Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Job

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Job

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Zingen:
Psalm 22 : 1-3, 6, 14 en 16
Psalm 23 : 1-3
Psalm 33 : 6, 10
Psalm 46:  1
Psalm 62 : 1, 4
Psalm 94 : 1, 7 en 8
Psalm 139 : 1
5Psalm 148 : 1, 3-5

Lezen: Job 1

Kerntekst De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen; de naam des Heeren zij geloofd! (Job 1 : 21b)


Het nieuws is heel snel rondgegaan. Job, de rijkste man uit de buurt, is in één klap arm geworden. Al zijn dieren zijn gedood of meegenomen door rovers. Bijna al zijn knechten zijn vermoord. En, nog erger, al zijn kinderen zijn omgekomen bij een vreselijk ongeluk: het huis waar ze waren is ingestort. Job is de armste man in het land.

Job buigt zijn hoofd. Dan scheurt hij zijn mantel in stukken. Hij snijdt het haar van zijn hoofd af en valt op de grond. Zo laat hij zien dat hij rouw heeft: hij heeft toch niets meer?
Daar ligt hij. Arme Job. Maar luister eens. Hij zegt iets. "Naakt ben ik geboren, en naakt zal ik ook weer sterven. De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de naam des HEEREN zij geloofd!" Job heeft niets meer en toch heeft hij alles! Arme, rijke Job!

Daar zit hij. Zijn kleding is gescheurd. Hij heeft as op zijn hoofd gestrooid Om hem heen ligt nog veel meer as. En zijn lichaam...? Dat zit vol met zweren. Die doen pijn en ze jeuken. Job heeft een scherf van een gebroken pot in zijn hand. Daar krabt hij zich mee. Nu is Job nog ziek geworden ook! Geen bezittingen meer, geen kinderen meer, nu ook geen gezondheid meer.
Daar komt zijn vrouw. Ze is verdrietig en vooral ook boos. Boos omdat ze al haar spulletjes kwijt is. Verdrietig omdat ze haar kinderen verloren heeft. Boos op Job en op zijn God. En dat zal ze Job zeggen ook! Even later staat ze bij hem en zegt: 'Ben je nu nog steeds zo gelovig? Is dat een God om lief te hebben? Vloek Hem en sterf. Maak een einde aan je leven. Zo kun je toch niet verder?' Zal Job nu ook zijn vrouw nog verliezen? Moet hij zijn God kwijtraken? Dan heeft hij écht niets meer!
Job kijkt zijn vrouw aan. Zijn stem klinkt verontwaardigd als hij zegt: "Wat? God vloeken? Je spreekt als een dwaas. Zouden wij het goede van God ontvangen en het kwade niet?" Wat een wonder! Job is alles kwijt. Maar Job houdt de Heere over! Hij is en blijft Gods kind. Rijker kan hij niet zijn.

Het nieuws is heel snel rondgegaan. Job, de rijkste man uit de buurt, is in één klap arm geworden. Sommige mensen zijn daar blij om. Ze waren altijd al jaloers op Job. Eerst was Job een belangrijke man. Maar nu? Heeft Job nog wel vrienden over?
Elifaz, Bildad en Zofar waren wel vrienden van Job. Alle vier waren ze rijk. Maar nu is Job arm geworden. Is hun vriendschap met hem nu voorbij? Of zijn Elifaz, Bildad en Zofar échte vrienden voor Job?
De drie mannen zoeken elkaar op. Ze praten over Job en over de erge dingen die er gebeurd zijn. Maar lang duurt dat niet. 'Kom op', zeggen ze, 'we gaan naar hem toe. Dat is veel beter dan over hem te praten. Misschien kunnen we hem troosten. We kunnen samen met hem verdrietig zijn.' Hel zijn vrienden in voorspoed én tegenspoed. Elifaz, Bildad en Zofar zijn échte vrienden.
Ze gaan op weg naar hun vriend, naar Job. Spreken doen ze niet. Ze komen bij zijn huis. Ze kijken. Ze zijn hier wel vaker geweest. Ze herkennen het huis en de landerijen die erbij horen. Alles ziet er bekend uit en toch is alles ook anders. Het is zo stil. Er lopen geen dieren rond. Er worden geen stemmen gehoord. Er is ook niemand te zien. De mannen lopen verder. En dan...

