Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rebekka / Het Woord van God in Samaria

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rebekka / Het Woord van God in Samaria

46 minuten leestijd Arcering uitzetten

REBEKKA

Vertelschets


LEZEN: Gen. 24 : 34-48

ZINGEN:
Psalm 25 : 2, 6, 7
Psalm 31 : 1
Psalm 81 : 1, 12
Psalm 84 : 3
Psalm 121 : 1
Psalm 139 : 2, 10
Psalm 146 ; 1, 4
Psalm 147 : 6

KERNTEKST: En hij zeide tot mij: "De HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, za Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslachten en uit mijns vaders huis." (Gen. 24 : 40) 


Bij de waterput die net buiten de stad Haran is, komt een groepje mannen aan. De kamelen, waarop ze gereden hebben, laten ze neerknielen. Die kunnen uitrusten van de reis die ze gemaakt hebben. Zelf gaan de mannen ook bij de put zitten. Ook hun leider zoekt een plekje.
Wie zijn die mannen en waar komen ze vandaan?

Die mannen komen uit het land Kanaän. Hun leider is hier met een belangrijke opdracht gekomen. Hi] heet Eliëzer. Hij is de belangrijkste knecht van Abraham.
Kijk, daar zit Eliëzer. Hij denkt na. Hij denkt aan zijn heer Abraham. Hij denkt aan Sara, de vrouw van zijn heer Abraham. Wat een wonder: toen ze al oud geworden waren kregen Abraham en Sara toch nog een zoon! Wat waren ze gelukkig en blij. Ze hadden hun kind Izak genoemd. Veertig jaar is Izak nu. Nog niet zo lang geleden is Sara gestorven. Nu is er geen vrouw meer die voor Abraham en Izak kan zorgen, want Izak is nog niet getrouwd. In het land Kanaän wonen wel meisjes, maar dat zijn geen meisjes die de Heere dienen. De Heere heeft beloofd dat uit de kinderen van Abraham de Heere Jezus geboren zal worden. Maar als Izak geen vrouw heeft, kan de Heere Jezus ook niet geboren worden... Daarom moet Izak trouwen. Een poosje geleden had Abraham zijn knecht bij zich geroepen en hij had tegen hem gezegd:
"Eliëzer, beloof me dat je voor Izak geen vrouw zult zoeken in het land Kanaän. De meisjes in dit land dienen de afgoden. Daarom mag Izak niet met zo'n meisje trouwen. Maar zweer me, dat je naar Mesopothamië gaat, het land gaat waar ik vandaan kom. En dat je bij mijn familie een vrouw voor hem zoekt," "Maar als die vrouw niet mee wil gaan naar Kanaän, moet ik Izak dan naar dat land brengen waar u vandaan komt?" had Eliëzer gevraagd. "Nee," had Abraham geantwoord, "dat mag niet. Als die vrouw niet mee wil, dan ben je vrij van de eed. Izak mag je in geen geval terug brengen naar het land waaruit de Heere mij geroepen heeft." "Maar, Eliëzer," had Abraham ook gezegd, "de HEERE, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis." Toen had Eliëzer gezworen. "Heere," had hij gezegd, "U hoort wat ik beloof. Als ik niet doe, wat ik nu beloof, mag U me straffen."
Al snel was Eliëzer toen begonnen om alles klaar te maken voor de reis naar Haran. Eliëzer had tien kamelen meegenomen en ook eten en drinken voor onderweg. Ook had hij uit de tent van Abraham mooie geschenken meegenomen. Die geschenken zou hij geven aan het meisje dat de vrouw van Izak zou worden.

En nu zit hij hier. Het is avond. Straks zullen de meisjes uit de stad Haran komen om water te putten. Eén van die meisjes moet de vrouw worden van Izak. Maar wie van die meisjes is dat? Hoe zal hij een goede vrouw voor Izak kunnen vinden die vriendelijk is en ook graag helpt? Eliëzer weet niet hoe het moet. Wie kan hem daarbij helpen?
Maar Abraham heeft toch gezegd, dat de Heere Zelf er wel voor zal zorgen dat Eliëzer een vrouw voor Izak zal vinden? Dan weet Eliëzer wat hij moet doen. Hij bidt! "Heere! God van mijn heer Abraham! Doe haar mij toch heden ontmoeten en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer." Eliëzer vraagt of de Heere hem wil helpen om de goede vrouw voor Izak te vinden. Of de Heere Zelf het meisje wil aanwijzen, dat de vrouw van Izak moet worden. "Heere," bidt Eliëzer, "ik zit bij de waterput. Straks zullen de meisjes van de stad komen om water te putten. Ik moet een vrouw voor Izak zoeken, maar dat kan ik niet. Wilt U mij helpen? Als ik straks aan een meisje vraag of ik wat mag drinken en als ze zegt dat ze ook voor mijn kamelen water zal putten, mag dat dan het meisje zijn dat de vrouw van Izak zal worden?"
Eliëzer heeft de Heere nodig bij de moeilijke opdracht die Abraham hem gegeven heeft. Heb jij de Heere ook nodig bij wat je doet? Dan mag je ook bidden, net als Eliëzer. Op ieder moment van de dag. Zelfs onder je werk op school, als niemand het merkt. De Heere hoort het!
Als Eliëzer zijn ogen weer opendoet, komt er door de poort van de stad een meisje naar buiten. Het is een mooi meisje. Ze heeft haar kruik op de schouder. Die gaat ze bij de waterput vullen. Als de kruik vol is, wil ze terug naar de poort. Eliëzer loopt naar haar toe. Hij vraagt: "Mag ik wat water uit je kruik drinken?" "Goed, mijnheer," antwoordt het meisje vriendelijk, en ze laat haar kruik zakken, zodat Abrahams knecht er water uit kan drinken. Ondertussen kijkt ze om zich heen en ziet de kamelen. "Zal ik ook uw kamelen drinken geven?" Meteen gaat ze aan het werk. Ze put water uit de put en giet het in de drinkbakken, zodat de kamelen kunnen drinken. Als ze haar kruik heeft leeggegoten, loopt ze terug naar de put om hem opnieuw te vullen. Weer giet ze hem leeg. Zo gaat ze door. Net zolang tot alle kamelen genoeg gedronken hebben.
Verwonderd en verbaasd heeft Eliëzer naar haar geluisterd. "Drink mijn heer, en ik zal ook voor uw kamelen putten!" Maar dat is precies, wat hij gebeden heeft...! Zou de Heere zijn gebed al zo snel verhoren? Wat een wonder! Wie zou dit meisje zijn, dat precies zegt en doet, wat hij aan de Heere heeft gevraagd. Zou het familie zijn van Abraham? Terwijl ze de kamelen te drinken geeft, blijft hij naar haar kijken.
Als alle kamelen genoeg gedronken hebben, pakt Eliëzer uit de kamelentas een gouden voorhoofdsiersel en twee armbanden. Die geeft hij aan het meisje, terwijl hij vraagt: "Wie ben je en hoe heet je vader? En is er bij jullie in huis plaats om te slapen?" Vol spanning wacht hij op haar antwoord. "Ik ben Rebekka," antwoordt het meisje, "ik ben de dochter van Bethuël. Dat is de zoon van Nahor. En Bethuël is getrouwd met Milka. Bij ons in huis is plaats genoeg en ook hebben we eten en drinken voor u en uw knechten en uw kamelen." Dan draait ze zich om en gaat terug naar de stad.

