Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jona of Gods barmhartigheid over zondaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jona of Gods barmhartigheid over zondaren

36 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jona gered 

Vertelschets 


Zingen:
Psalm 30 : 2, 3
Psalm 116 : 1-5, 10, 11
Psalm 118 : 3, 9
Psalm 130 : 1, 2
Psalm 136 : 4, 5

Lezen: Jona 1 en 2

Kerntekst: Mattheüs 12 : 40 Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in de buik van de walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde.


Wat is Ninevé een geweldig grote stad! Het is dan ook de hoofdstad van het enorme Assyrische rijk. De mensen moeten zich er wel veilig voelen. De stad is omringd door een muur. Deze stadsmuur is zo ontzettend dik, dat er wel drie wagens naast elkaar op kunnen rijden. Niemand zal het aandurven om over de muur heen te klimmen. Het is een enorme hoogte! Nee, voor vijanden van buiten de muur hoeven de Ninevieten niet bang te zijn.

Waar komt dat rumoer vandaan? Het harde gegil komt uit een van de straten een eindje verderop. Mensen staan elkaar te verdringen. Ze roepen en joelen. Ze willen niets missen van wat er gebeurt. De spanning stijgt; hoe zal het aflopen? Kreten klinken, maar ineens verstomt het geluid. Alleen zacht gepraat is nog te horen. Even later gaat de menigte uiteen. Er blijft nog één jongen achter. Hij probeert op te staan, maar zakt weer in elkaar. Bloed kleurt de straten van Ninevé rood...

Door de smalle stegen in het oude gedeelte van de stad is een achtervolging ingezet. Drie mannen rennen de dief achterna. De man voorop schreeuwt met gebalde vuisten: "Blijf eraf. het is van mij!" Achter hem klinkt gevloek en getier van de andere twee. De achtervolgers komen al dichterbij. De dief probeert nóg harder te rennen. Schuw kijkt hij achter zich. Wat zijn ze dichtbij! Plotseling raakt een harde klap de zijkant van zijn gezicht. Het mooie kleed valt in de modder. Zijn hoofd suist. Bloed kleurt de straten van Ninevé rood...

Op de markt is het een drukte van belang. De mensen laten hun ogen over de koopwaar gaan. Zou er nog iets voor hen bij zijn? Er wordt onderhandeld. "Is dat niet teveel gevraagd voor zo'n beest?" " Man. ik verzeker je dat je land zo omgeploegd is. IJzersterk is hij!" Even later is de koop rond. De volgende dag, tijdens het ploegen, bekijkt de koper het span ossen. Het nieuwe dier loopt mank..

Gevloek getier, ruzie, gevechten, oplichterij, overspel, moord, jaloezie. Het is aan de orde van de dag in het goddeloze Ninevé. Ninevé is zonder God. De mensen leven zonder God. Ze weten niet wie Hij is. De Heere kan al die vreselijke zonden niet langer aanzien. Hij stuurt zijn knecht erop uit. Deze profeet moet gaan vertellen dat de zonde zó groot is, dat de Heere het niet langer zo kan dulden. God zal ze straffen. Ninevé zal ten onder gaan. Behalve... als ze de zonden zullen laten en naar de Heere God zullen gaan luisteren.

Het gezicht van de man op de kade staat bang. Gejaagd kijkt hij om zich heen. Wie is die man? Het is de profeet Jona. Hij moet van de Heere uit het land Israël vertrekken en op reis gaan naar een ander land, namelijk Assyrië. Daar moet hij iets heel ergs tegen de mensen in Ninevé gaan vertellen. Maar Jona wil niet gaan prediken. "Ik ga niet. denkt Jona, want stél dat de mensen in Ninevé naar mijn prediking zullen luisteren. Dan zal de Heere God hen sparen, wanl Hij is barmhartig en genadig. De Ninevieten zullen blijven leven en zo wordt dat volk nog groter. Hoe groter het volk is, hoe machtiger ze worden. Dan zullen ze later komen om mijn volk gevangen te nemen. De Israëlieten zullen slaven worden van de Assyriërs. Nee, ik ga niet. ik doe het niet!" En daarom loopt Jona vér weg van waar hij juist naar toe moet. Hij is op de vlucht. Hij vlucht voor zijn Opdrachtgever... hij vlucht voor de Heere! Daarom is hij op weg naar het grote zeeschip, dat klaar ligt om naar Tarsis te vertrekken. Kan hij nog mee?

De zeelieden op het schip zien hem aankomen. Deze man ziet er wel wat vreemd uit. Zijn kleren zijn anders en het lijkt wel of hij bang is. Hij kijkt alsof iemand hem volgt. Ze kunnen hem best meenemen. Ze nemen zo vaak vreemdelingen mee. De opperschipper regelt het verder af: de vreemdeling betaalt het geld voor de reis en verdwijnt naar het onderdek.

De grote zeereis kan beginnen; ze hebben heel wat dagen voor de boeg. Het anker wordt gelicht, de zeilen worden gehesen en langzaam vaart het schip de haven van Joppe uit. De wind blaast de zeilen bol en de roeiers laten de roeispanen te water om het schip nog harder vooruit te laten gaan. De zon staat fel

?? pag 4 en 5 ??

Zijn knecht niet vergeten. Er komt een reusachtige vis aangezwommen. Precies op het moment dat Jona overboord gegooid wordt. Dat bestuurt de Heere. De vis slokt Jona op en levend komt hij terecht in de buik van de vis.