Ze kijken nog eens. Daar, een heel stuk verderop, zit een man. Is dat Job? Ze herkennen hem niet. Snel komen ze dichterbij. Is hij het? As op zijn hoofd, gescheurde kleding, zweren over zijn hele lichaam, helemaal alleen op een hoop as? Kan het waar zijn? Is het zo erg? Ze komen nog dichterbij, kijken nog eens goed. Ja, het is hem. I let is Job. En dan... Elifaz, Bildad en Zofar huilen van verdriet. I let klinkt over de stille landerijen. En kijk eens... Ze scheuren hun mantel, net ais Job. Ze pakken handenvol stof en as en gooien dat in de lucht. Langzaam dwarrelt het weer naar beneden, op hun hoofd en op hun lichaam. Nog steeds klinkt hun klagen luid in het rond. Dan gaan ze zitten. In de as, bij Job. Het wordt stil. Héél stil.
Job spreekt niet. Elifaz, Bildad en Zofar zeggen ook niets. Ze zitten stil bij elkaar. Eén uur gaat voorbij, twee uur, drie, vier.... Niemand zegt wat. Het verdriet en het lijden van Job is zwaar. Zijn vrienden zien het. En ze lijden met hem. Woorden zijn niet nodig. Zijn vrienden zitten bij hem en zwijgen. Maar Job weet dat ze met hem mee lijden. Job heeft zijn vrienden bij zich. Dat is een troost.

Eeuwen later moet Iemand lijden zonder getroost te worden. Daar hangt Hij, de Heere Jezus. Hij is gekruisigd. Al Zijn vrienden hebben Hem verlaten. Naast Hem hangen moordenaars. Rondom Hem, aan de voet van het kruis, staan Zijn vijanden. Zijn kleding hebben ze uitgedaan. Zijn lichaam zit vol met wonden. Van Zijn hoofd druppelt bloed. Als duisternis over Golgotha en over de hele wereld daalt, verscheurt Zijn klacht de stilte, "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!" De Heere Jezus moet de strijd helemaal alléén strijden. Hij is door Zijn vrienden en Zijn discipelen verlaten. Hij is ook door Gód, Zijn Vader, verlaten. De Heere Jezus hangt aan het kruis en Hij is alleen. Daarom hoeft Job niet alleen te zijn in zijn lijden.

Daar zitten de vier treurende mannen. Er is een dag voorbijgegaan. De nacht volgt en nog steeds heeft niemand ook maar één woord gesproken. Stil zitten ze bij elkaar. Zo gaan er zeven dagen en nachten voorbij. Zeven dagen en nachten van rouw. En dan zegt Job eindelijk weer iets. Wat zegt hij? Luister! "Vervloekt is de dag toen ik werd geboren en ook de nacht waarin het gezegd werd: "We hebben een zoon!" Gaat Job nu vloeken? Krijgt zijn vrouw toch gelijk? Keert hij God de rug toe?
Zeven dagen heeft Job gezwegen. Er is een groot verdriet in zijn hart. Rond zijn huis is het stil. Geen stem wordt gehoord. Geen dier is er te zien. Zijn vrienden zwijgen. En ook Job zwijgt. Hij kan God niet meer loven. Hij begrijpt niet meer dat God het goede én het kwade geeft. Hij blijft maar aan zichzelf denken. Hij krijgt steeds meer medelijden met zichzelf. En tenslotte roept hij: 'Was ik maar nooit geboren! Waarom zou ik nog verder leven? Waarom laat God mij het zonlicht nog zien? Waarom laat Hij mij nog leven nu ik zo diep bedroefd ben?' Hoor je dat? Job is opstandig. Dat is niet goed. Maar kun je het niet een beetje begrijpen? Hij is moe van dit leven. Toch doet hij niet wat zijn vrouw tegen hem zegt. Hij verkloekt wél de dag van zijn geboorte, maar hij zegt Gód niet vaarwel. Gelukkig niet!