Daar staat Eliëzer. Hij is verwonderd! Nahor, dat is de broer van Abraham. Rebekka is dus nog familie van Abraham! Wat heeft de Heere alles goed gemaakt!
Kijk, Eliëzer gaat danken! Danken, omdat de Heere zijn gebed zo wonderlijk verhoord heeft. Omdat Hij er zelf voor gezorgd heeft, dat Eliëzer Rebekka gevonden heeft. Omdat Izak straks een vrouw krijgt. Wat Abraham gezegd is, is waar! De HEERE heeft Zijn Engel gezonden en zijn weg voorspoedig gemaakt."
Wat doe jij als de Heere je gebed verhoort? Als andere mensen ons helpen, zullen we ze altijd bedanken. Dat staat netjes. Vergeet ook de Heere niet te danken voor wat Hij deed. Hij is onze dank zo waard!

En Rebekka? Snel loopt ze naar huis. Steeds moet ze kijken naar de armbanden die ze om haar arm heeft. En dan dat gouden voorhoofdsiersel. En dat heeft ze allemaal gekregen van die man daar bij de put. Het is een knecht van Abraham. Abraham, dat is de oom van haar vader. O ja, ze heeft wel over hem horen vertellen. Hoe hij lang geleden dit land verlaten heeft en naar een vreemd land gegaan is, omdat de Heere dat tegen hem zei. En nu is zijn knecht gekomen. En hij heeft gevraagd of er bij hen thuis plaats is om te slapen. Snel loopt ze naar het huis van haar moeder en daar vertelt ze wie er bij de put zit en wat er allemaal gebeurd is. Ook laat ze de mooie sieraden zien die ze gekregen heeft.

Laban, de broer van Rebekka, heeft alles gehoord. Hij ziet de mooie sieraden die zijn zus heeft gekregen. Hij loopt naar buiten en haast zich naar de waterput. Ja, daar staat de knecht van Abraham met zijn knechten en zijn kamelen. "Kom in, gij gezegende," zegt Laban tegen Eliëzer. "Bij ons in huis is genoeg plaats voor u en uw knechten en uw kamelen."

Eliëzer gaat mee naar het huis van de familie van zijn heer Abraham. Daar wordt alles klaar gemaakt voor de maaltijd. De kamelen krijgen eten en de mannen krijgen water om hun voeten te wassen. Dan wordt het eten neergezet. Na de lange reis kunnen ze gaan eten. Nee, toch niet. Voordat ze beginnen met eten, zegt Eliëzer: "Mag ik eerst vertellen wat ik hier kom doen?" Laban en Bethuël vinden het goed. Dan gaat Eliëzer vertellen. Hij vertelt hoe goed de Heere voor Abraham gezorgd heeft. Hoe goed Hij ook voor hem, Eliëzer, gezorgd heeft toen hij hier gekomen is om een vrouw voor Izak te zoeken. Hoe de Heere er Zelf voor gezorgd heeft, dat hij Rebekka gevonden heeft. Als Eliëzer klaar is met zijn verhaal, vraagt hij: "Vindt u het goed als Rebekka de vrouw van izak wordt?" Laban, de broer van Rebekka, en haar vader Bethuël antwoorden: "De Heere heeft Zelf aangewezen dat Rebekka de vrouw van Izak moet worden. Wij kunnen geen ja en geen nee meer zeggen. Neem Rebekka mee en laat haar trouwen met Izak." Wee r dankt Eliëzer de Heere, omdat Hij zo goed is.
Dan gaat hij geschenken uitdelen. Zilveren en gouden sieraden voor de bruid van Izak. Maar ook mooie dingen voor de moeder van Rebekka en Laban.

Als Eliëzer de volgende morgen opstaat, wil hij meteen vertrekken. De Heere heeft zo wonderlijk gezorgd, dat moeten Abraham en Izak snel weten! Maar als Laban en de moeder van Rebekka dat horen, zeggen ze: "Toe, blijf nog een poosje hier!" "Nee," zegt Eliëzer, "thuis wordt op mij gewacht. De Heere heeft zo wonderlijk gezorgd. Ik wil nu zo spoedig mogelijk teruggaan." "Weet je wat?" zeggen haar moeder en broer, "laten we het aan Rebekka zelf vragen." Als ze Rebekka geroepen hebben, zeggen ze: "Rebekka, wil je nu meteen al met deze man meegaan of wil je liever eerst nog een poosje hier blijven?" En wat zegt Rebekka? Ze heeft de sieraden gezien, die Izak voor haar heeft meegegeven. En in haar hart is een verlangen gekomen om de man, die haar die geschenken gaf, te leren kennen. Daarom antwoordt ze: "ik zal trekken!" Nee, ze hoeft niet nog een poosje thuis te blijven. Ook al heeft ze Izak nog nooit gezien, de dingen ze van hem kreeg, vertellen haar dat hij graag wil dat ze zijn vrouw wordt.
Niet lang daarna vertrekt Eliëzer met zijn knechten en kamelen en ... Rebekka! Haar vader en moeder en broer geven haar geschenken mee. Ook de vrouw die altijd voor haar gezorgd heeft, gaat met haar mee. Daar gaan ze. Op reis naar het land Kanaän. Voor Rebekka een onbekend land en toch... Een land waar iemand op haar wacht, die naar haar verlangt. En daarom verlangt zij ook naar hem.