Wat is Jona bang! Het is donker en eng in de kleine benauwde ruimte van de vis. In grote angst roept hij tot de Heere: "Gij wierp me in de diepte van de zee. Al Uw golven en Uw baren gingen over me heen. Een lange tijd is er in het hart van Jona een grote worsteling: zal hij in de vis sterven of zal de Heere nog barmhartig over hem willen zijn? Dan denkt hij terug aan wat de Heere voor hem betekent. Hij is de belangrijkste in het leven van Jona. Wat érg dat hij de Heere ongehoorzaam geweest is. Terwijl de Heere het behoud van de Ninevieten wilde, wilde Jona liever dat de stad ten onder ging!

Wat is God goed. Jona's geloof komt weer terug. "Ook al heb ik het niet verdiend en ben ik het waard om te sterven, toch zal ik Uw tempel weer zien. Ik zal Uw heiligheid weer aanschouwen. Ik weet dat U me bewaard en U hoort mijn gebed. Ik beloof dat ik U zal offeren en zal danken. Wat ik nu aan U beloof in mijn doodsnood dat zal ik doen, als U mij redt. U alleen bent mijn Redder in de nood." Nu weet Jona dat hij niet beter is dan de mensen in Ninevé. Hij ziet de genade en de barmhartigheid van de Heere. Het heil is des Heeren. "Het heil is aan mij bewezen, door mijn Heiland." Wal is God goed voor Jona. De vis gehoorzaamt aan Gods bevel en spuwt Jona uit op het droge. Daar wandelt hij aan het strand. Jona mag aan een nieuw leven beginnen. Wat is er veel veranderd in die drie dagen en drie nachten. God heeft hem gered! Eenmaal komt er een Ander, die zoveel zwaarder moet lijden. Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in de buik van de walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in liet hart der aarde. Maar Jezus moet alléén lijden, van God verlaten. Hij moet doodsangsten doorstaan, waar Jona's angsten niets bij waren. In Jona's hart is er het wonder "Hij is mijn Redder!" 

Aantekeningen bij de tekst 

Jona 1:
Vers 2 hunlieder boosheid De zonde is tot zo'n grote hoogte gekomen, dat ze niet langer ongestraft kan blijven.
Vers 3 Tarsis Zie achtergrondinformatie.
Vers 4 te breken Door midden gaan van het schip.
Vers 5 aan de zijden Eén van de hutten en slaapkooien in het benedenruim van het schip.
Vers 6 uw God De kapitein denkt hier speciaal aan Jona's God. Misschien heeft deze passagier een God die gunstiger gezind is, dan de goden van de anderen.
Vers 7 loten werpen God maakt dat de zeelieden het voorstel opperen te loten dal het lot valt op Jona. In spreuken staat dat het lot door de Heere wordt bestuurd. (Spreuken 16 : 33 Het lot wordt in de schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan is van de Heere.)
Vers 9 De Heere, de God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft Zie achtergrondinformatie.
Vers 14 "Och Heere! laat ons toch niet vergaan om de ziel van deze man, en leg geen onschuldig bloed op ons; want Gij, Heere! hebt gedaan, gelijk als het U heeft behaagd." Zo bieden ze de Heere als het ware hun verontschuldiging aan. Hij mag hen niet doen omkomen om het leven van Jona. Hij mag hen het niet toerekenen als moord. Zij bedoelen: de Heere heeft toch Zelf, naar Zijn vrije welbehagen het zo geleid dat ze zich verplicht moeten achten Jona in de zee te werpen.
Vers 16 slachtoffer De schepelingen worden nog meer dan te voren vervuld met eerbied voor God. Daarom offeren ze Hem op het schip een dankoffer en beloven nog meer offers, wanneer zij het doel van hun reis hebben bereikt.

Jona 2:
Vers 2 uit de buik des grafs de onderwereld, het dodenrijk; een dichterlijke wijze om uit te spreken dat hij zo goed als gestorven was.
Vers 3 Gij had mij geworpen in de diepte Al hadden mensen het gedaan, Jona weet dat de Heere de Werker is geweest. Dat maakt zijn nood groter, want God geeft daarin blijk van Zijn toorn.
Vers 4 uitgestoten van voor Uw ogen Ik ben verstoten van voor Gods ogen.
Vers 5 tot de ziel toe Het gaat om zijn leven. Het wier was aan mijn hoofd gebonden. Een dichtvorm wat zijn verzonken zijn in de diepte aangeeft.
Vers 6 gronden der bergen De bergen worden hier voorgesteld als met hun voet rustend in de diepte der zee.
grendelen Daar waar het onderscheid is tussen de levenden en de doden.
O Heere mijn God Jona wendt zich met heel zijn ziel tot de Heere, zijn Redder.
Vers 7 in de tempel Uwer heiligheid in de hemel
Vers 8 ijdelheden afgoden
Vers 9 Het heil is des Heeren De redding kan alleen door Hem geschonken worden.
Vers 10 De Heere nu sprak tot de vis. Hij spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er. 

Achtergrondinformatie 

Jona
De proleet Jona, de zoon van Amitthai, was van de stam van Zebuion. Zijn geboorteplaats was Gath-Hefer. Hij moet afkomstig geweest zijn uit het rijk van de tien stammen. Hel dorp Gath-Hefer ligt in de buurt van Tiberias; een uur ten noordoosten van Nazareth. Hij leefde vermoedelijk ongeveer 800 voor Christus. Hij profeteerde tijdens de regering van Jerobeam de tweede. In dat geval was hij een tijdgenoot van Arnos en Hosea.

Het doel van het boek Jona
Het doel van het boek is te laten zien hoe genadig, barmhartig, lankmoedig en goedertieren God is voor de Ninevieten en voor Jona.