Ben jij ook wel eens boos en opstandig? Waarom is mijn vader werkeloos? Waarom heb ik een gehandicapt broertje? Waarom is er altijd ruzie bij ons thuis? Waarom... en vul maar in. Misschien gaan jouw vragen ook wel over jezelf. Waarom doe ik altijd zo gemeen tegen mijn zusje? Waarom heb ik zo'n boos hart? Nooit kan ik eens iets goeds doen. Ik wilde dat ik niet geboren was!
Hé, hoor je dat? Je bent precies als Job. Eigenlijk zeg je tegen de Heere: 'Het was niet goed dat ik werd geboren. U hebt een fout gemaakt.' Maar God vergist Zich nooit. Hij maakt nooit fouten. Dus is het ook niet voor niets dat jij geboren bent. Je mag niet ontevreden zijn en mopperen! Juist niet: Job had gelijk met wat hij gezegd had: de naam des HEEREN zij geloofd! Doe jij dat? De Heere grootmaken? Goed spreken van Hem?

Daar zitten Job en zijn drie vrienden. De stilte is voorbij. Job kon niet langer zwijgen. Zijn hart barstte bijna van verdriet. Elifaz, Bildad en Zofar hebben stil geluisterd. Ze hebben medelijden met Job. Maar toch...
Eindelijk gaan ook de vrienden van Job praten. Maar ze troosten hem niet. Helemaal niet. Ze beschuldigen hem. "Job," zeggen ze, "je moet je zonden belijden. Je hebt vast en zeker grote zonden gedaan. Daarom straft de Heere je. Je bent goddeloos." Job schudt zijn hoofd. Hij zegt: "God weet dat het niet waar is. Ik ben geen huichelaar." In zijn hart weet Job dat hij geen dingen gedaan heeft waarom God hem zó zou straffen.
Elifaz, Bildad en Zofar spreken om de beurt. En steeds zeggen ze het weer "God is rechtvaardig. Denk je dat jij rechtvaardiger bent dan God? Jouw lijden laat zien dat je goddeloos bent. God zou je niet straffen als dat niet zo was. Belijd je zonden nu." En weer schudt Job zijn hoofd. "Jullie beschuldigen mij wel, maar ik weet dat mijn Verlosser leeft. Hij zal mij verlossen!" Job gelooft dat de Heere hem zal helpen. Hij gelooft dat hij eenmaal bij Hem in de hemel mag zijn. Daar zal geen verdriet meer zijn. Daar zal zijn lichaam geen pijn doen.
De drie vrienden van Job geloven er niets van. Job onschuldig? En dan zó lijden? Dat kan toch niet? "Job"', zeggen ze, "hoe wil jij je onschuld bewijzen? Alles wijst er op dat jij een groot zondaar bent. God is rechtvaardig, wat Hij doet is goed. Wie zal laten zien dat jij onschuldig bent?"

Job zwijgt. Ook zijn vrienden zwijgen. En dan gebeurt er waar Job op gehoopt had. Hij had het een paar keer gezegd: "God weet dat ik onschuldig ben. Hij zal mij vrijspreken." En nu gaat de Heere spreken. Maar het gaat wel anders dan Job verwacht had. Want wat zegt de Heere?
God spreekt uit een onweer. Job zwijgt. En hoe meer de Heere tegen Job zegt en aan hem vraagt, hoe stiller Job wordt. God spreekt. Eerbiedig luistert Job.
"Luister, Job, Ik ga vragen aan je stellen. Waar was je toen lk de aarde schiep? Wie zorgde ervoor dat de zeeën precies groot genoeg werden? Heb je de zon wel eens laten opkomen? Kun je de sterren tegenhouden? Kun je het laten regenen? Zeg het eens. Job!"
Job zwijgt. Hij zou niet durven spreken! De Almachtige spreekt. De Schepper van hemel en aarde. En de Heere is nog niet uitgesproken.
"Job, kun jij ervoor zorgen dat de leeuwen hun prooi vangen? Wie laat de woudezels vrij rondlopen? Heb jij het paard zijn kracht gegeven? Vliegt de arend naar de hoge rotsen omdat jij het zegt? Job, wil je nog steeds met Mij twisten? Of is dit genoeg? Kun je Mij antwoorden?"
Dan moet Job antwoorden. Maar wat zegt hijl? "Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Ik heb al veel te veel gezegd." Jobs zekerheid wordt minder. Wat is de Heere machtig!
En weer gaat de Heere spreken. "Job, alles op de aarde is van Mij! Ben Ik niet rechtvaardig? Wilde je Mij oordelen zodat jij zelf onschuldig zou zijn? Ben je soms zo sterk als Ik? Laat dat eens zien! Laat je stem eens donderen zoals die van Mij! Versla je vijanden dan! Gebruik je eigen kracht maar om ze te vernederen. Kun je dat? Spreek, Job!"
Daar zit Job. Zijn kinderen zijn omgekomen. Zijn bezittingen zijn gestolen. Zijn vrouw bemoeit zich niet met hem. Zijn vrienden zijn beschuldigers geworden. En nu stelt God zulke vragen. Job is nu ook zijn trots kwijt. De Heere is almachtig! Arme, rijke Job! Luister, nederig antwoordt hij God: "Ik weet dat U alles kunt. Ik heb over dingen gepraat die ik niet begrijp, waar ik niets vanaf weet. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as." Job is nu écht alles kwijt. Ook zijn hoogmoed. Gelukkig! En, wat nog gelukkiger is, hij is en blijft Gods kind. Rijker kan hij niet zijn.

