Gelijk gekregen
‘Je kunt ergens gelijk in hebben, maar dat wil nog niet zeggen dat je het ook krijgt. Gelijk hebben en gelijk krijgen liggen in de praktijk van het leven nogal eens (ver) uit elkaar. Dat kan bijvoorbeeld aan een politicus worden gevraagd, deze zal dat grif bevestigen. Mr. G. Groen van Prinsterer (1801-1876), over wie heel veel te vertellen zou zijn, heeft een scherpe analyse gegeven over de gevolgen van het feit dat land en volk meer en meer de heilzame wegen van Schrift en belijdenis verlieten, ‘het ongeloof’ de overhand kreeg tot in het maatschappelijke leven. Hij bleek in zijn dagen in velerlei opzicht een roepende in de woestijn. We leven nu anderhalve eeuw later, maar moeten concluderen dat hij (uiteraard helaas!) gelijk gekregen heeft in die analyse.
Wie een beetje thuis is in zijn nagelaten werken, en dat zijn hoge stapels, weet ongetwijfeld vele uitspraken van hem te vinden die zijn analyse verwoorden. Hoe verleidelijk het ook is om daaruit naar vermogen een representatieve bloemlezing op te diepen, volstaan wordt met één treffend citaat. Hij sluit daarmee in 1863 zijn in 1846 voor het eerst uitgegeven Handboek der Geschiedenis van het Vaderland bijna af, in de negende druk (verzorgd door G. Kool te Veenendaal, 1978) op bladzijde 903. Citaat: ‘Onder de leus van scheiding van Kerk en Staat, die, welbegrepen, ook door ons begeerd wordt, is het, in den grond der zaak, om bezieling van Staat, en Kerk en School met de religie van het ongeloof te doen. Men beweert den Staat te neutraliseren; men geeft den Staat aan gansch niet neutrale invloeden prijs. Als in den Staat het christelijk beginsel niet meer den boventoon heeft, zal het antichristelijk beginsel, in den staatsvorm genesteld, tegen al wat aan een christelijke Natie nog heilig en dierbaar is, worden gekeerd.’ Terwijl er in 1813 nog een vrij algemene afkeer was tegen de Revolutie, omdat de hoofdgedachte ervan de verloochening van de Soevereiniteit Gods was, werd er krap een halve eeuw later voor geijverd om het christelijk beginsel uit alle openbare instellingen te weren, stelt hij vast. Wat het op dit spoor worden zal, is ook zonder ongemene scherpzinnigheid te voorzien. De somberheid dezer vooruitzichten is onbetwistbaar, tenzij gehoorzaamd gaat worden aan wat de apostel Petrus aantekent: ‘vernedert u onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd’, schrijft hij.
Als de gang van zaken van de laatste tijd in onze samenleving tegen het licht wordt gehouden, kan niet aan de conclusie worden ontkomen dat Groen van Prinsterer gelijk heeft gekregen. Dat is geen vrolijke, maar juist uiterst pijnlijke constatering. Alles dat met de christelijke wortels van onze beschaving te maken heeft, krijgt met scherpe tegenkanting van doen. Zeker in en voor het openbare leven, waar de beleving van onze godsdienst naar het privédomein wordt verbannen. Aan onze godsdienstige overtuiging mogen voor het publieke leven geen consequenties worden verbonden, al helemaal niet door ons voor een ander. Ieder, om wie het ook gaat, moet in eigen ruimte zijn of haar leven inrichten: zelfbeschikking. Slechts in het onverhoopte geval dat er te betwisten gevolgen zijn voor een ander, komen wet- en regelgeving in beeld.
Het zal niemand ontgaan zijn dat er een hevige strijd is ontbrand over de ruimte voor scholen om een eigen (christelijke) identiteit voor te staan. Die ruimte dreigt ernstig te worden ingeperkt, terwijl men zegt artikel 23 van onze Grondwet te blijven respecteren. Steen des aanstoots is hoe wordt geoordeeld over de homoseksuele praxis. Met een zekere verbetenheid trekt men ertegen ten strijde als daar in het licht van Gods Woord een oordeel over wordt geveld. Diezelfde verbetenheid zie je op andere terreinen, abortus provocatus, euthanasie, genderneutraliteit, koopzondagen, huwelijkswetgeving en dergelijke onderwerpen meer. Uit dit alles blijkt een toenemende intolerantie (onverdraagzaamheid) ten opzichte van hen die naar Gods Woord willen leven, althans tegenover hen die de klassiek christelijke normen hoog wensen te houden, zonder zich door allerlei relativerende modern-theologische tendensen te laten beïnvloeden. Je kunt daar verontrust over zijn, en verdrietig (alle reden toe!), maar waar brengt ons dit klimaat?
Kern van het conflict is dat (als in de Franse Revolutie) de soevereiniteit van God over ons leven wordt geloochend, en de mens zich tot maat der dingen heeft uitgeroepen, de zich soeverein wanende mens. De grondslagen van recht en gezag zijn op het wankele gevoelen van meerderheden onder mensen gefundeerd. Wie de ideologie van de Verlichting niet omarmt, kan eigenlijk niet langer meedoen in onze samenleving en moet in feite het zwijgen worden opgelegd. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van onderwijs? Fundamentele rechten, zeker, die ook dienen om minderheden te beschermen, maar bij alle te betrachten behoedzaamheid ook weer niet onaantastbaar zouden zijn. Gestuit wordt hier op de onverdraagzaamheid van de liberale en progressieve meerderheid in politiek en maatschappij. Aldus de waarneming van iemand als dr. M. de Blois (RD 18 nov. jl.), een vooraanstaand jurist. Hij stelt dat fundamentele rechten er niet zijn om de voorkeuren van meerderheden te accommoderen, maar om de rechten van minderheden te beschermen. Waarvan akte.
Waar zal dit alles toe leiden? Ziende op onszelf, valt het ergste te vrezen. Maar niet de seculiere meerderheid in ons land heeft het voor het zeggen, de Heere regeert. Hij bestuurt alle dingen naar de raad van Zijn wil. Het gebed mag zich onder ons wel vermenigvuldigen of het God behagen wil ons de ruimte te laten Hem naar Zijn eigen Woord en Wet te dienen, in het particuliere leven waar het begint, maar vervolgens ook in het publieke domein in zoverre dat van ons als Zijn getuigen wordt gevraagd. In bescheidenheid, met bewogenheid en soms noodzakelijke beslistheid. Dan zijn we alert op de mate waarin de wereldgelijkvormigheid in eigen leven, maar ook in het kerkelijke leven en in ons publieke getuigenis, gestalte krijgt en wensen we die te bestrijden. De vreze des Heeren doet wijken van alle kwaad! Dáár gaat het om, immers, ook broedplaats of bron van alle wijsheid en wetenschap. Dat maakt ook bereid tot het brengen van offers, als het zover zou moeten komen.
Maartensdijk, ir. B.J. van der Vlies
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 2020
Kerkblad | 24 Pagina's