Het is avond. Door het veld loopt een man. Het is Izak. Hij denkt na. Eliëzer, de oudste knecht van zijn vader, is nu al een hele tijd weg. Zou Eliëzer een vrouw kunnen vinden? O, als hij het zelf moet doen, lukt het niet. Maar als de Heere hem helpt wel. Daarom bidt Izak. Hij vraagt of de Heere Eliëzer wil helpen bij het zoeken naar een vrouw. Maar ook of Hij ervoor wil zorgen dat zijn knecht weer veilig in Kanaän terug mag komen.
Na een lange reis is Eliëzer veilig met Rebekka in Kanaän aangekomen. "Nu zijn we al dicht bij de plaats, waar Abraham en Izak wonen," zegt de knecht tegen Rebekka. Dan, opeens ziet Rebekka een man in het veld lopen. Vlug laat ze zich van de kameel glijden. "Wie is de man, die daar loopt?" vraagt ze aan Eliëzer.
"Dat is nu Izak," antwoordt de knecht. Als Rebekka dat hoort, neemt ze een sluier en doet die voor haar gezicht. Als ze met Izak getrouwd is, dan pas mag hij haar gezicht zien.
Als ze bij Izak komen, vertelt de knecht wat er gebeurd is. Hoe wonderlijk de Heere zijn gebed verhoord heeft. Hoe de Heere Zelf ervoor gezorgd heeft, dat hij dit meisje nu bij zich heeft. Het meisje dat de vrouw van Izak zal worden.

Izak trouwt met Rebekka. Dan brengt Izak haar in de tent van zijn moeder Sara. Daar mag Rebekka wonen. Voortaan zal Izak voor Rebekka zorgen. En straks zal Rebekka ook moeder worden. En veel later zal uit haar kinderen de Heere Jezus geboren worden.

De Heere verhoorde het gebed van Eliëzer en ook dat van Izak. Hij Zelf zorgde ervoor dat Izak een vrouw kreeg. Het was waar, wat Abraham zei tegen zijn knecht: "De Heere Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt."
Durf jij zo op de Heere te vertrouwen, zoals Abraham? Of regel je liever alles zelf? Als de Heere je het geloof van Abraham geeft, zul je hem ook in alles vertrouwen. Dan kom je niet beschaamd uit! Dan zal Hij je gebed verhoren, om de Heere Jezus' wil.

Aantekeningen hij de tekst

vs. 1 oud en welbedaagd: Abraham was in deze tijd ongeveer 140 jaar; hij was een grijsaard,
vs. 2 de oudste van zijn huis: Eliëzer (van Damaskus) Zie Gen. 15 : 2
Leg toch...: een manier van eedzweren (zie ook achtergrondinformatie)
vs. 4 mijn land: Mesopotamië.
mijn maagschap: familie (zie verder achtergrondinformatie)
vs. 8 rein: ontslagen en niet schuldig zijn aan de eed die ik u opleg,
vs. 10 al het goed zijns heren: alles wat hij voor onderweg nodig had en om aan de toekomstige vrouw van Izak en haar familie te geven.
stad van Nahor: de plaats waar Nahor woonde; de stad Haran (zie Gen. 28 : 10, 29 : 4)
vs. 11 2deed de kamelen nederknielen: om te rusten.
vs. 21 ontzette: door grote blijdschap en verwondering, ziende dat het teken, dat hij van de Heere verzocht had, zo haastelijk hem voor ogen kwam.
stilzwijgende: hij wilde zien of de Heere ook het andere waarom hij had gebeden, zou verhoren. Uit dit eerste zag hij al de verhoring van zijn gebed,
vs. 22 voorhoofdsiersel: een (gouden) band die over het voorhoofd wordt gedragen. (Anderen vertalen het met 'neusring')
vs. 23 de zoon van Milka...: dit wordt erbij gezegd, zodat Abrahams knecht zou weten dat ze geboren was uit een wettig huwelijk,
vs. 24 neigde zijn hoofd en aanbad: Eliëzer heeft gebeden en nu gaat hij ook danken,
vs. 25 geloofd: gedankt.
waarheid: de getrouwheid in het houden van Zijn beloften.
aangaande mij: wat mij aangaat.
broederen: familie,
vs. 33 hij: Laban
vs. 35 groot geworden: rijk en machtig.
hij heeft hem gegeven: hij heeft hem erfgenaam van alles gemaakt,
vs. 49 trouw: waarheid
te kennen geven: vertellen, zeggen.
opdat ik mij ....: opdat ik een andere weg ga, om de opdracht van mijn heer uit te voeren,
vs. 50 Laban en Bethuël: de zoon wordt hier voor de vader genoemd, omdat hij, zoals men denkt van zijn vader opdracht had het woord te voeren, en het bestuur van het huis voor het grootste gedeelte bij hem lag, omdat zijn vader niet alleen oud, maar misschien ook ziekelijk was. (zie verder achtergrondinform atie)
van de Heere...: hieruit blijkt dat er bij de familie van Abraham nog enige kennis en vreze van de ware God geweest is.
kwaad noch goed...: wij kunnen er niets in tegenspreken.
vs. 52 zo boog hij zich: Eliëzer heeft opnieuw de Heere gedankt, nu in het bijzijn van de familie van Rebekka.
kleinoden: allerlei sieraden..
vs. 57 laat ons de mond... : laten we het Rebekka zelf vragen, ze heeft door de geschenken aan te nemen al laten merken, dat ze de vrouw van Izak wil worden.
vs. 59 hun zuster: hun bloedverwant.
haar voedster: Debora (zie 35 : 8)
vs. 61 jonge dochters: meisjes die de vrienden haar tot gezelschap en dienst meegaven,
vs. 62 in het zuiderland: in het zuiden van het land Kanaän, in de buurt van Berseba en Gerar.
vs. 63 om te bidden: te mediteren
zij viel van de kemel: de Oosterse gewoonte eiste dat een vrouw een man van gelijke of hogere rang te voet voorbijging,
vs. 65 bedekte zich: een teken van schaamte en onderwerping. 