Ademloos hebben de vrienden van Job zitten luisteren. Ze zijn diep onder de indruk. Wat is God machtig! Maar één ding weten ze nog niet. Heeft Job nu wel of geen grote zonden gedaan? Is al het ongeluk van Job een straf op zijn zonde? Elifaz, Bildad en Zofar zijn er nog niet uit. Maar dan schrikken ze. Gód spreekt weer. Niet tegen Job, de Heere spreekt tegen hén....
"Jullie noemden Job een huichelaar. Dat is niet waar. Job moet veel lijden, maar dat is geen bewijs van zijn schuld. Ga naar Job. Vraag of hij voor jullie wil bidden." De vrienden van Job hebben gedaan wat de Heere zei en Job heeft voor zijn vrienden gebeden.

Het nieuws is heel snel rondgegaan. Job, de armste man uit de buurt, is twee keer zo rijk geworden als hij al was. Hij is genezen. De Heere heeft hem weer zeven zoons en drie dochters gegeven. Wat is God goed!

Heeft het nieuws jou al bereikt? Daar hangt Hij, de Heere Jezus. Hij is gekruisigd. Als duisternis over Golgotha en over de hele wereld daalt, verscheurt Zijn klacht de stilte, "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!" De Heere Jezus moet de strijd helemaal alléén strijden. Hij is door Zijn vrienden en Zijn discipelen verlaten. Hij is ook door Gód, Zijn Vader, verlaten. De Heere Jezus hangt aan het kruis en Hij is alleen. Alléén moet Hij de dood in.

Heeft het goede nieuws jou al bereikt? Daar zit Hij, de Heere Jezus. Aan de rechterhand van Zijn Vader. Hij heeft de dood overwonnen. Hij is opgestaan uit het graf. Niemand kon Hem tegenhouden! Hij is de Almachtige! Hij leeft om voor zondaren te bidden. Hij geeft geloof in de harten van Zijn kinderen. Heb jij dat geloof ook? Dan mag je het ook met Job zeggen: "Want ik weet: mijn Verlosser leeft!"

Aantekeningen bij de tekst 

Vers 1, Uz: zie opmerkingen bij achtergrondinformatie.
Job: misschien 'de verdrager' of 'een gehate'; Waar is de vader (God)?; 'de vervolgde'.
Vers 3, juk: span, een aantal dieren (meestal twee) die samen onder een juk liep en zo het werk deed.
Vers 4, op zijn dag: op zijn beurt, wellicht op zijn verjaardag.
Vers 5, hen heiligde: verzorgde hen uitwendig (door wassingen e.d.) en inwendig (door voor hen te bidden) zodat ze rein zouden zijn voor het offer (zie Exodus 19 : 10).
gezegend: hier betekent dit: het tegenovergesteld, nl. vloeken, misprijzen (ook in vers 11).
Vers 6: de kinderen Gods: de engelen.
Satan: letterlijk 'tegenstander.
Vers 10, betuining: God geeft Job voorspoed en beschermt hem.
in menigte uitgebroken: zeer veel geworden.
Vers 11, zegenen: zie 'gezegend' (vers 5).
Vers 15, Sabeërs: nakomelingen van Scheba, de zoon van Joksam, de zoon van Abraham en Ketura
Vers 17, Chaldeeën: volk uit de oudheid, afkomstig uit een land, gelegen aan wat nu de Perzische Golf heet. (Zuid-lrak) hopen: grote groepen.
Vers 19, stiet aan: stootte tegen.

