Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Handleiding 4b: Samuël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 4b: Samuël

Kinderen in de Bijbel

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Het jaarthema gaat over ‘Kinderen in de Bijbel’. Samuël is daar een bekend voorbeeld van. Hij werd door zijn moeder al jong voor de dienst van de Heere bestemd. Zijn gehoorzaamheid aan God en aan de mensen die over hem waren gesteld, is een voorbeeld voor onze kinderen.

Doel van de vertelling
De kinderen zien dat God tot je spreekt, ook als je nog jong bent. Ze denken na over de vraag hoe God tot hen spreekt en hoe zij kunnen luisteren naar Zijn stem.

Introductie van het thema voor de kinderen
Laat een kind met zijn rug naar de groep staan. Wijs een kind aan die de naam van het kind zegt (met zijn normale stem, dus geen verdraaide stem). Laat het kind raden wie zijn naam heeft gezegd. Herhaal dit nog een paar keer met een ander kind.
Herhaal dit nog een paar keer met een ander kind.
Was het moeilijk om te raden wie het zei?
Hoe komt het dat je iemand aan zijn stem herkent? Is dat altijd zo, of alleen bij mensen die je goed kent? Vandaag horen we uit de Bijbel over Samuël. Hij hoorde de stem van de Heere, maar hij herkende de stem van de Heere nog niet.

Vraag de kinderen na het lezen van het Bijbelgedeelte hun Bijbel open te laten liggen bij 1 Samuël 3.

Zingen
Psalm 1:1-4
Psalm 34:6, 7 en 8
Psalm 84:2 en 6
Psalm 95:4
Psalm 99:1, 5 en 7
Psalm 111:6
Psalm 119:1
Psalm 139:1, 9-14
Uit liedbundel ‘Tot Zijn eer’: Uw Woord is een lamp voor mijn voet
Lied: ‘Samuël luistert’, uit de bundel Herders van Israël (www.prozamusica.nl).

Lezen
1 Samuël 3:1-10

Kerntekst
Toen kwam de HEERE en stelde Zich daar, en riep gelijk de andere malen: Samuël, Samuël. En Samuël zeide: Spreek, want Uw knecht hoort (1 Samuël 3:10).

