Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus en Silas in de Gevangenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus en Silas in de Gevangenis

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen Hand. 16: 16-40Zingen Psalm 116: 1,2,3Psalm 66 : 8 en 10Psalm 121; 1 en 4Psalm 107: 7 en 10Psalm 42 : 5Psalm 62 : 1,4,5Psalm 68 : 10Psalm 102: 11Psalm 118: 3 en 7Psalm 138: 3Psalm 142: 7Psalm 33 : 10Kerntekst "Ea omtrent de m iddernacht; baden Paulus en Silas en zongen Gode lofzangen" (Hand.16: 25 a).

Kijk, door de straten van de stad Filippi lopen enkele mannen. Het zijn de apostel Paulus en zijn vriend Silas, met wie hij deze keer een zendingsreis maakt. Timotheüs en Lukas zijn er ook bij. Die hebben ze op hun reis door Klein-Azië ontmoet. Ze zijn met hen meegegaan. Paulus is door de Heere Zelf naar Filippi gestuurd om daar het woord van God te prediken. En de Heere heeft dat werk ook gezegend. Onder een preek van Paulus heeft Hij het hart van Lydia geopend. Nu zijn ze met z'n vieren op weg naar de plaats, waar de Joden altijd samen komen om te bidden. Maar, stil eens! Wat is dat; wat horen

Maar, stil eens! Wat is dat; wat horen ze daar voor geroep? "Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Aller hoogsten, die ons de weg der zaligheid verkondigen."

Achter Paulus en zijn vrienden loopt een vrouw. Ze roept hen na. Ze laat aan de mensen van Filippi weten, wie die mannen zijn en wat ze komen doen. Het is niet de eerste keer, dat ze dat doet. Nee, al dagen loopt ze achter hen aan en roept ze: "Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten die ons de weg der zaligheid verkondigen."

Maar wie is deze vrouw en waarom doet ze dat? Hoe weet ze dat die mannen knechten zijn van de Allerhoogste God? Deze vrouw is een slavin: een paar mannen zijn de baas over haar. Maar het allerergste is, dat ook de duivel de baas is over deze slavin. Wat is ze ongelukkig! Ze is bezeten door een waarzeggende geest.

Als de mensen van Filippi iets over de toekomst willen weten, vragen ze het haar. En zij vertelt dat dan. Daarvoor betalen ze geld, maar dat geld is niet voor die slavin, maar voor haar meesters. En de mensen van Filippi geloven wat zij zegt.

Eigenlijk woont in deze slavin de duivel. Hij kent Paulus en zijn vrienden wel: het zijn vijanden van hem, want het zijn knechten van de Heere. En de duivel weet ook wel, wat ze hier in Filippi komen doen: het Evangelie verkondigen! Ze komen zeggen, dat de mensen van Filippi zich moeten bekeren tot de Heere. En dat wil de duivel niet! O, je mag van de duivel gerust bidden en zingen en in de Bijbel lezen. Als je je maar niet bekeert. Als je maar niet vraagt: "Heere, verlos me van m'n boze hart en geef me een hart, dat U liefheeft en dat bang is voor de zonde." Paulus hoort dat roepen wel, maar hij is er niet blij mee. Hij voelt dat dit het werk van de duivel is. Dat de duivel zo ervoor probeert te zorgen, dat de mensen van Filippi niet naar het woord van de Heere luisteren. Dat roepen doet Paulus verdriet, omdat deze vrouw zo ongelukkig is en ze door de duivel gebruikt wordt om de mensen te bedriegen.