Delen van het boek Job die in de vertelling terugkomen
Job 1 : 2, 3, 14-22
Job 2 : 7-13
Job 3 : 1-3
Job 4 : 8, 8 : 2-7, 22 : 4, 5 (en dergelijke passages)
Job 19 : 25, 26
Job 38 : 1-4, 8, 12, 28, 31 
Job 39 : 1,8, 22, 30, 34-38 
Job 40 : 1-9 
Job 42 : 1-13

Achtergrondinformatie 

Job
Waarschijnlijk behoorde Job tot de nakomelingen van Nahor, de broer van Abraham. Nahors oudste zoon heette Uz. (Gen. 22 : 21) In dit geslacht bleef de kennis van de dienst van de Heere bewaard. In Genesis 31 : 53 wordt de Heere ook de God van Nahor genoemd. De kennis werd van ouder op kind doorgegeven. Doordat de mensen zo oud werden, bleef de oorspronkelijke geschiedenis bewaard. Job zou dus van de roeping van Abraham gehoord kunnen hebben van Uz, de zoon van Nahor. Job stamde uit een machtig geslacht van herdersvorsten, zoals Nahor en Abraham. Job was ook zo'n rijke herdersvorst die in het land Uz woonde en dat ook in bezit had. Het is dus bijna zeker dat hij naaste familie van Uz was.

Het boek Job
Het boek Job wordt wel gerekend tot de meesterwerken van de wereldliteratuur. Het is een poëtisch boek wat heel symmetrisch is opgebouwd. Hoofdstukken 1 en 2 zijn dan de proloog, het eigenlijke gedicht (grotendeels verloren gegaan in de vertalingen) omval de hoofdstukken 3 t/m 42 : 6, terwijl de laatste verzen van het boek de epiloog vormen. De proloog en epiloog zijn ook in proza geschreven. De opbouw van de gesprekken tussen Job en zijn vrienden is ook heel gestructureerd.
De plaats en de tijd van het ontstaan van het boek zijn niet meer vast te stellen. Wel kunnen er begrenzingen gesteld worden aan de tijd waarin Job geleefd moet hebben. Aan de ene kant wordt Jobs tijd begrensd door het tijdvak van de aartsvaders omdat Bildad de Suhiet een afstammeling van Suah, een zoon van Abraham en Ketura kan zijn. Elifaz, de zoon van Ezau, wordt de stamvader van de Temanieten genoemd. (Genesis 36 : 11). De Elifaz, genoemd in het boek Job, was waarschijnlijk een afstammeling van deze man. Aan de andere kant moet naar alle waarschijnlijkheid de grens van Jobs tijd gesteld worden bij de intocht van Israël in Kanaan: er wordt nergens gewezen op de inzettingen door Mozes gegeven. Bovendien was de gemiddelde leeftijd ten tijde van Mozes veel lager dan die ten tijde van Job.

De naam Job in de Bijhel
Behalve in het boek Job zelf, wordt er tweemaal in de Bijbel verwezen naar Job:
In Ezechiël 14 : 14 en 20 wordt Job genoemd als derde man in een rijtje van de drie rechtvaardigste mensen die ooit geleefd hebben. De beide anderen waren Noach en Daniël. Zoals Noach aan de zondvloed was ontkomen en Daniël ongedeerd uit de leeuwenkuil kwam, zo was Job alle rampen die hem troffen te boven gekomen.
Jakobus noemt de verdraagzaamheid van Job (Jak. 5 : 11). In hetzelfde vers gaat de apostel direct door over het einde des Heeren. Job wordt door Jakobus voorgesteld als een type van de Heere Jezus.