Vertelling

“Dag Samuël! Tot volgend jaar, jongen.” Moeder Hanna omhelst haar zoon nog één keer. Dan draait ze zich snel om, zodat hij de tranen niet kan zien die in haar ogen komen. “Dag moeder, dag vader. Goede reis!” Samuël zou nog meer willen zeggen, maar er zit zo’n rare brok in zijn keel dat hij verder maar zwijgt. Bij de ingang van de voorhof die om de tabernakel ligt, kijkt hij zijn ouders na. Daar gaan ze weer, naar Rama. Terug naar het huis waar hij geboren is en waar hij tot zijn derde jaar heeft gewoond. Heel vaag heeft hij nog herinneringen aan die tijd. Maar heel veel weet hij niet meer, hij was nog zo klein toen zijn moeder hem hier in Silo bracht. Daar weet hij nog wel iets van. Het was de eerste keer dat ze hem meenamen op de reis van Rama naar Silo. Hij weet nog dat ze hier door de ingang van de voorhof kwamen. Wat was het druk en wat was alles vreemd. Hanna, zijn moeder, had een poosje met de oude priester Eli gepraat. Later heeft ze hem daarover verteld. “Toen heb ik tegen Eli gezegd dat jij de zoon bent om wie ik heb gebeden. Hier, in deze tabernakel was het. Ik was zo verdrietig. Al jarenlang waren je vader en ik getrouwd, maar God gaf ons geen kinderen. Peninna lachte me er soms over uit. En toen we weer een keer hier waren om God te aanbidden, ben ik naar de tabernakel gegaan en heb ik al mijn verdriet aan de Heere verteld. Eli zag het. Hij zag mijn mond bewegen, maar hij hoorde niet wat ik bad. Toen dacht hij dat ik dronken was. Maar dat was helemaal niet zo. Ik was alleen erg verdrietig.” Samuël weet ook wat Eli daarna zei: dat God het gebed van zijn moeder had verhoord en dat ze zou krijgen wat ze had gevraagd. En… het was gebeurd. Híj was de zoon waarom ze zo vurig had gebeden. ‘Samuël’ hadden zijn ouders hem genoemd. ‘God heeft gehoord’, betekent het. En… zijn moeder had God ook iets beloofd tijdens dat gebed. Ook dat heeft ze verteld: “Ik wilde zo graag een zoon hebben, Samuël. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor de Heere. Altijd als we in Silo kwamen, werd ik verdrietig omdat er zoveel mensen zijn die de Heere niet meer dienen zoals Hij dat wil. Er zijn zoveel mensen die gewoon doen wat ze zelf willen en niet naar de Heere luisteren. Toen heb ik aan God beloofd dat mijn zoon een knecht voor Hem zou zijn, alle dagen van zijn leven. Je bent een Leviet, Samuël, net als je vader.” Samuël weet wel dat zijn familie uit de stam van Levi is. Alle mannen uit zijn stam moeten van hun 25e tot hun 50e jaar de priesters helpen in de tabernakel. Niet elke dag, maar als ze aan de beurt zijn. Maar hij zal zijn hele leven lang de Heere dienen. Dat heeft zijn moeder aan de Heere beloofd. Daarom bracht ze hem hier in de tabernakel toen hij nog maar drie was.
“Samuël! De priesters hebben je hulp nodig bij het dankoffer.” Snel draait Samuël zich om. Een Leviet is naar hem toegekomen. “Kom, het is druk,” zegt hij. Samuël loopt mee. Midden in de voorhof staat het grote koperen brandofferaltaar. Er omheen lopen de priesters. Ze leggen het vet en de ingewanden van de offerdieren op het altaar. Met een enorm gesis verbrandt het vlees. De rook stijgt op naar de hemel, terwijl de familie die het offer brengt, toekijkt. Het is een dankoffer voor de Heere. Een eindje verderop is een Leviet bezig met het slachten van een schaap. “Ga daar maar even helpen, Samuël,” zegt de Leviet. “Er staan veel mensen te wachten.” Samuël loopt erheen. Dan hoort hij plotseling een boos geschreeuw. Het komt uit het gedeelte van de voorhof waar de kookpotten staan. De families die hun dier hebben laten slachten, mogen hier het overgebleven vlees koken. Een man staat met een boos gezicht te praten tegen Hofni, één van de zonen van Eli. “Ik heb u net uw deel van het vlees al gegeven,” zegt hij. “U kreeg de rechterschouder en de borst van het dier, zoals de Heere het bevolen heeft. De rest is voor ons!” Maar Hofni pakt onverstoorbaar een grote vork en steekt die diep in de kookpan. Als hij de vork eruit haalt, zit er een groot stuk vlees aan. Zonder nog naar de boze man te kijken, loopt Hofni ermee weg.
Teleurgesteld blijft de familie achter. Samuël hoort hoe de man tegen zijn vrouw zegt: “Als dat priesters van God zijn, wat stelt de dienst van God hier dan nog voor? Het is schandalig!” Samuël voelt zich ook verontwaardigd. De man heeft gelijk: dat mag Hofni niet doen! Maar Samuël weet dat Hofni zich weinig aantrekt van wat God geboden heeft; net als Pinehas, zijn broer. Ze doen bij de offerdienst wat ze zelf willen en nemen de beste stukken vlees voor zichzelf; soms nemen ze zelfs van het vet dat eigenlijk voor de Heere bestemd is. Nergens is aan te merken dat ze de Heere liefhebben. Soms hoort Samuël dat hun oude vader Eli hen waarschuwt. “Jullie mogen dit niet doen, jongens. De Heere vindt het niet goed.” Maar straf hebben ze nooit gehad. Hun vader is zelfs niet eens echt boos op hen geweest. Alle mensen weten hoe oneerlijk de zonen van Eli zijn. Maar de mensen kunnen er niets tegen doen. Samuël moet denken aan wat zijn vader gisteren tegen hem zei: “Samuël, hier gebeuren heel veel dingen die niet goed zijn. Zul je altijd blijven luisteren naar wat de Heere zegt? Alleen dan kun je een goede knecht van God zijn.” Ja, dat wil Samuël wel. Maar het is wel moeilijk. Er zijn zo weinig mensen die de Heere echt liefhebben. Hoe kan hij dan leren om God op een goede manier te dienen?