Achtergrondinformatie

ABRAHAMS ZORG OVER ZIJN ZOON
Abraham is een grijsaard geworden, die beseft dat zijn sterven dichtbij is. Daarom vindt hij het tijd worden ervoor te zorgen dat zijn zoon Izak een vrouw zal krijgen. Izak is toch de zoon der belofte.
Uit hem moet de beloofde Messias geboren worden. Dit gedeelte wil ons leren, dat God op bijzondere wijze voor Abrahams huis gezorgd heeft, omdat de Kerk aan dat huis haar oorsprong heeft te danken.
Hij wilde niet dat Izak zou trouwen met iemand van de Kanaänieten. Deze mensen dienden de Heere niet, maar de afgoden. Ook wist Abraham, dat hij door hun ondergang het land Kanaän zou erven.

IZAK
De opdracht aan Eliëzer maakt duidelijk hoe Abraham tucht over zijn zoon uitoefent. Hij stelt hier zijn zoon onder voogdij van zijn knecht (Gal. 1 : 1, 2). Wij zien ook, hoe Izak zijn vader in alles gehoorzaam is geweest, en zich vrijwillig onder voogdijschap van Eliëzer heeft laten stellen, zonder enig tegenspreken. Ook hier is hij een waarachtig type van Hem, Die in alles de Vader gehoorzaam is geweest.

ABRAHAMS FAMILIE
In Abrahams maagschap was de dienst van de ware God, hoewel niet geheel rein, toch het meest bewaard gebleven.

ELIËZER (= GOD IS MIJN HULP)
Hoewel in dit hoofdstuk de naam van Abrahams knecht niet wordt genoemd, gaan de meeste verklaarders er toch vanuit dat dit Eliëzer geweest is. Van hem lezen we in Gen. 15 : 2, waar Abraham het heeft over 'de bezorger van mijn huis' is deze Damaskener Eliëzer. Abraham heeft vroeger gedacht dat deze Eliëzer eenmaal de erfgenaam zou worden van alles wat hij had. Daarom is het des te opvallender dat juist deze knecht de opdracht krijgt een vrouw voor Izak te zoeken.
Zijn naam betekent 'God is mijn hulp' en ook dat komt de geschiedenis met Rebekka duidelijk uit.

ELIËZERS EEDZWEREN
De heup is de zetel van de kracht en tevens symbool van de nakomelingschap.
'De Heere, de God des hemels'. Abraham noemt de Heere niet alleen 'God' (Elohim), maar ook HEERE (Jehova), omdat Hij de belofte gegeven. Abraham weet, dat Hij het is, Die alle dingen bestuurt Hij heeft hem uit zijns vaders huis geroepen, maar hem ook Kanaän tot een erfelijke bezitting gegeven.
Abraham heeft reeds op onderscheidene wijzen ondervonden, dat God Zijn engelen of Zijn Engel gebruikt ten dienste der gelovigen.

ELIËZERS GEBED/ HET TEKEN DAT HIJ VRAAGT
Eigenlijk bidt Eliëzer: Heere als een meisje op mijn vraag om mij wat te drinken te geven, ook zal aanbieden, de kamelen te drenken, dan zal ik haar tot vrouw vragen voor Izak. Hieruit zou dan blijken dat de Heere Zelf het zo bestuurd had. Door een onbekende zo vriendelijk haar diensten aan te bieden, zou blijken wat voor karakter ze had.
Het teken dat Eliëzer bepaalde, bewijst hoeveel waarde men in het huis van Abraham hechtte aan goede werken, aan werken van vriendschap, gastvrijheid en milddadigheid tegenover mensen en dieren.
Het teken, dat hij vraagt zal bewijzen of de vrouw die hij voor Izak nodig acht, in de eerste plaats een goede, maar ook een hulpbiedende vrouw is. Een kameel drinkt gewoonlijk zeer lang, vooral na een reis.
Het woord 'ontzette' (vs. 21) betekent eigenlijk: in een toestand raken van verwondering en verbazing. De verhoring van zijn gebed heeft, als het ware, tweeërlei invloed op Eliëzer. Allereerst maakt zij hem klein onder deze grote weldaden Gods. Aan de andere kant komt zij hem zo groot voor, dat hij nauwelijks kan geloven, dat zij nu reeds en zo dadelijk heeft plaats gehad. Deze verwondering bij de knecht van Abraham toont, dat er twijfel in zijn ziel was. Zwijgend overdenkt hij, of God zijn reis voorspoedig gemaakt heeft. Is hij dan in het onzekere, over de besturing Gods, Wie hij om een teken en getuigenis heeft gevraagd? Ik antwoord, dat bij de vromen het geloof nooit zo volkomen is, of er lopen veel twijfelingen door. (Calvijn)

REBEKKA
Rebekka was vriendelijk en beleefd tegenover de vreemdeling. Ook was ze gewillig, om te doen wat hij van haar gevraagd had. Ja, zelfs deed ze wat haar niet gevraagd was (de kamelen water geven).

ELIËZER BIJ BETHUËL
Als we goed lezen, blijkt dat Eliëzer niets overtolligs heeft gezegd. Hij begint met te vertellen hoe rijk Abraham is. Rebekka's ouders hoeven dus niet bang te zijn haar mee te geven naar zo'n ver land.
Hij vertelt van de geboorte van Izak. Het wonder dat hij geboren werd, maar ook kan hieruit Izaks leeftijd ongeveer worden opgemaakt. Izak is de enige erfgenaam van zijn vader. Hij, de knecht, is met ede gebonden een vrouw voor te zoeken uit zijn familie. Verder vertelt hij dat Abraham gehoopt had, dat God zijn Leidsman op de weg zou wezen. Hij vertelt hoe hij tot God heeft gebeden en hoe de Heere hem had verhoord. Uit dit verhaal blijkt duidelijk dat God de Bestuurder van alles is geweest.