Opeens blijft de apostel staan. Hij draait zich om en bestraft die boze geest en zegt: "Ik gebied u in de Naam van Jezus Christus, dat gij van haar uitgaat". En dan laat de Heere zien, dat Hij de Almachtige is. Want plotseling is het stil. Dat slavin roept niet meer; nee, ze is verlost van die geest. De Heere laat zien dat Hij regeert en niet de duivel. Daar staat ze; wat zal ze blij en dankbaar zijn geweest. Al gauw horen haar eigenaars, wat er gebeurd is. Maar zij zijn niet blij. Want nu hun slavin de toekomst niet meer kan voorspellen, verdienen ze niets meer aan haar. Woedend grijpen ze Paulus en Silas, nemen hen gevangen en brengen hen naar het marktplein, waar de rechters van de stad zijn. De mannen maken de rechters en ook de andere mensen van Filippi wijs, dat Paulus en Silas een gevaar zijn voor de stad, dat ze met hun prediking de rust verstoren. En de rechters, die horen dat Paulus en Silas Joden zijn, geloven het. Zij laten die twee mannen geselen. Hun kleren worden afgerukt en dan worden ze heel erg met stokken op hun rug geslagen. Daarna worden ze naar de gevangenis gebracht. En daar gaan Paulus en Silas. Veel mensen van Filippi gaan mee om te kijken. De gevangenbewaarder brengt Paulus en Silas naar de binnenste kerker, een cel waar altijd de ergste misdadigers zitten. Hij doet hun voeten in een houten blok, een stok. Nu kunnen ze zeker niet ontsnappen. De stokbewaarder kan rustig gaan slapen. En zo wordt het nacht.

Kijk, daar liggen Paulus en Silas naast elkaar in de gevangenis. Het is er vuil en donker. Hun ruggen zijn bebloed en hun voeten doen pijn. Bewegen kunnen ze zich bijna niet. Is dit nu de weg van de Heere? Moesten ze daarom naar Filippi? Zullen ze hier nu moeten sterven? En toch ... Ze mogen weten dat, wat er ook gebeurt, de Heere voor hen zorgt. Ja, ook hier in de gevangenis. Ook al weten zij niet, wat er nog meer zal gebeuren en hoe alles nu verder moet en waarom alles nu zo gaat. Maar de Heere weet het en dat is genoeg. Daar, midden in de nacht, gaan Paulus en Silas bidden tot die God, Die helpen kan in alle nood. Die ook nu uitkomst kan geven. En dan komt er rust in hun hart. Er komt een stille vrede in hun hart. Hoe het zal gaan, weten ze niet, maar de Heere weet het wel en Hij zal zorgen. En dan kunnen ze zelfs zingen. Zingen in de nacht, zingen in de moeilijkste omstandigheden.

Wat is dat een wonder! Als je mag weten, dat de Heere voor je zorgt. Mag jij dat ook weten? Dan kan het zijn, dat er verdrietige dingen in je leven gebeuren, maar dat je toch mag weten, dat de Heere bij je is en dat Hij voor je zorgt. En wat er ook gebeurt, dan gaat het altijd goed! In de andere cellen zijn de gevangenen wakker geworden. Wat horen ze daar? Verbaasd luisteren ze naar het gezang van Paulus en Silas. O, ze horen vaak genoeg geluiden uit die binnenste kerker. Maar dat is gevloek of geschreeuw van pijn of angst. Maar zingen? Nee, dat hebben ze nog nooit gehoord! Daar begrijpen ze niets van! Vol verwondering luisteren ze. Dan, plotseling ... begint de grond te bewegen. De muren beven, de deuren springen open en de boeien raken los. De Heere zendt een aardbeving. Hij laat merken, dat Hij het gebed en het zingen van Zijn knechten heeft gehoord.

Door die aardbeving wordt ook de stokbewaarder, die rustig lag te slapen, wakker. Hij springt overeind. Wat schrikt hij, als hij ziet, dat alle gevangenisdeuren open staan. Hij denkt, dat alle gevangenen zijn ontvlucht. Maar dat is verschrikkelijk, want dan zal hij gedood worden. Wat moet hij doen? Hij denkt maar aan één ding: een zwaard pakken en zichzelf doden. Hij staat met zijn zwaard al klaar, om dat vreselijke te doen. Maar dan klinkt uit die donkere gevangenis opeens een stem: "Doe uzelf geen kwaad, want wij zijn allen hier!" Het is Paulus, die roept. Hij heeft gemerkt, wat de stokbewaarder van plan is. Maar dat mag niet! Jezelf doden is een groot kwaad. De stokbewaarder hoort die stem.