Het land Uz
Volgens velen moet het land Uz gezocht worden op de grens van Edom en Arabië. (zie Klaagliederen 4 : 21). Anderen plaatsen het in Syrië. Het zou genoemd zijn naar een man met dezelfde naam. Het woord 'Uz' komt acht keer in de Bijbel voor (Genesis 10 : 23, 22 : 21, 36 : 28, 1 Kron. 1 : 17, 1 : 42, Job 1 : 1, Jer. 25 : 20, Klaagl. 4 : 21).

De ziekte van Job
De ziekte waardoor Job werd waarschijnlijk aangetast is de lepra tuberculose, de ergste soort van melaatsheid. Het was een ziekte die langzamerhand zijn hele lichaam verwoestte. Een persoon die hieraan leed zag er afschuwelijk uit als de ziekte in een verder gevorderd stadium kwam.

Het lijden
Het algemene vraagstuk van het lijden wordt in het boek Job niet opgelost. Wel zijn er algemene dingen bij op te merken. Er is een lijden als gevolg van het overtreden van de geboden van God. God was hierover vertoornd. De aarde werd door de zonde vervloekt. Er kwam kwaad, pijn, verdriet als gevolg daarvan. Dit is het algemene lijden. Er is ook een ander lijden, dat voortkomt uit de liefde van God. Dat lijden dient om Zijn kinderen te louteren, om ze van alle andere steun af te trekken en ze te doen vertrouwen op Hem alleen. Dit lijden wordt in het boek Job verhaald. Toch was het ook meer dan dat. Het was ook een lijden om de eer van Gods naam tegenover de satan. Ook een lijden dat wees op het lijden van de Heere Jezus. Welk lijden ook ervaren wordt, het besef dat het lijden een uitvloeisel is van de zonde, moet mensen altijd deemoedig houden. Als we geplaatst worden voor het ondoorgrondelijke raadsel van het lijden, past het ons te zwijgen.

Volharding / geduld
In onze taal bestaat de uitdrukking 'Jobsgeduld'. Het toeschrijven van veel geduld aan Job is niet helemaal terecht. Elifaz berispte hem omdat hij anderen had aangeraden kalm te blijven onder moeilijke omstandigheden, 'maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig; het raakt tot u en gij wordt beroerd/ (Job 4 : 3-5) Job reageert hier nogal geprikkeld op: 'Wat is mijn kracht, dat ik hopen zou? Of welk is mijn einde, dat ik mijn leven verlengen zou?' (Job 6 : 11) Job is dus niet zozeer een voorbeeld van geduld, maar veel meer van doorzettingsvermogen, volharding. Ook van volharding in het geloof waardoor hij zijn niet verdiende lijden kon doorstaan. Ondanks de beschuldigingen van zijn vrienden, bleef hij bij zijn standpunt dat hij zelf geen schuld had aan de rampen die hem troffen. Uiteindelijk werden de vrienden van Job bestraft omdat ze niet recht van God gesproken hebben, zoals Job. (Job 42 : 7, 8) Ook Job ging niet vrijuit. De kanttekening bij het 7e vers van hoofdstuk 42 geeft aan: 'Job wordt niet geheel ontschuldigd, maar zijn vergrijping wordt minder gemaakt dan van zijn vrienden. Want deze hebben meest gezondigd door een onverstandig oordeel van Gods straffen en zegeningen, mitsgaders door onmin en wreedheid tegenover Job (...) Maar Job heeft meest misdaan door menselijke zwakheid en ongeduldigheid, zijnde daartoe gekomen door de verkeerde oordelen en schampere aanspraken van zijn vrienden.'