Het is nacht. In de voorhof van de tabernakel is het donker. Binnen in de tabernakel brandt alleen nog de zevenarmige kandelaar. Toen vanavond de zon onderging, heeft een priester de kandelaar aangestoken. Hij moet de hele nacht blijven branden, tot de zon weer opkomt. Het mag in het huis van God nooit helemaal donker zijn!
In één van de slaapvertrekken in de voorhof ligt Samuël. Hij slaapt. Het is een drukke dag geweest. Heel veel mensen kwamen een offer brengen. Aan het eind van de dag is Samuël vaak moe van al het werk. Ineens doet Samuël zijn ogen open. Hoorde hij wat? "Samuël! Samuël!” Daar klinkt zijn naam! Samuël gaat rechtop zitten. Dat zal de oude Eli wel zijn. Hij is oud en kan heel slecht meer zien. Misschien heeft hij wat water nodig. Samuël staat op. “Zie, hier ben ik!” roept hij. Hij loopt naar de slaapplaats van Eli. “Zie, hier ben ik,” zegt hij nog eens, “want u hebt mij geroepen.” Eli schrikt wakker. Hij kijkt verbaasd.
“Nee hoor Samuël, ik heb je niet geroepen. Ga maar weer lekker slapen.”
Samuël loopt terug naar zijn slaapplaats. Hij gaat weer liggen. Vreemd, het was toch net of hij een stem hoorde. Hij staart in het donker voor zich uit. Het is een stille nacht. De tempel is ’s nachts zo anders dan overdag. ’s Nachts is het stil, dan kan hij denken aan vroeger, toen hij nog klein was. Toen was het wel eens moeilijk ’s nachts. Dan huilde hij, omdat hij zijn vader en moeder miste. Nu is hij al groter, maar toch is het altijd weer een moeilijk moment als ze weg gaan.
Hoor eens… Daar klinkt die stem weer! Luid en duidelijk. “Samuël! Samuël!” Hij staat op. Deze keer was hij niet slaperig, hij weet zeker dat iemand hem riep. Hij loopt weer door het donkere vertrek naar Eli toe. “Zie, hier ben ik,” zegt hij, “want u hebt mij geroepen.” Eli kijkt op. Is Samuël daar alweer? “Nee, ik heb je niet geroepen,” zegt hij. “Ga maar weer slapen jongen.”
Samuël gaat weer terug. Hier begrijpt hij niets van. Hij weet zeker dat hij zijn naam hoorde! Hij heeft zich niet vergist. Samuël ligt nog maar net als de stem weer klinkt: “Samuël! Samuël!” Wat nu? Zal hij gewoon blijven liggen? Maar wie anders dan Eli zou hem roepen, midden in de nacht? Hij staat toch op en loopt naar de slaapplek van Eli toe. “Zie, hier ben ik, want u hebt mij geroepen.” Eli gaat rechtop zitten. Hij zoekt de hand van Samuël en pakt die vast. Zijn gezicht staat ernstig. “Nee jongen, ik was het niet die je riep. Maar ik weet nu Wie jou wel heeft geroepen. Het was de Heere, Samuël. Luister. Ga maar terug naar je slaapplek. En als je weer die stem hoort, dan zeg je: ‘Spreek Heere, want Uw knecht hoort.’ Samuël gaat terug. Hij is onder de indruk van wat Eli net zei. Zou het echt de Heere zijn geweest die hem riep? Hij heeft de stem van de Heere nog nooit gehoord. Waarom zou de Heere hem roepen en niet Eli of één van de priesters? Hij is nog maar een jonge Leviet. Nu kan Samuël niet meer slapen. Klaarwakker ligt hij in het donker te staren. Hij dient de Heere wel. Gehoorzaam doet hij alles wat Eli van hem vraagt. Maar hij kent de Heere niet. Niet zoals Mozes, of zoals de richteren die de mensen over de Heere vertelden. Hij kent wel de verhalen over deze mannen. In de naam van de Heere brachten ze de mensen een boodschap. Zou de Heere voor hem ook een boodschap hebben? En wat zou Hij willen zeggen? Of… als hij de stem nu eens niet meer hoort?
“Samuël! Samuël!” Samuël schrikt op. Snel komt hij overeind en gaat rechtop staan. “Spreek, want Uw knecht hoort,” zegt hij. Dan gaat de Heere verder. “Samuël, Ik ga iets doen waar alle mensen verbaasd en verschrikt over zullen zijn. Ik heb gezien wat de zonen van Eli hebben gedaan en hoe ze Mijn dienst hebben ontheiligd. Eli heeft hen niet gestraft daarvoor. Hij heeft hen zelfs niet boos aangekeken. Ik heb hem laten waarschuwen, maar hij heeft niet geluisterd. Daarom zal Ik hen nu Zelf straffen. Ondanks de vele offers die ze elke dag brengen, zal Ik hun zonden niet vergeven. Ik zal hen straffen, zoals Ik Eli al eerder heb laten vertellen. Zijn zonen zullen sterven in de kracht van hun leven en Ik zal Zelf een priester aanstellen die Mij wel trouw zal dienen.”