Even aarzelt hij, maar dan laat hij zijn zwaard zakken en luistert. Hij hoort van Paulus dat alle gevangenen er nog zijn. Hij merkt ook dat die twee Joden helemaal geen misdadigers zijn, maar verkondigers van de ware God. Hij ziet nu ook, dat hijzelf een grote misdadiger is, een zondaar, die altijd zonder de ware God heeft geleefd. Hij heeft het verdiend, als die God hem nu straft. Zou hij nog van die straf verlost kunnen worden? Als hij eindelijk licht heeft gekregen, gaat hij bevend naar Paulus en Silas toe. Hij haalt hen eerst uit die binnenste kerker en vraagt dan: "Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?" Hij wil weten, hoe hij behouden moet worden. En hoe hij van zijn zonden verlost kan worden. Want dat dat nodig is, gelooft hij nu. Dat heeft de Heere hem Zelf laten zien. En Paulus? Hij hoort die vraag en hij gaat hier in de gevangenis het

woord van God prediken. Hoor maar: "Geloof in de Heere Jezus en gij zult zalig worden, gij en uw huis." U zult, zegt Paulus, verlost worden van de zonden en een plaats krijgen bij de Heere. Dat kan alleen door het werk van de Heere Jezus; dat kan alleen door de Zaligmaker. Heb jij die Zaligmaker ook al nodig gekregen of heb je nog helemaal geen last van je zondige hart? Vraag dan maar aan de Heere of je Hem mag leren kennen, maar ook of je jezelf mag leren kennen. Dan zul je, net als die stokbewaarder, een Zaligmaker nodig krijgen. En Die is er! Wat een wonder! De stokbewaarder gelooft, dat de Heere Jezus ook zijn Zaligmaker is. Hij brengt Paulus en Silas in zijn huis en wast hun wonden. Dan wordt hij met zijn hele gezin gedoopt. Hij geeft die twee dienstknechten van God ook te eten. O, wat is de stokbewaarder gelukkig! Hij heeft het leven gevonden en dat alleen uit genade. De volgende morgen zijn er knechten gekomen met een boodschap van de hoofdmannen. Paulus en Silas moch ten weer vrijgelaten worden. Maar dat wilde Paulus niet. Hij was gegeseld, zonder dat hij veroordeeld was, en dat terwijl hij een Romein was. Toen zijn de hoofdmannen zelf gekomen en hebben hen uit de gevangenis naar buiten gebracht. Paulus en Silas hebben afscheid genomen van Lydia en van de andere gelovigen in Filippi.

Ze zijn naar de volgende stad gereisd. Lukas en Timotheüs zijn nog een tijd in Filippi gebleven. De Heere heeft de prediking van Zijn Woord in Filippi rijk willen zegenen. Dat blijkt later wel in de brief aan de Filippenzen. Paulus en Silas, maar ook de stokbewaarder zullen vast en zeker nog vaak hebben teruggedacht aan die onvergetelijke nacht, waarvan ze konden zingen: Komt maakt God met mij groot;

Komt maakt God met mij groot; Verbreidt, verhoogt, met hart en stem. De nooit volprezen Naam van Hem, Die ons behoedt in nood.

Ik zocht in mijn gebed De HEER' ootmoedig met geween;

De HEER' ootmoedig met geween; Hij heeft mij in angstvalligheên Geantwoord, mij gered. (Ps. 34: 2)

Aantekeningen bij de tekst.

vs. 16 tot het gebed:

de plaats waar dat werd gedaan

vs. 1 6 dienstmaagd:

slavin

vs. 17 volgden Paulus en ons:

Paulus, Silas, Timotheüs, Lukas.

vs. 17 die ons de weg ...:

die JJ een weg van behoud verkondigen.

vs. I 8 Ontevreden:

over de ellende van het meisje, maar ook over de bedriegerij van de satan, die door haar de mensen verleidde.

vs. 19 de heren:

van deze slavin

vs. 19 de markt:

de gerichtplaats

vs. 20 de hoofdmannen:

deze hadden in deze Romeinse kolonie het oppergezag en de rechtspraak

vs. 20 Joden: deze naam was zeer gehaat onder de

deze naam was zeer gehaat onder de Romeinen

vs. 21 zeden:

andere wijzen van God te dienen dan de Romeinen en heidenen hadden.

vs. 22 hun:

Paulus en Silas

vs. 22 geselen:

met stokken slaan.

