Toe-eigening van het heil
(VERVOLG VAN KERKBLAD NUMMER 4, PAGINA 4)
Orde des heils
Als het gaat om de toe-eigening van het heil is het ook belangrijk dat we in de prediking voorzichtig omgaan met de orde van het heil. De drie stukken van de catechismus zijn wel onderscheiden, maar niet te scheiden. Ware zelfkennis en waar berouw krijgen we pas als we oog in oog staan met Christus. ‘En zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene’ (Zach. 12:10).
En wie vergeving ontvangen heeft zal maar één hartelijk verlangen kennen: om voor de Heere te leven. Ik wil maar duidelijk maken dat we de drie stukken niet te veel als stations uit elkaar moeten trekken. Ze worden meer naast elkaar dan na elkaar ervaren. En we komen er in dit leven ook nooit mee klaar. We gaan, zegt de Heidelberger in vraag 115, onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen. En iedere keer weer zal gebeden worden: O God, wees mij zondaar genadig.
Naast het gevaar om de drie stuken van de catechismus te veel van elkaar te verzelfstandigen is er ook het gevaar om de gemeente dwingend een bepaalde bekeringsweg voor te schrijven. De Heere gaat met iedere ziel Zijn eigen weg, niet één is hetzelfde, al kunnen er wel allerlei momenten van herkenning zijn. Maar we moeten ervoor waken om dwingend een vaste bekeringsweg voor te schrijven. Brakel waarschuwt er in zijn Redelijke Godsdienst voor. In zijn hoofdstuk over de wedergeboorte beschrijft hij vijf verschillende manieren waarop iemand wedergeboren kan worden. Pastoraal laat hij erop volgen dat, als iemand zich niet in één van die vijf herkent, zich niet al te veel zorgen moet maken. De Heere kan altijd nog weer andere wegen gaan dan wij denken.
Zo kan ook de Christenreis van Bunyan een voorbeeld zijn van een bekeringsweg. Maar om te voorkomen dat iedereen zich zou afmeten aan de Christenreis, heeft Bunyan ook de Christinnereis geschreven, om te laten zien dat de Heere ook nog andere wegen kan gaan. Christinne had lang niet zo’n diepe weg als christen. Waar Christen wegzakte in poel Wankelmoedigheid, komt Christinne er ongedeerd door. En reus Ongeloof en zijn kasteel Wanhoop blijven Christinne onbekend. We mogen deze geschiedenissen zeker ter illustratie gebruiken en er ligt rijk geestelijk onderwijs in, maar we moeten er wel voor waken om een bepaalde weg dwingend voor te schrijven.
Christuskennis
Na deze opmerkingen wil ik ten slotte nog op een belangrijk punt ingaan en dat is het kennen van Christus. Daar klopt het hart van de prediking. Maar tegelijk weet ik hoeveel onkunde, onzekerheid en verwarring er juist op dit punt ligt. Als ik verlang om Christus te leren kennen, hoe kan ik Hem dan leren kennen? Waar moet ik dan wezen? Dan is er maar één plek, en dat is: in Zijn Woord. Wij kunnen Christus nooit en nergens anders leren kennen dan in Zijn Woord. Dat klinkt misschien heel vertrouwd en vanzelfsprekend. Toch geloof ik dat hier al veel mis gaat. Dat we bij het kennen van Christus toch onbewust denken aan een openbaring naast het Woord of buiten het Woord om. Ik denk aan wat in Dordtse Leerregels 5.10 staat. Wat daar over de zekerheid van het geloof gezegd wordt, is ook van toepassing op het kennen van Christus. Dan mogen we dat artikel als volgt lezen: ‘En dienvolgens spruit deze kennis van Christus niet uit enige bijzondere openbaring, zonder of buiten het Woord geschied, maar uit het geloof aan de beloften Gods, die Hij in Zijn Woord zeer overvloedig tot onze troost geopenbaard heeft.’
Als het gaat over de zekerheid van het geloof hebben onze vaderen bijzondere ervaringen of openbaringen nadrukkelijk afgewezen, ze verwezen alleen naar het Woord (zie ook de Verwerping der Dwalingen 5.5). En dat geldt ook voor het kennen van Christus. Hij maakt Zich maar op één manier bekend: in en door Zijn Woord. Ik kan dat niet genoeg benadrukken. Soms hebben we onbewust toch de gedachte dat Christus Zich op een bijzondere wijze aan ons bekend maakt, naast het Woord. Dat komt (mede) door het woord ‘openbaren’. Denk aan wat Paulus schrijft in Galaten 1:15,16: ‘Maar wanneer het Gode behaagd heeft Zijn Zoon in mij te openbaren’… Paulus heeft daar een bijzondere openbaring, een onmiddellijke (directe) openbaring van Christus ontvangen in een verblindend licht. Maar dat heeft niemand zo meer meegemaakt, dat kunnen we niet tot norm nemen. De gewone wijze is dat de Heere Zich aan ons hart openbaart, bekendmaakt, door zijn Woord en Geest. ‘Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon, en die het de Zoon wil openbaren’ (Matth. 11:27). De kanttekening bij ‘openbaren’ luidt: namelijk door Zijn Woord en Geest. Als we dit vergeten bestaat het gevaar dat we gaan wachten op een bijzondere openbaring/ervaring, die op die manier nooit in ons leven zal plaatsvinden. Christus maakt Zich alleen maar bekend door het Woord: ‘Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen’ (Joh. 5:39).
Geleidelijk
Een heel belangrijk punt waar ik op wil wijzen is dat we het kennen van Christus niet zo voor moeten stellen alsof we dan in één keer de volle blijdschap en de volle zekerheid hebben. Het kennen van Christus is juist iets wat heel langzaam gaat, heel geleidelijk. ‘Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus’ (2 Petr. 3:18). Er is een opwas in de genade en in de kennis van Christus. En neem dan dat beeld van een groeiende plant heel letterlijk. De kennis van Christus begint zo klein, zo zwak, als een mosterdzaad, het welk het kleinste is van alle zaden. Wat heeft dat een tijd nodig voordat het volgroeid is. Alles wordt niet op één dag geleerd en op één dag ontvangen.
Het is wel heel belangrijk dat we dit onthouden. Christus kennen betekent niet dat in één keer het volle licht en de volle vrede ervaren wordt. In het Avondmaalsformulier wordt gebeden: dat wij ons met waarachtig vertrouwen aan Uw Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven. Hoe langer hoe meer. U moet er eens op letten hoe vaak die uitdrukking in de catechismus gebruikt wordt. Wat waren onze vaderen wijs en voorzichtig. Alles wordt niet in één dag geleerd. In het geestelijke leven gaat alles vaak heel langzaam. Ook het kennen van Christus. Dat kun je vergelijken met het opgaan van de zon. Die staat ook niet in één keer op volle middaghoogte te stralen. En zo staat ook Christus, de Zon der gerechtigheid, niet in één keer op volle hoogte aan de hemel van onze ziel. Het geloof en het vertrouwen zijn in het begin vaak nog heel erg zwak.
Wordt vervolgd
Katwijk aan Zee, ds. P. den Ouden
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 2020
Kerkblad | 24 Pagina's