IZAK WAS UITGEGAAN OM TE BIDDEN
Uit alles blijkt dat Izak een teer leven heeft gehad. Een leven, waarin het gebed een centrale plaats had. Vergelijk ook later wanneer hij met Rebekka bidt om de kinderzegen.
Izak die weet heeft gehad van de opdracht die zijn vader aan zijn trouwe huisknecht heeft gegeven, heeft ook deze zaak ongetwijfeld in het gebed voor de Heere gebracht. En zoals de Heere Eliëzer verhoorde, verhoort Hij ook Izak. Eliëzer brengt een vrouw voor Izak mee. Een vrouw, die de Heere Zelf heeft aangewezen en gewillig gemaakt.

SLUIER
De sluier is een hoofddoek van een vrouw, die tot haar middel of enkels neerhangt. Naar oosters gebruik bedekt Rebekka haar gezicht met de sluier in de nabijheid van haar aanstaande man, tot aan haar huwelijk. De getrouwde vrouw geeft door het dragen van de sluier te kennen dat zij aan haar man toebehoort. De sluier wordt bij het verrichten van huiselijk werk afgelegd.

IZAK BRACHT HAAR IN DE TENT
Na wederkerig trouw beloofd te hebben, en na Gods Naam te hebben aangeroepen, neemt Izak Rebekka mee naar de tent. Abraham heeft Izak niet gedwongen om met Rebekka te trouwen, maar Izak heeft haar vrijwillig genomen. 

Antwoorden bij het ledenblad

Weet je het nog?
1. nee       7. ja
2. ja          8. nee
3. nee      9. ja
4. ja         10. ja
5. nee      11. ja
6. ja          12. ja
Van beneden naar boven staat er: 'Ik zal trekken'

Om over te praten
1.a. Als je een eed zweert roep je eigenlijk de Heere als Getuige erbij. We beloven dan niet alleen iets aan een ander, maar we zeggen, dat de Heere hoort wat we beloven. En ook dat Hij ons mag straffen, als we niet doen wat we beloven. We zeggen eigenlijk dat de Heere weet dat het waar is wat we nu zeggen.
b. Het eed zweren kwam heel vaak voor. De kinderen kunnen ongetwijfeld een aantal gebeurtenissen noemen waarbij dit gebeurde. Voorbeelden:
Ruth, die met Naomi meeging (Ruth 1 : 16 - 17).
Jakob liet Ezau zweren toen hij zijn eerstgeboortezegen verkocht (Gen. 25 : 33).
Abraham aan Achimelech (Gen. 21 : 23, 24),
Jakob aan Laban (Gen. 31 : 53).
Jozef aan zijn vader Jakob in Egypte (Gen. 47 : 31).
De broers aan Jozef (Gen. 50 : 25).
De verspieders aan Rachab in Jericho (Joz. 2 : 12).
David en Jonathan aan elkaar (1 Sam. 20 : 17).
David aan Saul (24 : 23).
Saul aan de tovenares te Endor ( 1 Sam. 28 : [10 : 10).
Koning David aan Simeï ( 19 : 23).
Koning Salomo (1 Kon. 2 : 23).
Koning Zedekia (Jer. 38 : 14).
In de volgende teksten zweert de Heere Zelf: Gen. 22 : 16, Jes. 45 : 23, Jes. 54 : 9, Ezech. 16 : 8).
c. Ook vandaag zweren mensen. Bijv. als je bij de politie wilt gaan werken of rechter wordt. Mensen die gaan regeren (koningin, mensen in de Eerste en Tweede Kamer, etc.) Ook mensen die moeten getuigen, leggen een eed af. (bijv. als ze moeten vertellen aan de rechter hoe een ongeluk is gebeurd)
d. Dat mag als dat van ons gevraagd wordt. Het mag echter nooit zomaar! (Misschien is het mogelijk hier ook in te gaan op bepaalde woorden, die door kinderen gebruikt worden en waardoor ze willen laten merken, dat wat ze zeggen echt waar is.) Dat we een eed af moeten leggen, is eigenlijk heel erg. Het betekent dat wij leugenaars zijn geworden door de zondeval. En omdat we zo vaak dingen vertellen die niet waar zijn, moeten we wel eens een eed afleggen, zodat de mensen zullen weten dat wat we zeggen echt waar is en we dus niet liegen!
2.a. Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft.
b. Dat betekent alles wat we voor onze ziel en ons lichaam nodig hebben.
c. Eten en drinken, kleren om aan te trekken, een huis om in te wonen, een vader en moeder die voor ons zorgen, verstand en wijsheid om ons werk te kunnen doen. Dit zijn tijdelijke dingen. Bovenal mogen en moeten we de Heere bidden of Hij ons een hart wil geven dat Hem mag vrezen, dat Hem liefheeft. We mogen vragen of we de Heere mogen leren kennen. Of Hij ons wil helpen bij het lezen uit en het luisteren naar Zijn Woord. Of Hij Zijn knechten wil helpen als ze het Woord van de Heere mogen preken. 
3. a. Abraham wist dat de Heere alles regeert. Hij weet dat de Heere alle dingen bestuurt. De Heere was het Die hem uit Ur der Chaldeeën had geroepen en hem in Kanaän had gebracht. De Heere was het, Die hem beloofd had dat Kanaän voor zijn kinderen zou zijn, dat had de Heere beloofd toen Abraham nog geen zoon had, maar die zoon had de Heere hem ook beloofd en gegeven. Abraham wist dat de Heere de Getrouwe was. Dat had hij al zo vaak gemerkt. En nu Izak een vrouw moest hebben, omdat anders er geen kinderen geboren konden worden, zou de Heere nu dan niet zorgen? Abraham vertrouwde vast op de Heere, dat Hij Zelf voor een vrouw voor Izak zou zorgen,
b. De Heere bestuurde het zo, dat toen Eliëzer klaar was met bidden, Rebekka de poort uitkwam. En toen Eliëzer om drinken vroeg, zei Rebekka dat ze ook wel voor de kamelen van Eliëzer water wilde putten. De Heere bestuurde het ook zo, dat de familie van Rebekka het goed vond, dat Rebekka mee zou gaan naar het land Kanaän en de vrouw van Izak worden. En toen aan Rebekka gevraagd werd of ze met Eliëzer mee wilde, zorgde de Heere er ook voor dat Rebekka gewillig was.
c. Aan de gewilligheid van Laban en de vader en moeder van Rebekka en Rebekka zelf.
d. Hierop zullen heel persoonlijke antwoorden komen. Misschien zijn er kinderen die niet direct iets kunnen noemen. Belangrijk is hierbij om erop te wijzen, dat als we de Heere bidden om gezondheid, eten en drinken, kleren om aan te trekken, hulp bij het werk dat we moeten doen, de Heere ons dat ook geeft! Ook dat is gebedsverhoring! De Heere spreekt dan door daden, en niet zozeer door woorden.