De kern van het boek Jona
Jona is onwillig om de opdracht van God uit te voeren. Jona voorziet wal er gebeuren zal: Ninevé zal zich bekeren, wanneer hij het oordeel zal aanzeggen. De vijanden van de Israëlieten zullen behouden worden en als hun macht toeneemt zullen ze komen om zijn volk in ballingschap mee te voeren. Dat wil hij voorkomen, door niet te gaan prediken tegen de Ninevieten. Eigenlijk wil Jona dus liever dat al die mensen sterven, dan dat ze zich tot God bekeren. God zal Ninevé de zonden vergeven en de stad sparen. Het is Gods lankmoedigheid. En zo zal Ninevé, in plaats van steeds toenemen in de zonde en het oordeel Gods over zich brengen, steeds meer toenemen in kracht. Hij is ook bang dat die kracht en de toename van het volk gebruikl zal worden om Israël te overweldigen.

Jona is het lype van Christus
Zoals Jona drie dagen en drie nachten was in de buik van de vis, zo zou de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten zijn in het hart der aarde. Maar de Heiland is ver boven Jona verheven: 'meer dan Jona is hier'. Het is een scherpe tegenstelling die er bestaat tussen Jona en de Heere Jezus. Jona wilde immers Gods genade beperken en wilde dat Ninevé ten onder zou gaan. De Heere Jezus daar en tegen is van Zijn Vader gegeven: "Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde". (Jesaja 49 : 6b) Jezus was gewillig in tegenstelling tot Jona.

Tarsis
Tarsis is een Fenicische kolonie in Zuidwestelijk Spanje. Hierheen voeren de grote zeeschepen die daarom Tarsisschepen heetten. Jona moest naar het Oosten, maar Tarsis lag in hel Westen. Toen was dat nog het 'uiterste' westen.

Joppe
Jafo is waarschijnlijk een andere naam voor Joppe. Het is lsraëls enige zeehaven. Salomo heeft er het timmerhout laten aanvoeren voor de bouw van de tempel (2 Kron. 2 : 16)

Schepper
God heeft de hemel, de zee en de aarde geschapen. Alle schepselen zijn in Zijn hand en gehoorzamen Hem, hetzij gewillig, hetzij onwillig. Zo laat Jezus door de wind en de zee te bedaren aan Zijn discipelen duidelijk zien dal Hij God is. En zij vreesden met grote vreze en zeiden tot elkander: Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? Markus 4 : 41 

Antwoorden: Weet je het nog?

1 "Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé.." Jona moet daar gaan prediken.
2 Ninevé in Assyrië
3 De Ninevieten moeten zich bekeren tot de Heere en de zonden laten. Als ze niet gehoorzamen. dan zal God de stad verdelgen.
4 Tarsis
5 Jona is onwillig om de opdracht van God uit te voeren. Jona voorziet wat er gebeuren zal: Ninevé zal zich bekeren, wanneer hij het oordeel zal aanzeggen. Eigenlijk wil Jona dus liever dat al die mensen sterven dan dat ze zich tot God bekeren. Als de stad gespaard wordt, dan zal de kracht van Ninevé en de toename van het volk gebruikt kunnen worden om Israël te overweldigen.
6 Ze gooiden vaten over boord en riepen elk tot hun goden. Ze probeerden uit alle macht te roeien om het schip te behouden.
7 Ze wierpen het lot.
8 Drie dagen en drie nachten.
9 De Heere Jezus tijdens Zijn lijden en sterven. Zie ook antwoord 2a bij 'om over te praten'.

Antwoorden: 'Om over te praten'

1a. Jona wil Gods liefde alleen voor zichzelf en voor het volk Israël opeisen. Hij gunt het de andere volken niet en zeker niet het volk wat nog wel eens tegen Israël kan gaan strijden.
1b. Een aantal voorbeelden om tot een gesprek te komen: een beter cijfer voor de spreekbeurt. veel grotere cadeau's voor z'n verjaardag, een gewonnen damwedstrijd.
1c. Je bent eigenlijk jaloers en wil voorkomen dat een ander iets fijns heeft. Het is moeilijk om dan leuk te reageren op het fijne wat een ander heeft. Het kan zijn dat je zelf mist wat de ander heeft. Dan ben je jaloers omdat je het zelf ook wil. Het kan ook zijn dat je het zelf bezit, maar als een ander het dan ook krijgt, dan vindt je het van jezelf niet zo waardevol en bijzonder meer. Daarom misgun je het de ander. Bidden is nodig om vergeving te vragen. Maar tegelijk moeten we ook vragen of de Heere ons voor die zonden bewaren wil.

2a. Door het grote lijden van de Heere Jezus aan het kruis, verlost Hij de Zijnen van de eeuwige dood.
2b. aan het paasfeest en Goede Vrijdag
2c. Jona lijkt in die zin op Christus, omdat hij een beeld geeft van de begrafenis en de opstanding van Hem. Ook Jona heeft drie dagen en drie nachten moeten lijden. Jona heeft de toorn van God ondergaan in een onbeschrijfelijke, dodelijke benauwdheid in de buik van de walvis. Hij is daarna, als uil liet graf, opgestaan. Zo zijn al de golven van Gods toom over de Heere Jezus heengegaan. Hij is gestorven en op de derde dag opgestaan uit de doden.

3. Als ze Jona overboord zullen gooien, maken ze zijn God misschien nog bozer! Dan zullen ze een schuld op zich laden, omdat ze hem laten verdrinken! Ze verontschuldigen zich als het ware, over hun daad.

4. Er gebeuren twee soorten wonderen in het verhaal.
De wonderen in de natuur.
- De storm en het stillen van de storm.
- De vis die Jona opslokt en later weer uitspuwt.
- Jona blijft leven in de buik van de vis.
De wonderen in de harten:
- De zeelieden die in aanraking komen met Gods almacht en Hem offeren
- Jona die weer naar de Heere gaat vragen in plaats van bij Hem weg te lopen.

