzelf ziet om hiervoor voldoening te geven.

In de derde plaats moet u ze zo zien, dat u bij dat gezicht de absolute noodzakelijkheid van Christus gaat opmerken om u te hulp te komen. Ga dan vervolgens zo spoedig mogelijk tot Hem, Die u alleen helpen kan, en sta niet langer stil bij uw zonden. Ga daarom tot de troon der genade, waar in overvloedige mate verlossing te krijgen is.

Wordt vervolgd

Katwijk aan Zee, ds. P. den Ouden

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

Toe-eigening van het heil

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020

Kerkblad | 24 Pagina's