Puzzel
De letters die over blijven vormen samen de tekst:
'En Izak nam Rebekka en zij werd hem ter vrouw' (Gen. 24 : 67m) 


Het Woord van God in Samaria

Vertelschets


LEZEN:
Handelingen 8 : 5-25

ZINGEN:
1 : 1, 4
12 : 3, 7
15 : 1, 2, 5
24 : 2, 3
26 : 2
33 : 7
119 : 3, 4
139 : 1, 2, 3, 14
143 : 6, 10

KERNTEKST: Handelingen 8 : 21b en 22a: "...uw hart is niet recht voor God. Bekeer u dan van deze uw boosheid en bid God..."


Midden in de stad van Samaria, op het grote marktplein, is het druk. Alle mensen van de stad zijn hier bij elkaar gekomen. Kinderen, vaders, moeders, opa's en oma's... Rijke en arme mensen, zieke en gezonde mensen... Allemaal staan ze hier op het marktplein te kijken en te luisteren naar een man. Vandaag zal Simon de tovenaar de mensen weer toespreken. En misschien gebeuren er ook nu weer bijzondere dingen!

ledereen is helemaal vol van de toverij van Simon. Er wordt over bijna niets anders meer gepraatl Hij moet wel kracht van God krijgen om zulke bijzondere dingen te doen, denken de mensen. Hoe meer toverkunsten Simon in het stadje laat zien, hoe meer ze in hem geloven. Ze vereren hem zelfs als 'de kracht Gods', alsof hij de Messias zou zijn!

Enkele jaren geleden dachten de Samaritanen dat de Messias, de Verlosser, was gekomen. Er werd gepraat over een Joodse Man, Die Jezus heette. Hij deed veel wonderen, hadden ze gehoord. En Hij wist alles van je. Dat had een vrouw uit Sichar verteld, die Hem bij de put van Jakob ontmoet had. Maar het laatste wat de Samaritanen van Hem hadden gehoord, was dat Hij gekruisigd was in Jeruzalem. Door dit verdrietige bericht was alle hoop weg dat Hij de Messias zou zijn.
Toen was daar Simon de tovenaar gekomen. En hij deed bijna hetzelfde als Jezus! Door bijzondere krachten kon hij zoveel wonderlijke dingen doen. Maar... tegelijk met Simon was er ook angst en verdriet in de stad gekomen! De tovenaar bracht geen echte blijdschap. Mensen die door Simon waren genezen, werden weer ziek. Nog zieker dan eerst. Ze werden ziek in hun hoofd. Onreine, boze, geesten kwamen in hun hart. Daardoor werden ze bang, doodsbang soms. De toverkunsten van Simon waren wel bijzonder, maar ze maakten de mensen niet gelukkig.
Wonderlijke dingen gebeuren daar, in de stad Samaria. Simon houdt de mensen 'gevangen' met zijn toverij. Ze kunnen er niet los van komen. Het is alsof ze er naar toe getrokken worden... Ze moeten wel gaan kijken en luisteren. Totdat...