5a.Profeten hebben verschillende taken. Ze moeten bestraffen, onderwijzen en zij voorspelden (soms) de toekomst.
5b.Door de Heere
5c. Denk maar aan de bijbelboeken. (Jesaja, Jeremia, Ezechiël enzovoort.) Maar ook Nathan bij David (bestraffende taak)

6. - Jona is gewillig om te sterven, zodat de zeelieden behouden kunnen worden. De Heere Jezus is ook vrijwillig aan het kruis gestorven, om het Leven te verwerven voor de Zijnen.
- Jona is als enige voor allen in de zee geworpen. Jezus zei: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood verdiend had."
- Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in de buik van de walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde. 

Antwoorden van de puzzels

Puzzel 1 : 'gehoorzaam'

Puzzel 2 :
1 de Heere
2 Jona
3 Jona
4 de opperschipper
5 Jona
6 de zeelieden
7 de opperschipper
8 Jona
9 de zeelieden
10 Jona
11 de zeelieden 

Ninevé gespaard


Zingen:
Ps 20 : 1, 5
Ps 25 : 3
Ps 28 : 1, 5
Ps 30 : 2, 4, 8
Ps 34 : 3, 11
Ps 51 : 1, 2
Ps 77 : 1, 8
Ps 79 : 4
Ps 86 : 3, 8
Ps 141 : 1, 2, 9

Lezen: Jona 3 en 4

Kerntekst Jona 4 : 2b: "...want ik wist dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouwhebbende over het kwaad."


Op een stil stukje strand aan de kust bij Jaffa rollen golven rustig af en aan. Grote bladeren van palmbomen waaien zachtjes heen en weer. Het zonlicht schittert op het water. Vogels fluiten vrolijk hun lied op deze prachtige morgen. Er is niemand te zien. Het lijkt alsof het strand helemaal verlaten is.
En toch... Wat verderop loopt een man vanuit de zee het strand op. Wat ziet hij er uit! Nat en vuil is hij, van top tot teen. Wie is die man? Hoe komt hij daar?
Die man is Jona. Jona is net uitgespuugd door de vis. God is barmhartig geweest voor hem! Hij redde hem uit het kolkende water van de woeste zee! God stuurde een vis die Jona inslikte en hem naar de kust bracht. Daar spuugde de vis Jona uit. En zo is Jona terecht gekomen op het strand bij Jaffa. Dankbaar en ook veiwonderd. Wat is God goed geweest voor zon ongehoorzame knecht!

En daar, op dat stille strand, hoort Jona voor de tweede keer de stem van God: "Jona!" Met een ruk gaat het hoofd van Jona omhoog. De Heere spreekt tot hem! God roept hem! Wil de Heere hem dan nog gebruiken in Zijn dienst? Na alles wat er gebeurd is? Hoor wat de Heere zegt: "Jona! Maak je klaar en ga naar de grote stad Ninevé. Predik aan de mensen het woord dat Ik je zal zeggen." Wat doet Jona? Vlucht hij weg van de Heere, net als de eerste keer toen God hem riep? Jona vlucht niet. Hij gehoorzaamt de Heere. Zijn kleren spoelt hij schoon in het zeewater en laat ze drogen op het strand. Dan wast hij zichzelf. En daarna kan de lange reis naar Nineve beginnen.
Daar gaat Jona, de profeet van God. Alles wat hij eerst bij zich had, is hij kwijtgeraakt in de zee. Maar zijn ogen glanzen. De Heere wil hem weer gebruiken als profeet.

Het is een lange weg naar Nineve. Honderden kilometers moet Jona reizen om bij Ninevé te komen. Na weken stevig doorlopen komen eindelijk de poorten in zicht! Daar is de stad waar hij het woord van de Heere moet gaan brengen. Wat zien de muren er stevig uit! En wat staan er veel huizen, torens en andere gebouwen in de stad! Jona weet dat het wel drie dagen zal duren voor hij overal in Nineve de boodschap van God zal hebben verteld.
Jona loopt door de poort de stad in. Het is daik op straat. Nineve is een echte handelsstad. Overal zijn mensen aan het kopen of verkopen. Aan de inwoners van Nineve kun je zien dat de stad een rijke stad is. De mensen hebben dure kleren aan. En hun gezichten staan onbezorgd. Geld, eten, drinken en vee is er genoeg voor iedereen.
Zoekend kijkt Jona om zich heen. Waar is een goede plaats om de boodschap van God te vertellen? Op de hoek van een straat begint hij zijn werk "Mensen van Nineve!" roept hij. "Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden verwoest! Luister naar het woord van God! Nog veertig dagen en de stad wordt omgekeerd!" Een paar spelende kinderen kijken verbaasd naar die vreemde man. Wat roept die man allemaal? Het is vast een belangrijke boodschap want zijn gezicht staat ernstig. Een meisje rent de straat uit om haar moeder te halen.
Jona loopt verder. Weer blijft hij staan en predikt de inwoners van Ninevé het woord des Heeren. Zijn stem klinkt luid door de straat: "Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd! Nog veertig dagen...!" Moeders komen luisteren, kinderen zijn stil om de boodschap van Jona te kunnen horen. Een handelaar stopt met het tellen van zijn geld en leunt over zijn marktkraam naar voren om maar niets te missen van wat die vreemdeling zegt. En Jona preekt verder, straat na straat: "Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd!" Mensen drommen om Jona heen. En Jona zegt maar steeds wat hij van God moet vertellen aan de inwoners van Ninevé: "Nog veertig dagen...".
"He, vreemde man!" roept iemand uit de menigte. "Vertel eens wie je bent! Hoe kom je aan die boodschap van God?". "Waar kom je vandaan?" Allerlei vragen vuren de mensen op Jona af. En Jona gaat vertellen. Hij zegt dat de Heere, de God van hemel en aarde, hem geroepen heeft om naar Ninevé te gaan. Jona schaamt zich over zijn ongehoorzaamheid, maar vertelt toch dat hij met een boot ver weg vluchtte. Toen kwam de storm en hij moest overboord, de zee in. I leel stil is het als Jona vertelt over de vis die door God gestuurd was om hem te redden. De mensen begrijpen het. Wat is die God barmhartig geweest voor Zijn ongehoorzame knecht!
Als teken van Gods barmhartigheid staat Jona daar tussen de mensen. Wanneer de mensen naar Jona kijken, kunnen ze zien hoe goed de Heere is voor een zondaar! God is genadig geweest voor Jona. Iedereen in Ninevé ziet dat de Heere hem niet in de steek heeft gelaten. Al heeft Jona nog zoveel zonden gedaan, al is hij nog zo ongehoorzaam geweest... de Heere, de barmhartige God, redde hem uit de woeste zee!

