Op reis met Columbus
Reizen over zee, dat doe ik het liefst! Landen en plaatsen ontdekken waar ik nog nooit eerder was. Speciaal voor jou en alle Kits-lezers hield ik een dagboek bij. Kom, ik neem je mee op mijn bekendste reis. We gaan Indië ontdekken!
17 april 1492
Wát een dag! Ik kan mijn geluk niet op! Die Spaanse koning snapt tenminste dat mijn plannen volkomen logisch zijn. Indië ligt in het oosten, maar als je steeds naar het westen vaart, kom je er ook. De aarde is immers een bol. Volgens mij is de route naar Azië veel korter en gemakkelijker als je de Oceaan in westelijke richting oversteekt. De koningen van Frankrijk, Engeland en Portugal durfden het niet aan om mijn reis te betalen. Maar let op: over een paar maanden sta ik in Indië! Morgen begin ik meteen aan de voorbereidingen.
25 juni 1492
Drie schepen heb ik maar liefst van de koning gekregen! En negentig mannen die straks met me meegaan. We zijn al druk bezig om voorraden aan te leggen. We moeten voldoende voedsel en drank bij ons hebben, want ik weet natuurlijk niet precies hoe lang het gaat duren. En als ik het allemaal goed bestudeerd heb, komen we onderweg nergens meer land tegen om nieuwe voorraad in te slaan. Scheepsbeschuit, gedroogde vis, gezouten spek, bonen, erwten… Je weet wel, spullen die niet snel bederven. Met water, bier en wijn wacht ik nog even.
18 juli 1492
De Santa Maria is er al helemaal klaar voor. De kok en z’n koksmaat hebben samen met de bottelier zo goed mogelijk uitgerekend hoeveel eten en drinken ze voor iedereen nodig hebben. Niet te weinig, maar ook weer niet te veel. Allemaal extra ballast.
De Santa Maria is ons vlaggenschip, daar ga ik zelf straks aan boord. Zo’n veertig matrozen en scheepsjongens kunnen er slapen. De rest moet aan boord van de Niña en de Pinta. Ik heb al wat spulletjes in mijn kajuit gelegd. En pssst, weet je… de Spaanse koning heeft zelfs wapens aan boord laten brengen. Wel een veilig gevoel! Maar ik hoop ze natuurlijk niet nodig te hebben.
30 juli 1492
Ik kan de slaap niet vatten. Nog een paar dingen regelen en dan kunnen we vertrekken. Alles blijft maar malen in mijn hoofd. Zeekaarten. Kleding. Voedsel. Kijker. Ik ben bang dat ik iets belangrijks vergeet. O ja, de brief van de koning niet vergeten. Als ze me niet geloven, zal ik ze de boodschap van de koning voorlezen. Ik zal ze daar vertellen dat ik namens de Spaanse koning kom en dat het land voortaan bij Spanje hoort. Trouwens… misschien stelt de koning mij dan wel aan als bestuurder van dat gebied. Ik zie het al helemaal voor me!
1 augustus 1492
We willen nu echt snel gaan. Het weer en de wind zijn gunstig. Vanuit mijn kajuit zie ik de bemanning met dieren sjouwen. Ja, je leest het goed: levende dieren! Een paar kippen voor de eieren. Een koe en twee geiten voor de melk. En een varken. Dat kunnen we slachten als we door onze voorraden heen zijn. Tot die tijd blijft ‘ie wel vers.
30 augustus 1492
Wat is het leven op zee toch fantastisch! Volgens mij lopen we mooi op schema. De sfeer aan boord is prima. Alleen Juan, daar erger ik me blauw aan. Wat een zenuwpees is die knaap. Elke dag loopt hij achter me aan te zeuren, of we straks écht niet van het randje van de aarde af varen... Wat een fabeltjes hebben ze die jongen wijsgemaakt. Ik zal hem eens laten zien dat we echt in Indië komen.