De vrienden van Job en hun toespraken
Bildad de Suhiet. Zijn naam betekent wellicht 'zoon van de twist'. Volgens verklaarders beschouwt Bildad het lijden zonder meer als straf voor de zonde. Hij spreekt driemaal tot Job. In zijn eerste toespraak (hfdst. 8) zegt hij dat de dood van Jobs kinderen te wijten was aan hun zonden. In zijn tweede rede (hfdst. 18) beschrijft hij de straf en uiteindelijke vernietiging van de zondaars en zegt dat Job iemand moest zijn die 'God niet kent' (vers 21). In zijn derde rede (hfdst. 25) wijst hij Job erop dat de mens niet meer is dan een worm die niet rechtvaardig kan zijn bij God.
Elifaz, de Temaniet. Zijn naam betekent wellicht 'mijn God is zuiver goud' of 'mijn God is zegevierend'. Hij komt wijs en sympathiek over. In zijn eerste rede (hfdst. 4, 5) vraagt hij heel zorgvuldig en beleefd: 'Gedenk toch, wie is de onschuldige die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?' (4 : 7) In zijn tweede rede (hfdst. 15) geeft hij een beschrijving van wat verdorven mensen zoal kon overkomen wanneer zij legen God hun hand uitstrekken en zich geweldig opstellen tegen de Almachtige (vers 25). In zijn derde rede (hfdst. 22) bepleit hij dat Job zijn rampen moest zien als vergelding: 'Gewen u toch aan Hem en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen (vers 21).
Zofar, de Naámathiet. Zijn naam betekent 'fluiter' of Vogel'. Hij spreekt maar twee keer en steeds na de andere twee. Hieruit zou kunnen blijken dat hij de jongste van de drie was. Hij was wel de eerste die Job veroordeelde. In hoofdstuk 11 toont hij geen medelijden als hij Job een verstandeloos man noemt die niet tot inzicht komt. (vers 12) In hoofdstuk 20 noemt hij alle ongeluk een straf op de zonde en welvaart een teken van vroomheid. Iemand als Job moest dus wel zondig zijn en 'zal [...], gelijk zijn drek, in eeuwigheid vergaan' (vers 7).
Elihu. Zijn naam betekent 'hij is mijn God'. Hij was een afstammeling van Buz, de zoon van Nahor, de broer van Abraham. Elihu wordt niet in de vertelling genoemd. Hij noemt Job en zijn drie vrienden allemaal onwijzen van hart (Job 37 : 24). Hij beschuldigde de vier anderen van arrogantie en zondige taal. Zijn woorden vormen de inleiding tol het antwoord dat God aan Job gaf. 'God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. (Job 37 : 5) 

Antwoorden 

Om over te praten.
1 a. Over de voorzienigheid van God. Het betekent dat God doorZijn almacht de aarde geschapen heeft. Ook zorgt Hij voor (onderhoudt) de wereld en regeert erover,
b. Gezondheid en krankheid; rijkdom en armoede.

2. a. • Nee. Mopperen is altijd negatief. Als je moppert, ben je ontevreden. Je mag nooit mopperen op het eten, op de karweitjes die je moet doen, op school of noem maar op. Ook volwassen mensen mogen dat niet. Dat is klagen over allerlei dingen die je opgewekt moet doen. Wel moeten je vader, je moeder, de meester of de juf wel eens boos op je zijn. Dan is hij/zij ontevreden over je.
b. • Het kan alleen door de kracht van de Heere in je hart. Maar de Heere eist wel van ons dat we ons inspannen ervoor en het met blijdschap doen: 'Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken' (Filippenzen 2 : 14) en 'Verblijdt u in de Heere te allen tijd; wederom zeg ik; Verblijdt u' (Filippenzen 4 : 4).
• Het antwoord staat in genoemde vers erbij: 'Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u." Maar het is niet alleen een gebod van God. Als je van de Heere houdt, zul je Hem ook dankbaar zijn. Dat kan niet anders. Dat staat in antwoord 43 van de H.C: het is onmogelijk dat je geen vruchten van dankbaarheid voortbrengt als je een waar geloof in Christus gekregen hebt.
• Ja. 'Ik dank U, Heere, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.' (Jesaja 12 : 1) Ook voor deze vraag geldt dat we het alleen in de kracht van God kunnen doen. Maar weer is het ook waar dat we ons ervoor moeten inspannen, we moeten onszelf eraan wennen: 'Dankt God in alles.' God heeft altijd het goede met ons voor.