vs. 23 stokbewaarder:

evangenbewaarder; cipier

vs. 23 zekerlijk: heel goed

vs. 24 stok:

een houten blok, waarin de voeten gesloten werden

vs. 25 zongen Gode ...:

zij waren verblijd, omdat ze om Christus' Naam leden

vs. 26 bewogen:

ten teken, dat God het gebed van Zijn dienaren verhoord had.

vs. 26 geopend:

door de kracht Gods

vs. 27 omgebracht:

om de schande te ontgaan, die hem zou worden aangedaan, als de gevangenen ontvlucht waren,

vs. 30 buiten:

uit de binnenste kerker in zijn huis

vs. 31 uw huis:

huisgezin; uw vrouw en kinderen, als kinderen van het verbond, (zie Hand. 2:39)

vs. 33 wies:

van het geronnen bloed door het geselen, om de wonden te verzachten,

vs. 34 de tafel:

met voedsel

vs. 35 stadsdienaars:

"roedendragers" ; de dienaars van de steden werden zo genoemd, omdat zij stokken droegen

vs. 37 tot hen:

de stadsdienaars

vs. 37 die Romeinen zijn:

het recht hebben van de Romeinse burgers, die men niet mocht geselen

vs. 37 onveroordeeld:

niet alleen onschuldig, maar ook zonder enige vorm van proces

vs. 37 niet alzo:

zo zal het niet gaan

vs. 38 horende:

toen zij hoorden

vs. 38 Romeinen:

die zij tegen het recht van de Romeinse burgers hadden laten geselen

vs. 39 uit de stad:

opdat er geen nieuw oproer tegen hen zou komen

vs. 40 tot Lydia:

in haar huis

vs. 40 vertroostten:

tegen de ergernis van de smaadheid hen aangedaan

vs. 40 zij:

Paulus en Silas

Achtergrondinformatie filippi

Filippi lag in Macedonië. Zij was genoemd naar Filippus, koning van Macedonië, die deze stad weer had opgebouwd. Keizer Augustus had deze stad later tot een kolonie gemaakt, waar veteranen konden gaan wonen; in de omgeving ervan ontvingen deze veteranen ook een stuk land. Filippi was dus een Romeinse stad, al woonden er ook wel Grieken. De stad werd dus ook op Romeinse wijze bestuurd. Paulus heeft deze stad op zijn tweede zendingsreis, die hij samen met Silas maakte, bezocht. De Joden hadden in Filippi zelf geen synagoge. Ze kwamen buiten de stad samen. De Heere had Paulus te Troas (in Klein-

Azië) in een nachtgezicht de weg naar Filippi gewezen (Hand. 16: 9). Hier hadden ze ook Lukas, die dokter was, ontmoet. (Hand.16: 10). Al eerder, in Derbe en Lystre, had hij Timotheüs gezien, die ook mee is gegaan op zendingsreis (Hand.16: 1-3).

Een dienstmaagd met een waarzeggende geest

Deze vrouw had een waarzeggende geest, die het afgodische volk te Filippi naar de god van de waarzeggerij Python (of Appollo) noemde. Door deze bezeten slavin hield de satan de Filippenzen in zijn macht. Zulke waarzegsters waren er in het heidendom veel. In korte raadselachtige, soms wat ze moest, zonder de betekenis te begrijpen. Het was een valse, maar toch werkelijke ingeving. dubbelzinnige spreuken gaven zij toekomstige en verborgen zaken te kennen. Hun tongen moesten door geschenken losgemaakt worden; en in veel gevallen als het gevolg schijnbaar of werkelijk overeenkwam met de wens van de vrager en de godsspraak van de waarzegster, was een geschenk het loon. In veel gevallen zei zo'n persoon op goed geluk, wat zij wilde,

Deze mensen zijn dienstknechten gods ...

De duivel probeerde hierdoor:

1. Het zelfbehagen van de apostelen op te wekken door hun ijver door wereldse lof te verzwakken. 2. Hij zocht hen te vleien, zodat

2. Hij zocht hen te vleien, zodat de apostelen hem in de persoon van de dienstmaagd zouden laten begaan.

3. Hij wilde het laten voorkomen aan de mensen dat de apostelen zijn vrienden waren en op die manier zou het Christendom worden tegengestaan.