De boodschap die Jona brengt, gaat als een lopend vuurtje door de stad. De mensen vertellen het aan elkaar door. En ze praten ook over de God van die profeet. Sommigen zijn verwonderd dat die God zo barmhartig is, zo vol liefde vooreen ongehoorzame knecht. Anderen zijn ontdaan. Jona heeft een boodschap van oordeel gebracht! Nog veertig dagen, dan zal Ninevé verwoest worden! De schrik is te merken in de hele stad. Al na een dag preken is iedereen in rep en roer.
Zelfs in het paleis dringen de verhalen over de profeet en zijn God door. De koning van Ninevé hoort over de profeet Jona en over het oordeel dat hij verkondigt. En ook bij hem slaat de schrik om het hart. God zal Ninevé over veertig dagen verwoesten!
Onmiddelijk staat de koning op van zijn troon. Voor het oog van al zijn ministers trekt hij zijn prachtige overkleed uit. En in plaats van zijn dure koningskleren doet hij een zak om zich heen. Al de groten van de stad, de ministers van de koning, zien dat de koning as in zijn haar doet. En allemaal weten ze: het hart van de koning is vol verdriet, verdriet over de zonde van Ninevé.
"Knechten!" roept de koning. "Ga heel de stad Ninevé door en breng alle mensen deze boodschap. Zeg: Dit is een bevel van de koning! Laat geen mens of beest iets eten. Alle dieren moeten in de stal. Niemand mag wat drinken. Iedereen, mens en beest, moet een zak om zich heen doen als teken van berouw, van verdriet over de zonde. En zeg alle mensen dat ze moeten roepen tot God, de God van Jona!"
Maar de knechten van de koning moeten nog meer zeggen tegen de mensen. Want het oordeel over Ninevé zal komen, juist omdat er in de stad zoveel zonde gedaan wordt. "Knechten!" zo gaat de koning verder. "Zeg tegen alle inwoners van Nineve dat ze zich moeten bekeren. Ruzie moet over zijn. Slaan en vechten mag niet meer. Niemand mag meer zonde doen! De God van Jona wil dat we van elkaar houden en voor elkaar zorgen!"
De koning kijkt ernstig naar zijn knechten. "Dit is een bevel van de koning! Zeg het tegen iedereen. Wie weet... is God ons genadig! De God van Jona is een barmhartig God, dat zien we aan Jona zelf. Wie weet...wordt Gods boosheid over onze zonden minder. Wie weet... gaat het oordeel over Nineve niet door en worden wij niet verwoest! Ga in de stad en haast je!"
En zo gebeurt het dat overal in Ninevé mensen rondlopen in zakken. De beesten gaan in de stal. Eten en drinken blijft in de kast. En dat niet alleen. De mensen verootmoedigen zich. Ze buigen voor God. Ze beseffen dat het oordeel over Ninevé zal komen omdat ze gezondigd hebben. Daarom bekeren ze zich van hun boze weg. Geen ruziestemmen meer door het huis. Geen gebalde vuisten meer om de ander in elkaar te slaan. Maar in plaats daarvan heffen ze hun handen in gebed omhoog tot God. Wie weet... zal God genadig zijn! Wie weet...zal de God van Jona ook Ninevé barmhartig zijn!
De stad is vol met het geluid van huilende kinderen die honger en dorst hebben. Uit de stallen klinkt het loeien van de koeien, het blaten van de schapen. Honden lopen jankend overstraal Maar boven dat alles uit hoor je het geroep van mensen, die luid smeken om genade en ontferming. Koning en inwoners, arm en rijk... iedereen bekeert zich na het horen van de oordeelspreek van Jona! Heel Ninevé gelooft aan God en krijgt berouw over de zonde!
En God, Die alle dingen ziet en weet, kijkt vanuit de hemel naar Ninevé. Hij hoort het roepen om ontferming. Hij ziet dat de mensen zich bekeren van hun boze weg. Hij weet dat Ninevé berouw heeft over de zonde. En God laat zien dat Hij genadig en barmhartig is, lankmoedig en groot van goedertierenheid! Het oordeel zou komen... maar God doet het niet.