3. a. Hij was oprecht, vroom, vreesde God en week van het kwaad. Hij had zeven zoons en drie dochters. Hij had ontzettend veel vee en bezit.
b. Hij was rijker en belangrijker dan wie dan ook in dat land.
c. • Het vers betekent dat het een groot wonder zal zijn als iemand die heel rijk is, in de hemel zal komen. Er staat zelfs dat hel gemakkelijker zal zijn om een kameel door het oog van een naald te krijgen dan een rijke in het Koninkrijk van God.
• Rijke mensen vertrouwen vaak veel meer op hun rijkdom dan op God. Toen de rijke jongeling de opdracht kreeg om alles te verkopen, het geld aan de armen te geven en Jezus te volgen, ging hij bedroefd weg. (Mattheüs 19 : 16-22).
• "Kan er wel iemand zalig worden?" zeggen de discipelen tegen de Heere Jezus. Maar dan zegt Jezus: 'God is almachtig. Ook al lijkt het voor de mensen onmogelijk, bij God zijn alle dingen mogelijk.' We krijgen de opdracht om God te vertrouwen, in Hem te geloven en Hem dankbaar te zijn voor alles. God wil uit genade zondaren zalig maken.

4. Ja, maar ook nee. Ze bleven bij hem, ook in de moeilijkste omstandigheden van zijn leven. Vooral de zeven dagen van stille rouw samen met Job zijn een teken van hun vriendschap. Wel gebruiken ze harde woorden als ze Job beschuldigen van goddeloosheid en grote zonden in zijn leven, waardoor hij, volgens hen, deze straf verdiend heeft. 
Met Als ze door God bestraft worden, vragen ze Job om vergeving. Ook daaruit blijkt hun vriendschap. Ze lopen niet boos weg omdat ze ongelijk hadden. In plaats daarvan zijn ze de minste en geven ze hun ongelijk toe. Je kunt zelf ook een goede vriend(in) zijn. Als je vriendschap sluit met iemand, ben je ook vrienden 'door dik en dun'. Dan roddel je niet over de ander, laat je hem niet in de steek en blijf je zijn vriend wat er ook gebeurt. Je zult dan ook wel eens samen praten over de Heere en elkaar wijzen op zondige en verkeerde dingen. 

Weet je het nog? 
1. Uz
2. 'De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen. De naam des Heeren zij geloofd!'
3. Hij scheurde zijn mantel, schoor het haar van zijn hoofd en strooide as op zijn hoofd.
4. 'Zegen God en sterf.' Hier betekent dat: Vloek God en maak daarna een einde aan je leven.
5. Elifaz, Bildad en Zofar.
6. Zeven dagen en zeven nachten.
7. 'Vervloekt is de dag waarop ik geboren werd.' Job 3 : 3 : 'De dag verga waarin ik geboren ben, en de nacht waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen.'
8. 'Je bent een zondaar, Job. Belijd je zonden voor God. Je hebt vast en zeker grote zonden gedaan. Daarom straft de Heere je. Je bent goddeloos. God is rechtvaardig. Denk je dat jij rechtvaardiger bent dan God? Jouw lijden laat zien dat je goddeloos bent. God zou je niet straffen als dat niet zo was.'
9. 'Waar was je toen ik de aarde schiep? Wie zorgde ervoor dat de zeeën precies groot genoeg werden? Heb je de zon wel eens laten opkomen? Kun je de sterren tegenhouden? Kun je het laten regenen? Kun jij ervoor zorgen dat de leeuwen hun prooi vangen? Wie laat de woudezels vrij rondlopen? Heb jij het paard zijn kracht gegeven? Vliegt de arend naar de hoge rotsen omdat jij het zegt? Ben Ik niet rechtvaardig? Wilde je Mij oordelen zodat jij zelf onschuldig zou zijn? Ben je soms zo sterk als Ik? Laat je stem eens donderen zoals die van Mij!'
10. De Heere Jezus. Hij moest helemaal alleen lijden. Zijn vrienden hadden Hem verlaten. Ook Zijn hemelse Vader had Hem verlaten. Hij deed dat zodat zondaren zalig kunnen worden.

Puzzel

Oplossing: 'Want ik weet, mijn Verlosser leeft'.
Verborgen naam: Job. 

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2002

Mivo -12 | 37 Pagina's

Job

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2002

Mivo -12 | 37 Pagina's