De Heere is weggegaan. Samuël ligt weer op zijn bed. Maar slapen kan hij niet meer. Wat een vreselijke boodschap heeft de Heere hem gebracht. Ontzettend…
Samuël denkt aan morgen. Straks, als het dag wordt, zal Eli hem vragen wat de Heere heeft gezegd. Dan moet hij deze woorden aan Eli vertellen. Hij ziet er heel erg tegenop. Hij is nog maar een jongen en Eli is een oude priester. Maar toch… het moet!
Eindelijk gaat de zon op. Er komt weer leven in de tabernakel. De priesters doen de lampen uit en steken de vuren aan van de altaren. Straks komen er weer veel mensen om te offeren. Ook Samuël staat op. “Mijn zoon Samuël!” Deze keer is het wel Eli die hem roept. “Zie, hier ben ik,” zegt Samuël. Hij gaat naar de oude priester toe. “Wat is het woord dat de Heere tot u gesproken heeft?” vraagt Eli. “Je mag niets voor mij verborgen houden, Samuël. Je moet het allemaal vertellen.” Dan begint Samuël te vertellen. Hij vertelt alles eerlijk aan Eli. Even is het stil. De oude priester kijkt bedroefd. Dan zegt hij: “Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijn ogen.”

Wat de Heere tegen Samuël zei, is later ook gebeurd. Op één dag zijn Hofni en Pinehas omgekomen in de strijd tegen de Filistijnen. Ze waren priesters in de tabernakel, maar ze waren geen knechten van God. De oude Eli was zo verdrietig toen hij dit hoorde, dat hij ook stierf.
Weet je wat bijzonder is? Dat er van Samuël iets heel anders staat. De Heere werkt in zijn hart. Wat zijn moeder heeft beloofd aan de Heere, gebeurt: hij mag de Heere dienen, elke dag, heel zijn leven. Door Samuël gaat de Heere weer spreken tot Zijn volk. In de donkere tijd klinken Gods woorden weer. De Heere heeft waargemaakt wat de naam van Samuël betekent: God heeft gehoord!

Na de vertelling
Laat de kinderen hun Bijbel weer pakken en lees samen 1 Samuël 3:19-21.
19 Samuël nu werd groot; en de HEERE was met hem, en liet niet een van al Zijn woorden op de aarde vallen.
20 En gans Israël, van Dan tot Ber-Seba toe, bekende, dat Samuël bevestigd was tot een profeet des HEEREN.
21 En de HEERE voer voort te verschijnen te Silo; want de HEERE openbaarde Zich aan Samuël te Silo, door het woord des HEEREN.