Ondertussen is Jona naar een heuvel buiten de stad gelopen. Hij heeft een goed plekje uitgezocht. Heel Ninevé kan hij overzien. Een bladerdakje geeft hem wat schaduw zodat hij niet zoveel last heeft van de hete zon.
Jona tuurt naar de stad. Hij ziet onrust in de straten. Knechten van de koning ziet hij lopen. Beesten worden naar de stallen gebracht. Wat gebeurt daar allemaal? Mensen in zakken buigen neer op straat. En wat hoort hij? Geroep, gehuil! Een diepe rimpel komt boven Jona's ogen. Bekeren de mensen van Ninevé zich tot God? Zouden ze berouw tonen aan de Heere over hun zonde? Als dat echt zo is, dan zal God hun barmhartig zijn. Want Jona weet: zo is de Heere! De Heere vergeeft graag de zonden van de mensen als ze zich bekeren.
Jona is het niet eens met God. Jona is boos. De Heere weet toch dat Ninevé een vijand is van Zijn volk Israël? Waarom is God dan zo goed voor die stad? God had beter direkt Ninevé kunnen verwoesten. Dan was Israël van die vijand afgeweest. Dat was een beter plan dan de mensen nog veertig dagen de tijd te geven. Je ziet wat er van komt! Nu bekeert Ninevé zich. God zal de stad vast wel sparen en de vijanden blijven dan leven.
Dag na dag gaat voorbij. De veertig dagen zijn nu bijna om. Jona's boosheid wordt steeds groter. Waarom verwoest God de stad nog niet? Speurend kijkt hij rond. Komen er nog geen vijandelijke soldaten om Ninevé te verwoesten? Hij kijkt naar de lucht. Waar blijven de vuurregens waarmee God de stad kan laten verbranden zodat de Ninevieten zullen sterven? Waarom komen er geen waterstromen die de stad van de aardbodem kan laten verdwijnen? Waarom doet God niets? Toom is er in het hart van Jona en zijn ogen fonkelen van boosheid!

De veertigste dag is voorbij en dag eenenveertig begint. De mensen van Ninevé merken dat God hel vreselijke oordeel niet door laat gaan. I lun gezichten stralen nu van blijdschap! De God van Jona is echt een barmhartig God! Hij is hen genadig geweest! Uit de stad klinken nu vreugdekreten en lofzangen! Geen gehuil en geroep om genade meer. Maar blijdschap omdat God zo goed voor Ninevé is!
Maar... op de heuvel net buiten de stad balt Jona zijn vuisten. En hij roept lot God: "lleb ik het niet gezegd, Heere, loen ik nog in mijn eigen land was! Ik wist het wel dat dit zou gebeuren! Ik wist het wel dat U de zonden van Ninevé zou vergeven als ze berouw zouden hebben! Daarom vluchtte ik. Ver weg wilde ik, met een boot naar 'larsis. Want ik weel wel dal U een genadig en barmhartig God bent. U bent lankmoedig en groot van goedertierenheid. Maar als U zo doet, Heere... Als U zelfs vijanden van Israël, goddeloze heidenen, wil vergeven en in leven laat... Heere, dan sterf ik liever!"
Vanuit de hemel komt een antwoord op de roep van Jona: "Jona" vraagt de Heere "Jona, is het wel eerlijk datje nu boos bent?" Maar Jona zegt niets. Zijn hart is boos en hij wil niet nadenken over de vraag die de Heere hem stelt. Hij voelt zich ook verdrietig. Alles loopt tegen. Ninevé bekeert zich, de verwoesting van de stad gaat niet door en het is ook vreselijk warm in de brandende zon. Jona laat zijn hoofd op z'n armen zakken. Hij is moe, en warm, en verdrietig, en boos, en teleurgesteld...
Wal heeft de Heere een geduld met Jona! Wat een wonder dat Hij nu niet vreselijk boos op Jona wordt! De Heere is inderdaad een genadig en barmhartig God, precies zoals Jona had gezegd. Omdat de Heere zo is, laat Hij Jona nu niet in de steek. Hij zorgt zelfs extra goed voor hem!
In die nacht, als Jona slaapt, komt er een klein groen puntje uit de aarde omhoog. I let puntje groeit en wordt een kleine tak met blaadjes. En verder, al hoger groeit de plant. Het wordt zelfs een boom vol met bladeren! Jona merkt er niets van. In een nacht laat de Heere deze boom bij Jona groeien.
Als Jona 's morgens wakker wordt, wrijli hij een paar keer in zijn ogen. Ziet hij het goed? Is het echt waai? Hij voelt eens voorzichtig aan de stam en de bladeren. Wonderlijk dat die boom in een nacht gegroeid is! Een wonderboom is het! Wat heerlijk, zo'n boom vol bladeren! Geweldig, wat een schaduw zal hij daar van hebben! Jona is blij! Alle nare dingen lijken nu minder erg. De hele dag zit hij heerlijk uit te rusten in de schaduw. En 's avonds gaat hij met een blij gevoel slapen. Maar dan, als Jona slaapt, komt er een klein rose puntje uit de aarde omhoog. Een wormpje kruipt uit de grond naar de wonderboom. Daar zoekt het beestje de wortels van de boom op en knaagt er aan... Al snel hangen de takken van de wonderboom naar beneden. En de eerste bladeren vallen op de grond.
"s Morgens schrikt Jona enorm! Wat is er nu toch gebeurd? De wonderboom is dood! Bijna al de bladeren zijn al van de takken afgevallen! Hoe moet dat nu vandaag? Jona voelt de hete oostenwind al. De zon steekt op zijn hoofd. Het zweet breekt hem uit. En op het heetst van de dag ligt Jona uitgeput door hitte op de grond. Nergens schaduw! Nergens koelte! Waarom is die boom doodgegaan? Zo, zonder schaduw van bladeren, is het toch vreselijk! Dit is geen leven, hier in die felle zon. Ik kan beter sterven, denkt Jona.
En dan klinkt weer de stem van de Heere. De Heere stelt bijna dezelfde vraag als twee dagen geleden. "Jona" zegt Hij "Jona, is het wel eerlijk datje zo boos en verdrietig bent over de wonderboom?" Jona heeft zijn antwoord snel klaar "Nou en of!" zegt hij verontwaardigd. "Natuurlijk ben ik boos!" "Jona, Jona!". De stem van de Heere klinkt ontroerd. "Jij wilt graag de boom in leven houden, je wilt hem sparen. En je vindt het niet goed dat Ik de mensen van Ninevé laat leven? Weet je wel dat er meer dan honderdtwintigduizend kinderen in de stad wonen? En dat er veel vee is? Jona... zou Ik dan wel barmhartig zijn voor jou en voor de wonderboom en niet voor die grote stad Ninevé?"
Het is stil na deze woorden van de Heere. En het blijft stil. Jona zegt niets meer. Want het is waar wat de Heere zegt. De Heere is barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid voor iedereen die zich bekeert tot Hem. Zo is de Heere!