De apostelen vervolgd de vervolging hier in filippi is niet

De vervolging hier in Filippi is niet alleen één van de weinige, die door de heidenen werd verwekt, maar is ook de eerste vervolging van deze aard. Waren het vroeger de Joden geweest, die de haat tegen het Evangelie hadden geopenbaard, hier in Filippi vertoont zich ook een heidense vijandschap tegen hen die het Evangelie brengen. De verborgen grond is bij beide hetzelfde: de menselijke zelfzucht, die zich gestoord voelt door de kracht van de Heilige Geest, Die in het Evangelie werkzaam is. De vorm is anders. Bij de Joden krijgt die haat een godsdienstige, bij de heidenen van het Romeinse wereldrijk, een politieke vorm ("ze verkondigen en verbreiden zeden, die in tegenspraak waren met de Romeinse gewoonten").

... Vele slagen gegeven hadden deze slagen werden gegeven met "roe

Deze slagen werden gegeven met "roeden" of stokken. Het was het werk van de stadsdienaars (zie vs. 35), die als teken van macht "roedenbundels" droegen. Ze bestonden uit een bos olmen- of berkentakken met een leren riem vastgebonden. In deze bundel was ook de steel van een bijl gebonden met het staal naar buiten. Deze werd gebruikt om veroordeelden te onthoofden. De roeden (of stokken) werden gebruikt om te geselen. Eerst werd de gevangene met de leren riem vastgebonden om daarna met de stokken geslagen te worden.

In de gevangenis ook de gevangenbewaarder, die ge

Ook de gevangenbewaarder, die gedood werd als een gevangene ontsnapte (Hand. 12: 19), wil nog iets doen. Hij werpt Paulus en Silas, die door de rechters mishandeld zijn en hem ter bewaring overgegeven zijn, in de binnenste kerker en sluit hun voeten in de stok. De binnenste kerkers waren vochtige, koude plaatsen, waar het erg stonk en waar volkomen duisternis heerste. Het woord "sprong" schijnt neerspringen in een onderaardse cel aan te duiden. Zulke kerkers waren bijna onbereikbaar; de enige toegang was een ronde opening in de vlier van de "bovenste kerker". Door deze opening werden de gevangenen in de "binnenste kerker" neergelaten, waar ze vaak de hongerdood stierven. De "stok" was zo samengesteld, dat de benen naar willekeur door de stokbewaarder van elkaar getrokken konden worden, waardoor een verschrikkelijke marteling werd veroorzaakt. Het huis van de stokbewaarder hoorde waarschijnlijk bij de gevangenis.

Het romeinse burgerrecht

Niet alleen Paulus had het Romeinse burgerrecht (omdat hij van geboorte uit Tarsen was Hand. 21: 39), maar ook Silas. Het geselen van Romeinse burgers was ten strengste verboden en werd ook zwaar gestraft. Ook het zonder verhoor geselen van iemand was verboden (gold ook voor een niet Romein). Door een Romein zo te behandelen maakte men zich schuldig aan hoogverraad, dat gestraft werd met de dood en verbeurdverklaring van goederen. Het is niet duidelijk waarom de hoofdmannen de volgende morgen een boodschap hebben gezon

Antwoorden

1.Silas, Timotheüs en Lukas.

2.Een dienstmaagd met een waarzeg gende geest. 3.Hij draaide zich om en bestrafte de

3.Hij draaide zich om en bestrafte de waarzeggende geest (Hand.16: 18). "En gebood dat hij van haar uitging. En de geest ging uit ter zelfder ure." 4.Zij werden gevangen genomen, on

4.Zij werden gevangen genomen, onverhoord gegeseld en naar de ge vangenis gebracht, waar ze in de binnenste kerker werden geworpen en hun voeten in de stok werden gedaan.

5.Ze baden en zongen Gode lofzan gen.

6.Hij zond een aardbeving.

7.De stokbewaarder. 8.Hij wilde zichzelf doden.

8.Hij wilde zichzelf doden.

9.Hij riep: "Doe uzelve geen kwaad, want wij zijn allen hier." 10."Wat moet ik doen, opdat ik zalig

10."Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?"