Vraag aan de kinderen:
• Wat lees je hier over Samuël? (Laat de kinderen de dingen noemen die in de Bijbeltekst staan)
• De Heere bleef tot Samuël spreken, ook later. Waar lees je dat?
• Wat leer jij van Samuël?

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

De naam Samuël
Hanna geeft haar zoon de naam Samuël; want, zegt ze: Ik heb hem van de Heere gebeden. De naam Samuël betekent dan ook: God heeft gehoord. Door zijn naam werd Samuël herinnerd aan wat er aan zijn geboorte vooraf was gegaan en aan de gelofte die zijn moeder had gedaan: dat ze haar zoon af zou staan aan de dienst van God. Elkana, de vader van Samuël, was uit de stam van Levi. Levieten waren verplicht van hun 25 e tot hun 50 e jaar in de tabernakel te dienen. De gelofte die Hanna deed voor haar zoon, reikte verder dan die normale dienst. Zij geeft haar zoon voor zijn hele leven over aan de dienst van God.
Haar gelofte getuigt van een groot vertrouwen in God. Niet alleen omdat het voor haar als moeder moeilijk zal zijn om haar kind al zo jong weg te moeten brengen. Maar ook omdat ze heel goed de immorele situatie rond de tabernakel kende. Daar zal haar zoon straks wonen. Maar Hanna heeft God lief en ze vertrouwt Hem. Misschien is de schrijnende situatie rond het heiligdom juist wel een stimulans voor haar geweest om deze gelofte te doen.

Rama
De familie van Samuël komt uit Ramathaïm Zofim, de plaats die ook wel kortweg Rama wordt genoemd.

De tabernakel
Het heiligdom voor de Heere in Silo was de tabernakel. Het was een verplaatsbaar heiligdom, waar God aangebeden kon worden en waar de offers werden gebracht. De tabernakel werd gemaakt in de woestijn. Het was een tent, waardoor hij afgebroken en weer opgebouwd kon worden. Koning Salomo was degene die een permanent heiligdom voor de Heere liet bouwen, de tempel in Jeruzalem. De tabernakel was dus een voorloper van de tempel. Ze zijn nauw met elkaar verbonden en hadden een soortgelijke constructie.
De tabernakel en de tempel bestonden uit drie afzonderlijke delen: een algemeen toegankelijk deel (de voorhof) en twee afgesloten delen (het Heilige en het Heilige der heiligen). Deze indeling was ook bij tempels van andere godsdiensten in het Midden-Oosten gebruikelijk in die tijd.
Tegen de tijd van Samuël wordt de tabernakel ‘het huis des Heeren’ genoemd en heeft de tent een meer permanente constructie gekregen. Het is niet waarschijnlijk dat de tent die in de tijd van Mozes is gemaakt, al die eeuwen heeft doorstaan. Er wordt aangenomen dat de tent op onderdelen in de loop van de tijd vernieuwd is.

Samuël naar de tabernakel
Samuël werd naar de tempel gebracht door zijn moeder toen hij ongeveer drie jaar oud was. Dat is de leeftijd waarop jonge kinderen in die tijd van de borst af waren. Hanna brengt hem naar het centrale heiligdom, de tabernakel in Silo. Ze neemt een offer mee: een driejarige stier, een efa (ongeveer 22,5 kilo) meel en een zak wijn. Na het offer brengt Hanna de kleine Samuël bij Eli. Ze vertelt dat zij de vrouw is die voor het heiligdom stond om te bidden en dat God haar gebed heeft verhoord door de geboorte van Samuël. Er staat niet of Eli haar herkende en of hij het zich herinnerde.