Aantekeningen bij de tekst

Jona 3
vers 1: 'Ten anderen male': Jona heelt, door te vluchten, zich het beroep van profeet onwaardig gemaakt. God roept hem echter een tweede keer.
vers 2: '...Ninevé': de hoofdstad van Assyrie. Assyrie is een aartsvijand van Israël.
'...predik tegen haar de prediking die lk tot u spreek": Jona mag de stem van God zijn.
vers 3: '..naar het Woord des Heeren': Jona is gewillig gemaakt. Gehoorzaam gaat hij nu de weg die God hem wijst,
vers 4: '..nog veertig dagen': Dit is de samenvatting van Jona's preek geweest. '..worden omgekeerd': verwoest, denk ook aan Sodom en Gomorra. vers 5: '..geloofden aan God': geloofden het Woord van God.
'zakken, vasten': teken van berouw en boete,
vers 7: 'groten': raadsheren, voornaamsten. vorsten in de staat
vers 8: '..tot God roepen': Dat geldt alleen voor de mensen.
"..boze weg': handel en wandel,
vers 9: 'Wie weet...': Ninevé heeft hoop gekregen door de barmhartigheid aan Jona betoond.
vers 10: '..hen werken': hun weken getuigden van geloof en bekering.
'..berouw': Aldus wordt op menselijke wijze in de Heilige Schrift van God gesproken, omdat Hij zijn werk of daden verandert, hoewel Hij in Zichzelf onveranderlijk blijft.
"..deed het niet': Verschonende (sparende) hen voor die tijd: maar daarna is Ninevé tot dezelfde boosheid vervallen als eerst en daarom is deze koninklijke stad en de Assyrische monarchie alsnog uitgeroeid.

Jona 4
vers 1: Jona dacht dat Gods eer en waarheid zou gekrenkt worden als het oordeel niet door zou gaan. Daarbij zou men ook gaan denken dat hij wellicht een valse profeet was.
vers 2: Jona wil zijn vluchten verontschuldigen, '...want ik wist..' zie ook Ex 34 : 6.
vers 4: '...billijk...': terecht.
vers 5: Is in chronologie voor vers 1 te plaatsen.
vers 6: '..wonderboom': De voornaamste uitleggers houden het voor den wonderboom, anders genaamd mollenkruid, of kruisboom, die in Egypte veel voorkomt. Deze is bekend onder de naam van KIKI: groeit zeer snel en heel hoog, hoger dan de lengte van een man, met grote brede bladeren, geeft verkoeling,
'..redden van verdriet': God wilde door de verkwikking van de schaduw van deze boom Jona's verdriet en boosheid/mishagen wat verminderen om hem vervolgens onderwijs te geven,
vers 10: 'Gij verschoont de wonderboom' Dat is. jij zou hem graag hebben gespaard, jij had graag gezien dat hij in bloei was gebleven, het speet je van die boom.
vers 11: 'geen onderscheid weten tussen hun rechterhand en hun linkerhand': Dat is. kleine, jonge, onmondige kinderen, die nog tot de jaren des onderscheids niet gekomen zijn, en meer waard zijn dan de wonderboom, waar je je zo druk over maakt. 

Achtergrondinformatie 

Veertig dagen
Dit getal heeft een bijzondere betekenis. Veertig is in Gods Woord altijd de aanduiding van een periode van voorbereiding. In de tijd van Noach kregen de mensen driemaal veertig jaar de tijd om zich te bekeren, de tijd waarin Noach zich voorbereidde op de grote oordeelsvloed. Veertig jaar was Israël in de woestijn voordat het het beloofde land binnenging. Veertig dagen was de Heere Jezus in de woestijn ter voorbereiding op Zijn werk op aarde, veertig dagen na Pasen bereidde de Heere Zijn discipelen voor op de nieuwe periode die komen ging. En er zijn meer voorbeelden.
Waar het om gaat, is dat de prediking van Jona dus twee boodschappen in zich had: 'Het oordeel komt' en 'Bereid uw huis'. Oordeelsprediking en tegelijk een krachtige oproep tot bekering! Het oordeel komt, maar er is nog een tijd van Goddelijk welbehagen. De Heere wacht nog genadiglijk, omdat Hij niet wil dat sommigen verloren gaan maar allen tot bekering komen.