18 september 1492
We vorderen mooi. Tenminste, dat denk ik. Maar er is nog geen land te zien. Rondom ons zien we alleen maar water, water en nog eens water. De afgelopen nacht was het onstuimig. Met z’n allen waren we de hele nacht in touw. De matrozen lopen met een chagrijnig gezicht rond nu. Slaaptekort. En Pedro, daar maak ik me zorgen over. Hij ziet er slecht uit en hij loopt zo stijf…
1 oktober 1492
Wat een rámp! Meer dan de helft van de bemanning ligt plat. Hoge koorts en diarree. De een na de ander wordt ziek. Gisteren hebben we er eentje overboord moeten gooien. Ik ken z’n naam niet eens. Hij heeft ’t niet gered. We hielden een korte plechtigheid en lieten hem daarna in het water zakken. Een zeemansgraf. We waren allemaal even stil. Alsof iedereen voelde: ik kan de volgende zijn.
12 oktober 1492
Land in zicht! Indië! Later meer. Nu even m’n hoofd erbij houden.
15 oktober 1492
Eindelijk kan ik even weer schrijven. Ik kan het nog haast niet geloven. Het is gelukt! Ik heb God op m’n knieën gedankt daar op het strand. Precies zoals ik dacht: varen naar het westen brengt je óók in Indië. En het duurde niet eens zo lang: ruim twee maanden. De vervelende dingen van de reis ben ik alweer vergeten. Kon ik je maar laten zien hoe mooi alles hier is. En dan de Indianen. Zo noem ik de mensen hier. Je had hun gezichten moeten zien. Verbaasd en nieuwsgierig tegelijk. We hadden voor de zekerheid wapens in onze sloepen gelegd, maar die hadden we gelukkig niet nodig. We verstonden elkaar natuurlijk niet, maar ze lachten en maakten gebaren naar ons. Ik had verwacht dat ze arm zouden zijn, maar ze dragen zelfs gouden neusringen! Daar moet ik nog eens meer van weten. Hoe komen die Indianen aan goud? Of beter gezegd: hoe komen wíj aan dat goud. Want ik kan straks natuurlijk niet met lege handen terugkomen bij de koning.
12 februari 1493
Is het echt alweer vier maanden geleden dat we in Indië aan land gingen? Wat hebben we een bijzondere tijd gehad bij de Indianen. (Ik heb er trouwens een paar meegenomen.) Onze belangrijkste buit? Goud! Daar kan ik mee aankomen, vind je niet? Voor mezelf heb ik ook nog iets moois meegenomen: een vogel! Een heel mooie, felrood met geel en blauw. Soms verbeeld ik me dat hij me napraat. Maar dat kan toch niet? Ik denk dat we binnenkort weer thuis zijn. Het spijt me dat ik lang niet alles heb kunnen opschrijven. Weet je wat: lees nog eens iets over mij of over andere ontdekkingsreizigers. Bezoek eens een museum, als dat weer kan. Want ook in jouw tijd is er nog een wereld te ontdekken!
Vaarwel!
IndiE? Het is een nieuwe Wereld!
Columbus is ervan overtuigd dat hij Indië ontdekt heeft. Hij zet voet aan wal op één van de eilanden die wij nu de Bahama’s noemen en noemt het eiland San Salvador. In de taal van de indianen heet het: Guanahaní. Na zijn eerste reis keert Columbus er nog drie keer terug.
De ontdekkingsreiziger Amerigo Vespucci komt erachter dat het helemaal niet het Indië is dat men al kent. In één van zijn brieven schrijft hij dat het een ‘mundus novus’ is, een nieuwe wereld! Columbus heeft een compleet nieuw werelddeel ontdekt, maar dat heeft hij zelf nooit geweten. Cartografen - tekenaars van wereldkaarten - schrijven de naam ‘terra americi’ bij dit werelddeel. Oftewel: Amerika. Genoemd naar Amerigo Vespucci.
Voor ontdekkingsreizigers gaat er echt een wereld open! Ze nemen nieuwe dingen mee: specerijen, vruchten, zijde of goud. Ook brengen ze spullen uit Europa naar andere landen. Helaas gaan er ook wel eens ongewenste passgagiers aan boord: ongedierte, insecten en besmettelijke ziekten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 januari 2022
Kits | 32 Pagina's