De situatie in de tabernakel
In de tabernakel werkt Samuël onder toezicht van Eli, de hogepriester. De situatie in de tabernakel is de dienst van God onwaardig. Hofni en Pinehas, de zonen van Eli, trekken zich niets aan van Gods voorschriften rondom de offerdienst. Er staat letterlijk: zij kenden de Heere niet. Hun afkeurenswaardige gedrag komt onder andere tot uitdrukking in de manier waarop ze omgaan met offers die door de Israëlieten worden gebracht. Zij maken misbruik van hun positie door voedsel uit de kookpotten van de offeraars te halen. De offeraar mocht bij het brengen van een dankoffer altijd een deel van het offer voor zichzelf en zijn familie koken. Het vet en de ingewanden werden verbrand als een offer voor de Heere. Een ander deel werd aan de priester en zijn familie gegeven: de rechterschouder en de borst. Maar in Silo namen de priesterzonen nog wat extra’s: als het vlees gaar was, kwam een priesterknecht met een drietandige vork. De knecht stak de vork in de kookpot en het vlees dat aan de vork bleef hangen, was voor de priester. Deze extra priesterlijke heffing had God nergens geboden.
Ook gebeurde het dat de priester een deel van het offervlees nam voordat het gekookt werd. Eerst moesten de beste delen van het vlees (het vet en de ingewanden) aan de Heere worden geofferd en daarna mochten de offeraar en de priester de rest koken voor zichzelf. Maar de priester nam al een deel van het vlees voordat er iets aan God geofferd was. We hebben hier te maken met een vorm van ontheiliging. Protesten van de offeraars hadden weinig uitwerking. De priesterzonen namen het desnoods met geweld.
Een andere zonde was, dat ze met vrouwen sliepen die bij de tabernakel kwamen. Bij heidense tempels zag je vaak tempelprostituees die hun diensten aanboden aan de mannen die daar kwamen. Dat zulke vrouwen nu ook bij Gods heiligdom kwamen en daar niet werden weggestuurd, maar dat zelfs deze priesterzonen van hun diensten gebruik maakten, is verschrikkelijk.
De houding van Hofni en Pinehas was een smet op de dienst van de Heere. Door zo duidelijk te laten merken dat ze lak hadden aan Gods voorschriften, maakten ze de offerdienst tot een bron van ergernis voor de Israëlieten.

De positie van Samuël
Van Samuël wordt expliciet gezegd dat hij de Heere diende, in tegenstelling tot de zonen van Eli (vers 18). Zijn ouders komen trouw elk jaar naar Silo, ondanks dat de offerdienst zo vervallen is. Zijn moeder Hanna neemt elk jaar nieuwe kleren voor hem mee.
Dat Samuël zo godvrezend opgroeit, is alleen door Gods Geest en genade. Je leest niet van mensen die een goed voorbeeld voor hem zijn, zijn ouders uitgezonderd. Maar die zag hij na zijn derde levensjaar maar eens per jaar. De hogepriester Eli waarschuwt zijn zonen wel voor hun godonterende gedrag (1 Sam. 2:23-25), maar hij treedt er verder niet krachtig tegenop. Daarvoor zal hij uiteindelijk worden gestraft.
Samuël groeit, letterlijk en figuurlijk, bij de Heere op (1 Sam. 2:21). Niet alleen in Gods huis, maar ook in Zijn geestelijke nabijheid.

Waar sliep Samuël?
Samuël was, als zoon van een Leviet, zelf ook een Leviet. Dat betekent dat hij waarschijnlijk niet in het heilige deel van de tabernakel mocht komen. Volgens de kanttekeningen waren er kamertjes bij de tabernakel, waarschijnlijk dus ergens in de voorhof.

Belijdenisgeschriften
Gods openbaring
“Wij belijden dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben [het] gesproken, gelijk de heilige Petrus zegt. Daarna heeft God, door een bijzondere zorg, die Hij voor ons en onze zaligheid draagt, Zijn knechten den profeten en apostelen geboden Zijn geopenbaarde woord bij geschrift te stellen.” (NGB artikel 3)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2018

Kompas Handleiding | 15 Pagina's

Handleiding 4b: Samuël

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2018

Kompas Handleiding | 15 Pagina's