Wachten op windkracht
Van sierlijk tot snoeihard, van stunten tot springen: vliegeren meer is dan een touw vasthouden. Maar dat er zó veel mogelijk was, dat wisten Jan en Jochem niet. “Dit zou ik vaker willen doen”, verzucht Jochem na een ochtendje vliegeren op de hei.
Rustig leunt de vlieger tegen een paal, alsof er niets gaat gebeuren. Jochem kijkt ondertussen ingespannen naar de rode driehoek, terwijl hij het touw strakker maakt. Met een ruk trekt hij de vlieger naar zich toe en direct loopt hij achteruit. De vlieger maakt een zwieper en schiet klapperend de lucht in. Vrij als een vogel hangt hij in de wind.
Om direct weer met een klap op de grond te storten... „Ja, jongens”, zegt vliegeraar Rob de Peffer hoofdschuddend: „In Nederland waait het altijd, behalve nu.” Jochem van de Merbel (10) en Jan Brand (11) uit Lunteren lachen. De twee vrienden krijgen vliegerles op de Ginkelse hei in Ede. Maar Rob heeft zo zijn twijfels of het wel gaat lukken. „Hebben jullie weleens gevliegerd?” vraagt Rob. Jan schudt zijn hoofd; vandaag is de eerste keer. „Ik heb een keer op het strand gevliegerd”, vertelt Jochem. „Toen waaide het zo hard, dat ik mijn vlieger twee keer kwijt ben geraakt.”
Powerkiten
Terwijl de jongens op een windvlaag wachten, vertelt de Brabantse Rob over zijn hobby. „Zo’n tien jaar geleden kregen we thuis een reclamevlieger. We vonden het zo leuk, dat we verschillende soorten uitprobeerden. Angel vindt powerkiten erg leuk”. Hij wijst naar zijn dochter, die naast hem staat.
„Met vrienden hebben we een groep opgericht: Vliegeren Is Voor Iedereen. We willen laten zien hoe leuk het is. Je bent lekker buiten en het is niet duur.”
Op de grond liggen allerlei vliegers. „Veel mensen denken dat vliegeren altijd hetzelfde is. Maar er kan echt veel. Je kunt leuk vliegeren met een vlieger uit de speelgoedwinkel. Weet je dat je zelfs kunt vliegeren met een paar touwtjes en een plastic zak?”
Rob wijst om zich heen. „Een deltavlieger, met een driehoekige vorm, is groter en sterker dan de gemiddelde vlieger. Met de stuntvlieger kun je allerlei kunstjes doen. En met de kite, die matrasvlieger daar, ga je vooruit. Net zoals bij het powerkiten op het strand. Of bij surfkiten over het water. Dat is hard werken, hoor. Je kunt er behoorlijk spierpijn van krijgen.”
Een eindje verderop ligt een kite klaar. „Als er meer wind komt, kunnen we aan het ruige werk beginnen.”
Rob gaat vaak naar vliegerevenementen. Hij organiseert die ook zelf. „Dan hebben we weer wat anders: de siervliegers.” Deze hebben een bepaalde vorm: „We hebben een hond en een octopus met lichtjes als het donker is. Speciaal voor mensen die ervan houden om naar mooie vliegers te kijken. Vliegeren is echt nooit saai.”
Oorlog
„Weet je eigenlijk waarom de eerste vliegers werden ge-maakt?”, vraagt Rob. De jongens hebben geen idee.
„De Chinezen hebben de eerste ontworpen om iets op te kunnen tillen. Ze gebruikten ze om de omgeving te verkennen en om vanuit de lucht aan te kunnen vallen. In de Tweede Wereldoorlog werden ook vliegers gebruikt. Er werd een antenne op gezet om zo radiosignalen te kunnen verzenden...”
Dan onderbreekt Rob zichzelf. „Maar ik voel wind!” Hij draait zich snel om en loopt naar een driehoekige stuntvlieger met onderaan twee driehoeken die op pootjes lijken. In een tel heeft Rob de vlieger in de lucht.
In elke hand houdt hij een stok met aan de uiteinden een touw naar de vlieger.
Hij speelt met de touwen en het ziet er heel eenvoudig uit, maar, zegt Rob: „Deze is ongeveer de moeilijkste om mee te vliegeren. Ik heb vier touwen en kan de vlieger omhoog, omlaag, naar voren en naar achteren sturen. Het is ingewikkeld, omdat links en rechts omdraaien als je naar je toe vliegert.”