11."Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis."

Praatvragen

l.a. Jozef (Gen. 39), Johannes de Doper (Luk. 7), De apostelen (Hand. 5), Petrus (Hand. 12). den "die mensen los te laten". Misschien had de aardbeving ook hun geweten doen ontwaken. Het leek hen bij nader inzien beter om niet in problemen te komen deze onverhoorde mensen (ze wisten nog niet van het Romeinse burgerschap van Paulus en Silas) los te laten.

b Jozef wilde de zonde niet doen, die Potifars vrouw hem voorstelde (Gen.39: 9b). Johannes de Doper bestrafte koning Herodes om zijn zonde met Herodias (Mark. 6: 17,18). De apostelen gingen door met preken (bevel van Christus), terwijl de Overpriesters en Schriftgeleerden dat verboden hadden. (Waren Gode meer gehoorzaam dan de mensen, Hand. 5: 27-29). Petrus werd door Herodes in de gevangenis geworpen om de Joden te behagen. (Hand.12: 1-4).

c De Heere was ook in de gevan genis met Jozef (Gen. 39: 21,23/Ps. 105: 17-22). Hij verloste hem op Zijn tijd en wijze uit de gevangenis (Gen. 37 e.V.). Johannes de Doper zond zijn discipelen met een vraag tot de Heere Jezus: "Zijt Gij Degene, Die komen zou of verwachten wij een anderen?" Hij kreeg ook antwoord: "En zalig is hij die aan Mij niet zal geërgerd worden." (Luk. 7: 18-23). Hij stierf door het zwaard van Herodes om voor eeuwig bij de Heere te leven. De apostelen werden uit de gevangenis bevrijd en preekten het Woord Gods. Toen ze zich voor het Sanhedrin verantwoord hadden en gegeseld waren, waren ze verblijd, omdat ze waardig geacht waren voor de zaak van de Heere te mogen lijden (Hand. 5: 40,41). Petrus sliep de nacht voordat hij veroordeeld zou worden in de gevangenis, wetend, dat de Heere zorgde. De Heere zond Zijn engel, die hem uit de gevangenis verloste (Hand. 12: 5-10).

2. Roepstemmen: (ernstige) ziekten, (plotselinge) sterfgevallen, "ongewone" gebeurtenissen (overstromingen, oorlogen en geruchten ervan, etc.). Maar ook alle voorspoed, zoals de gezondheid, het voedsel, de kleding die we iedere dag van de Heere krijgen. Een mooi rapport, een zusje of broertje, dat geboren wordt. "Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben; Zij zijn alle morgen nieuw, Uw trouw is groot" (Klaagliederen 3: 22-23).

Door al die tegenspoed wil de Heere er ons op wijzen, dat we niet altijd op deze aarde zullen blijven, maar dat we eenmaal moe ten sterven. Dat kan alleen als we een hart hebben gekregen dat de Heere liefheeft. Door de voorspoed wil de Heere ons ook lokken om Hem te zoeken, Die alleen ons echt gelukkig kan maken. Bovenal roept de Heere ons door Zijn Woord, dat we iedere dag horen en lezen, thuis, op school, op de vereniging, in de kerk.

3. Alle dingen (H.C. Zondag 10 vr. 27) ontvangen we van de Heere, niet alleen de blijde, maar ook de verdrietige. Daarom moeten we in blijde dagen (bij blijde gebeurtenissen) de Heere dankbaar zijn, Hem voor alles danken, in verdrietige omstandigheden geduldig zijn (niet mopperen en klagen, maar op de Heere vertrouwen) en voor de toekomst niet bezorgd zijn, maar alles van de Heere verwachten, omdat Hij voor alle dingen zorgt. Zonder dat Hij het wil zal geen mens Gods kind kwaad kunnen doen.

Paulus en Silas waren door mensen in de gevangenis gebracht, maar het was niet buiten de wil van de Heere. Hij zorgde ook daar (in tegenspoed); Paulus en Silas zongen Gode lofzangen al wisten zij niet hoe het verder zou gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1992

Mivo -12 | 16 Pagina's

Paulus en Silas in de Gevangenis

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1992

Mivo -12 | 16 Pagina's