Weer is het marktplein vol met mensen, ledereen uit de stad is er: van klein tot groot, van jong tot oud. Gaat Simon zijn kunsten weer vertonen? Nee, hij staat zelf ook tussen de luisterende menigte. Vooraan op het plein staat een eenvoudige man. Het is Filippus! Filippus is uit Jeruzalem gekomen naar de stad van Samaria. Hij heeft de mensen een belangrijke boodschap te vertellen.
"Luister," zo klinkt zijn stem over het marktplein. "Weten jullie nog van de Heere Jezus? Dat Hij tot de mensen sprak, en wonderen deed, ook in Samaria? De mensen op het marktplein knikken. Jawel, dat weten ze allemaal nog. Iemand roept: "Maar Hij is gekruisigd! Hij is gestorven!" "Ja, dat is waar," zegt Filippus. "De Heere Jezus is gekruisigd, Hij is gestorven en begraven. Maar..." De stem van Filippus klinkt nu vol vreugde: "Hij is niet in het graf gebleven! Op de derde dag is Hij weer opgestaan uit de dood! ik breng jullie de blijde boodschap van het Evangelie: De Heere Jezus leeft!"
Een schok van vreugde gaat door de luisterende menigte heen. De Heere Jezus... Hij leeft?! Zou Hij dan toch de Messias zijn?
Filippus gaat verder met zijn preek. "Hij heeft de straf voor de zonde gedragen. Wie in Hem gelooft zal bevrijd worden uit de macht van de satan." Filippus ziet al die mensen om hem heen. Zoveel mensen met pijn, met angst, met verdriet. Hij voelt ook de macht van de boze geesten die deze stad gevangen houden in een wurgende greep. Hij ziet de wanhopige ogen van al deze mensen. En hij weet dat er maar Een is, Die hen verlossen kan! "ik kan jullie niet beter maken.", zegt Filippus. "Maar er is er Een, Die alle macht heeft over hemel en aarde, Die sterker is dan de duivel!"
Simon de tovenaar heeft zijn ogen en oren goed open. Zijn ogen staan boos. Niet Filippus maar hij, Simon de machtige tovenaar, had daar vooraan moeten staan. De mensen moeten niet naar Filippus maar naar hèm komen.
Kijk, daar komen de mensen naar Filippus.
Mensen in de macht van boze geesten. Zieken, kreupelen. Mensen, die eerst naar Simon zijn geweest, maar door hem niet echt genezen zijn. En... ze worden genezen! In de Naam van de Heere Jezus.
Ademloos kijken de mensen op het marktplein toe. Ze zien voor hun ogen gebeuren wat Filippus hen net verteld heeft. Filippus heeft hen de waarheid verteld. Jezus leeft! Jezus is de ware Messias! Hij wil verlossen van pijn, van ellende, van boze geesten. Maar het allerbelangrijkste is wel dat deze Messias, deze Verlosser, ook hun zonde wil vergeven! De Heere Jezus bevrijdt! Hij brengt echte blijdschap!
Simon de tovenaar... Hij weet niet wat hij ziet. Dit, wat Filippus doet... Dit is echt. Dit is geen toverij. Dit is geen kunstje. Dit is een werk van God! Hier kan hij niet tegen op. God is machtiger dan hij, Simon, met z'n toverkunsten. Dat ziet Simon wel. En hij voelt dat de boze geesten die hem die wonderlijke krachten gaven, gaan verliezen. Er is een Ander Die de harten van de mensen inneemt. Jezus Christus, de opgestane Levensvorst, wint het van de vorst der duisternis in de stad van Samaria!
Vanaf de dag dat Filippus het Evangelie van Jezus Christus predikt, gaan er dingen veranderen. De mensen gaan niet meer naar Simon de tovenaar luisteren en kijken. Wat is het verkeerd geweest om te geloven in de tovenaar! Maar nu weten ze dat er maar Een is Die echte blijdschap kan geven... Alleen de Heere Jezus kan mensen verlossen van ziekte en van zonde! Steeds als Filippus gaat vertellen over Hem zit er een groep mensen te luisteren. Of het nu kinderen zijn of grote mensen... ledereen luistert ingespannen om maar niets te missen.
Wat doe jij als je hoort vertellen uit het Woord van God? Luister je goed? Wil je ook graag zoveel mogelijk over de Heere God leren? Het belangrijkste is dat je, net als die mensen uit de stad van Samaria, gelooft in de Heere Jezus. Hij wil ook nu nog kinderen verlossen van hun zonde en echte blijdschap geven.
Nu de mensen in de stad van Samaria geloven dat Jezus Christus de Messias, de Zoon van God, is, gaat Filippus hen ook dopen. Ook Simon de tovenaar! Deze eerst zo belangrijke, trotse en machtige tovenaar laat zich dopen door de eenvoudige evangelist Filippus. Waarom? Gelooft Simon ook dat Jezus de Messias is? Ziet hij ook hoe verkeerd hij geweest is, door de mensen te bedriegen met zijn toverkunsten? Heeft hij berouw over zijn zonden? Nee, Simon de tovenaar is alleen maar verbaasd door alles wat Filippus zegt en doet. Simon moet erkennen dat de Heere Jezus machtiger is dan hijzelf. Daarom laat hij zich dopen. Maar van zijn oude tovenaarsberoep kan hij nog niet helemaal afscheid nemen.
Een klein stukje van Simons hart is voor God. Simon gelooft dat God een machtig God is, Die wonderen kan doen. Maar de rest van zijn hart is vol van gedachten over toveren, over veel geld verdienen, over eer en roem en juichende mensen. Dat is niet goed van Simon. God vraagt geen klein plekje in je hart. Nee, Hij vraagt je hele hart, je hele leven. Hij alleen moet de belangrijkste voor je zijn. Hoe is dat bij jou? Is jouw hart alleen voor de Heere? Vraag Hem in je hart te komen wonen. Zodat het alleen voor Hem zal zijn!
Al snel wordt in de wijde omtrek bekend wat er gebeurd is in Samaria. Zelfs de apostelen in Jeruzalem horen het blijde bericht dat Samaria het Woord van God heeft aangenomen! De apostelen Petrus en Johannes gaan direct op reis naar de stad van Samaria om Filippus te helpen bij het vele werk dat nu te doen is.
Als Petrus en Johannes in Samaria aangekomen zijn, merken ook zij de blijdschap in de stad. Wat een vreugde is er in de harten van de mensen gekomen nu de Heere Jezus hun Leidsman is, in plaats van Simon de tovenaar en de boze geesten!
Toch is Filippus niet zo blij als de anderen. Van mensen uit andere plaatsen heeft hij gehoord dat de Heilige Geest op een bijzondere manier werkt. Mensen gaan bijvoorbeeld in allerlei talen over de Heere spreken. Maar hier, in deze stad, merkt hij daar niets van.
De apostelen begrijpen wat Filippus bedoelt. Het is wel belangrijk dat ook de mensen uit de stad van Samaria de gave van de Heilige Geest krijgen, ledereen in de omgeving moet toch kunnen horen en zien dat zij echte volgelingen van de Heere Jezus zijn geworden! Samen bidden ze tot God. Dan roepen ze alle mensen bij elkaar en leggen hun de handen op. God zegent het werk van deze apostelen! Een diepe vreugde is in het hart van de mensen nu ze de Heilige Geest op deze bijzondere manier ontvangen. Simon de tovenaar is er ook bij. Hij ziet hoe de apostelen bij iedereen de handen opleggen. Hij ziet ook hoe de Heilige Geest werkt in de harten van de mensen. Zij gaan Gods lofverkondigen, zodat iedereen het hoort. "Wat knap van Petrus en Johannes!" denkt Simon. "Wat een macht hebben ze, dat ze zomaar de Heilige Geest uit kunnen delen!"
Eerst is er bewondering in Simons ogen als hij naar Petrus en Johannes kijkt. Maar dan verandert er iets. Simon wordt jaloers! Hij denkt diep na... En dan heeft hij zijn plan klaar... Als het lukt kan hij veel geld verdienen en wordt hij, Simon de tovenaar, weer net zo machtig en beroemd als eerst! Hij gaat naar Petrus en Johannes en zegt "Ik heb gezien dat jullie macht hebben om de Heilige Geest uit te delen. Als ik jullie eens veel geld zou geven.. Heel veel geld... Dan kan ik van jullie die macht ook wel krijgen..."
Petrus wordt boos! "Denk je soms dat deze gave van God met geld te koop is? Jij, Simon de tovenaar... Jij denkt geld te verdienen aan heilige dingen? Je zal nog eens voor eeuwig verloren gaan door dat geld van je! Denk maar niet Simon dat je de bijzondere gaven van de Heilige Geest nu nog kunt krijgen!" Simon de tovenaar voelt de ogen van de apostel Petrus dwars door zich heen kijken. Hij krimpt in elkaar bij de onderzoekende blik in die ogen. Petrus heeft hem door! Zijn plan is mislukt!
Petrus zegt "Het gaat om je hart, Simon.. Jouw hart is niet oprecht voor God Ik zie dat |e wel net doet alsof je In Jezus Christus gelooft, maar dat je hart niet voor de Heere Is. Je hebt geen berouw over wat je gedaan hebU Ik zie dat je een vreselijk boos hart hebt. Bekeer je van deze boosheid en bid God om vergevlngl" Simon trilt over z'n hele lichaam van angst. Hij zit In elkaar gedoken aan de voeten van Petrus. Wat een vreselijke woorden van Petrus over heml Zal God hem nu voor eeuwig verloren laten gaan en vreselijke straffen over hem heen laten komen? "Petrus, Johannesl". roept hij. "Bidden jullie voor mij dat die erge straffen niet zullen komen?" Maar de apostelen zeggen nlets- Nee, Simon moet zelf bidden tot de Heere om vergeving. Als Simon zijn zonden zou belijden aan de Heere, dan kan hij vergeving krljgenl Maar hij doet dat niet. Hij denkt ook niet aan zijn zonden die God verdriet doen. Hij denkt alleen maar aan de straf die Petrus net voorspeld heeft. Hij heeft God alleen maar nodig om te ontkomen ,ian die vreselijke straf. Verder niet.
Arme Simon! Zijn hart is niet opreht voor God. Voor de mensen om hem heen leek Simon net een gelovige man. Maar voor God.. Simon kon de Heere niet bedriegen met mooie woorden nette kleren, een aardig gezicht God ziet meer dan dat Hij ziet het hart van Simon En Hij ziet ook jouw hart! Is jouw hart oprecht voor God? Heb je Hem echt lief gekregen? Heb je Hem nodig als Verlosser van zonde? Het is van levensbelang dat je zonden door de Heere vergeven worden! Want met onze zonden kunnen wij niet voor de Heere bestaan. Vraag elke dag de Heere om een eerlijk hart. "Doorgrond m' en ken mijn hart, o Heer'! Is 't geen ik denk niet tot Uw eer? Beproef m' en zie of mijn gemoed iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt. En doe mij toch met vaste schreden de weg ter zaligheld betreden!"