Rob laat de vlieger allerlei capriolen maken.
Hij laat hem op een paal landen, draait ingewikkelde vormen door de lucht en laat hem op zijn ‘pootjes’ over de grond lopen. Dat doen de jongens hem niet na.
Rakelings
Even later mag Jan het proberen. De vlieger is snel in de lucht, maar het zou natuurlijk extra mooi zijn als hij daar nu blijft. Jan loopt achteruit om wind te vangen.
„Sneller, sneller!” roept Angel. Rob loopt met Jan mee en samen houden ze de vlieger hoog. Totdat de wind wegvalt. De vlieger duikt omlaag en scheert rakelings over Angel heen. Ze bukt net op tijd en de vlieger schiet weer omhoog. „De wind draait”, zegt Rob. „Nu moet je daarheen lopen.” De vlieger beweegt nu rustig in de lucht. Met het hoofd in de nek kijken de jongens ernaar. Het is stil op de heide, het geluid van vogels versterkt de rust.
De vlieger landt weer. „Eigenlijk is dit ideaal weer om te leren vliegeren”, zegt Rob. „Je moet nu echt goed gebruik maken van de wind. Als er meer wind is, is het gemakkelijker.” De ideale windkracht voor vliegeren is vanaf begin windkracht 3 tot eind windkracht 4. „We kunnen tot windkracht 6 gaan, dan wordt het gevaarlijk”, zegt Rob. „Je onderschat de wind snel. Aan het strand gebruiken we bigbags gevuld met zand. Ze wegen 500 kilogram, maar zelfs die vliegen soms bijna de lucht in.”
Een keer ging het bijna mis. „We hadden met een groep afgesproken op het strand van Scheveningen en er stond veel wind.” Angel glimlacht. Ze heeft dit verhaal vast vaker gehoord. „We gebruikten alleen kleine vliegers, maar ik dacht: laat ik toch eens die groene matras omhoog doen. De kracht van de wind was zo sterk, ik hield hem amper en werd bijna tegen een container aangesmeten”, vertelt Rob.
Trekken
De wind neemt toe: de kite kan de lucht in. Jochem begint en geeft daarna het stokje door aan Jan. Hij maakt het veiligheidskoord vast aan zijn pols. „Anders ben je hem zo kwijt”, zegt Rob. Jan zet zich schrap als de vlieger omhoog gaat. Hij houdt de stok stevig vast en voelt de vlieger aan zijn armen trekken. Dit is andere koek dan een licht vliegertje. „Voel je het verschil?”, vraagt Rob.
Jan knikt. „En stel je voor dat het nog veel harder waait…” De jongens lopen over de hei terug naar het startpunt. Ze zijn blij dat er genoeg wind was om echt te kunnen vliegeren.
„Ik vind het echt leuk. Dit zou ik wel vaker willen doen”, verzucht Jochem. Voor Jan is het helemaal duidelijk. Zonder twijfel zegt hij: „Ik ga er één kopen.”
Vliegertips
„Hij doet het niet”, hoort Rob vaak. Ligt het aan de vlieger of aan de wind? Rob heeft de volgende tips om de vlieger de lucht in te krijgen en te houden.
1. Instelling – Aan elke vlieger zit een ringetje dat het lange touw splitst naar de zijkanten. Plaats dit ringetje zo, dat de vlieger goed wind kan vangen. 2. Windrichting – Ga met je rug in de wind staan. Maar let op, de wind draait voortdurend. 3. Soort – Wil je kunstjes maken, dan lukt dat niet met een siervlieger. En vooruit getrokken worden gaat niet als je een stuntvlieger hebt. Bedenk dus goed wat je wilt, voordat je een vlieger koopt. 4. Plaats – Hoe vlakker de omgeving, hoe beter het is. Vlieger niet in de buurt van gebouwen en bomen, want die houden veel wind tegen.
En een staart aan de vlieger? Helpt dat voor de balans? „Nee”, antwoordt Rob. „Dat heeft geen zin. De balans hangt af van de instelling van het ringetje.” Maar leuk staat zo’n vrolijke staart natuurlijk wel…
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 juli 2022
Kits | 32 Pagina's