Jona's prediking in Ninevé
Jona heeft van de Heere gehoord wat hij moest gaan prediken in Ninevé. Deze boodschap heeft hij als een getrouw profeet gebracht. Opvallend is de reaktie van de mensen op de oordeelsprediking. Ze roepen om genade tot de God van Jona!
Het is merkwaardig dat de mensen zo reageren. Vanuit hun eigen godsdienstige overtuiging zouden ze anders gedacht moeten hebben. De mensen in die tijd en in dat deel van de wereld geloofden in de lotsbeschikking door de onveranderlijke loop van de sterren. Daarnaast dienden ze afgoden die plannen van wraak en oordeel ongewijzigd lieten plaatsvinden. Hoe weten de Ninevieten dat deze Heere een God is die hoort naar het gebed en barmhartigheid wil bewijzen aan een ieder die zich bekeert? Een antwoord op deze vraag zou gevonden kunnen worden in Mattheus 12. De Heere Jezus spreekt daar over het teken van Jona, de profeet. De levensweg van Jona was een teken (een voorbeeld voor de mensen). Alles wat er gebeurd was zette de boodschap van Jona in een bijzonder licht. Dat betekent dat de Ninevieten de geschiedenis van Jona moeten hebben gekend. Wellicht hebben ze hem gevraagd van Wie de boodschap kwam. Wie die God eigenlijk is en waar de boodschapper zelf vandaan kwam. Jona heeft verteld. En zo is Jona, de man uit de vis, een teken geworden van de barmhartigheid, de genade en de lankmoedigheid van God. Het teken van Jona gaf hoop op Gods barmhartigheid en genade, ook voor hen: "Wie weet...!" Het is aannemelijk dat dit de reden is waarom de Ninevieten niet gelaten het oordeel afgewacht hebben maar de Heere aanriepen of Hij hen genadig wilde zijn.

Volksbekering
Heel Ninevé geloofde het Woord van God. Het woord voor geloven dat hier gebruikt wordt, is hetzelfde als in Gen. 15 : 6: 'Abraham geloofde in de Heere en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.' Het is de eerste tekst in de Bijbel waar iets doorklinkt van de rechtvaardiging van de zondaar door het geloof. Dat geloof zien we in Ninevé. Ninevé was er van overtuigd dat God betrouwbaar is en niet met loze dreiging komt. Hun werken (zak en as, geroep tot God, stoppen met geweld, vasten en bidden etc) getuigen van geloof en bekering. Net als Paulus zoeken ze God. Er telt maar een ding: genade!

Antwoorden: 'Weet je het nog?'

1. Naar welke stad moet Jona?
2. Hoe gaat hij daar naar toe?
3. Welke boodschap moet hij in Ninevé brengen?
4. Hoe lang preekt Jona?
5. Wat gebeurt er als de mensen de oordeelspreek horen?
6. Wordt Ninevé verwoest?
7. Wat vindt Jona daarvan?
8. Wat vraagt Go d aan Jona?
9. Wat groeit er in de nacht?
10. En wat gebeurt er in de volgende nacht?
11. Hoe komt dat?
12. Hoe reageert Jona?
13. Wat zegt God tegen hem?
14. Hoeveel kinderen wonen er in Ninevé? 

Antwoorden: 'Om over te praten' 

1a. Een 'teken' van Gods barmhartigheid is een 'voorbeeld' van Gods barmhartigheid.
1b. Wanneer de mensen naar Jona kijken, kunnen ze zien hoe goed de Heere is voor een zondaar! God is genadig geweest voor Jona. ledereen in Ninevé ziet dat de Heere hem niet in de steek heeft gelaten. Al heeft Jona nog zoveel zonde gedaan, al is hij nog zo ongehoorzaam geweest... de Heere, de barmhartige God, redde hem uit de woeste zee!

2. Jij bent ook een zondaar, net als Jona. Zo vaak doe je niet wat God van je vraagt. En toch is de Heere nog zo goed voor jou. Elke dag weer zorgt Hij voor je. Je bent gedoopt, apart gezet door God. En Hij heeft je zelfs de Bijbel gegeven zodat je alles over Hem kan leren. Steeds weer hoor je over Hem vertellen: thuis, op school, in de kerk en ook op de club. Zie je dat God barmhartig voor je is!

3a. Met Jona. Jona was drie dagen en drie nachten in de buik van de vis. En de Heere Jezus zou drie dagen en nachten in het hart van de aarde zijn, in het graf liggen.
3b. Kijk eens naar de mensen van Ninevé! Toen Jona daar ging preken hebben ze zich direkt bekeerd!
3c. De Heere Jezus is belangrijker, machtiger dan Jona. Jona was een mens, Jezus is God en Mens. Ninevé geloofde Jona en bekeerde zich. Maar wie in Israël geloofde in de Heere Jezus als de beloofde Messias? Meer dan Jona was bij de Joden in Israël maar ze hebben Hem niet geloofd!

4. Oordeel: straf voor de zonde. Barmhartigheid: God wil niet dat de mensen door hun zonde voor eeuwig verloren zullen gaan. Hij is bewogen met de mensen en zoekt het goede voor hen. Daarom wil Hij graag de zonde vergeven als de mensen zich bekeren tot Hem.

5. Een vraag waarbij de leidinggevende voorzichtig om moet gaan met de antwoorden. Er kunnen kinderen zijn die bang zijn voor 'de oordeelsdag'. Wijs hen op de genadetijd die nog aan hen gegeven wordt! Of er zijn kinderen die lacherig met deze vraag omgaan. Wijs hen op de ernst van het feit dat ons leven eens aan een eind zal zijn, hetzij doordat we sterven, hetzij door de wederkomst van de Heere. Hebben wij dan een nieuw hart? Is de Heere onze Zaligmaker? Nu is er nog tijd om Hem te zoeken. Maak er haast mee, voordat de tijd voor altijd voorbij is! Er zijn misschien ook kinderen die naar de wederkomst van de Heere uitzien. Wijs hen op de dingen die er nu in de wereld gebeuren en door de Heere al voorzegd zijn. De dag is nabij dat de Heere terugkomt. Denk in dit geval ook aan de bede in het Nieuwe Testament: "Maranatha!". 

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2002

Mivo -12 | 26 Pagina's

Jona of Gods barmhartigheid over zondaren

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2002

Mivo -12 | 26 Pagina's