Aantekeningen bij de tekst

vers 5: 'Filippus kwam': Filippus was een van de zeven diakenen die In Jeruzalem uitgekozen waren om de armen te verzorgen. Als gevolg van vervolging worden de christenen verstrooid. Ook Filippus verlaat Jeruzalem en trekt naar Samaria om daar het evangelie te brengen
vers 6: 'wonderen': De wonderen dienen ter bevestiging van de prediking.
vers 9: 'toverij': Net als de tovenaars In Egypte deed Simon valse tekenen, met als doel zichzelf te verhogen,
vers 13: 'geloofde ook': Door wat hij zag en hoorde werd Simon overtuigd van de waarheid van het Evangelie. Hij voegde zich bij de gemeente.
'grote krachten': Net als de tovenaars in Egypte moest Simon erkennen dat de krachten die door Filippus geschiedden, groter en wonderlijker waren dan hijzelf kon bewerkstelligen,
vers 14: 'zonden zij': Petrus en Johannes werden gezonden om de jonge gemeente in het geloof te sterken en orde aan te brengen In het gemeenteleven,
vers 15: 'de Heilige Geest': Zij hadden wel al de Heilige Geest ontvangen, want niemand kan in de Christus geloven zonder de werkingen van de Geest in zijn hart. Hier worden echter de bijzondere, wonderlijke werkingen van de Heilige Geest bedoeld zoals wel vaker In de tijd van de eerste christengemeenten gebeurde.
vers 16: 'gedoopt In de Naam': Het is niet zo dat zij alleen In de Naam van Jezus gedoopt zijn. Maar hier wordt bedoeld dat de doop aangaf dat zij Hem, Christus, en Zijn gemeente werden ingelijfd,
vers 17: 'legden zij de handen op hen': Dit was een bijzonder teken waardoor de gave van de Heilige Geest door de apostelen gegeven werd. Deze gave bestaat hierin: wonderen doen, profeteren, velerlei talen spreken.
vers 18: 'geld': Simon probeert geestelijke gaven of ambten met geld of giften te kopen. Deze zonde wordt later wel 'simonie' genoemd,
vers 20: 'zij met u': Dat betekent 'verderve met u'. Het is een zware zonde die Simon deed. Dit heilig dreigement geeft aan welke straf hem en degenen die hem daarin navolgen, te wachten staat,
vers 21: 'dit woord': Dat is de belofte van de uitstorting van de Heilige Geest die door God aan de gelovigen beloofd is (in bijv. Joël 2).
'niet recht': niet oprecht maar verkeerd en geveinsd,
vers 22: 'misschien': Dit zegt Petrus niet, omdat hij twijfelde of God hem zijn zonde zou vergeven, indien hij zich oprecht bekeerde, maar omdat hij twijfelde of hij zich oprecht bekeren zou, zoals uit de volgende woorden blijkt.
vers 23: 'bittere gal': Er is een zeer bitter en boos hart in Simon, vol van ongerechtigheid.
vers 24: 'bidt gijlieden': Hij veinst of hij zich wil bekeren, uit vrees voor de straf waarmee Petrus gedreigd had.

Achtergrondinformatie

FILIPPUS
Na het doden van Stefanus werd de gemeente in Jeruzalem eens te meer vervolgd. Vooral Saulus, een jonge farizeer, ging hierin woest en zeer ijverig te werk. De uitwerking van de vervolging was dat allen verstrooid werden. Zij verspreidden zich door de landen van Judea en Samaria. De predikers gingen heen, alleen de apostelen bleven te Jeruzalem. Zij bleven op hun post om te hulp te komen wanneer de andere predikers hen nodig zouden hebben.
Filippus de diaken werd door de verstrooiing een evangelist. Hij mocht Samaria de opgestane Christus gaan prediken. De wonderen die hij deed bevestigden het Woord dat hij bracht. De macht van Satan werd verbroken door de komst van het verlossende Woord van Jezus Christus.

DE STAD
De plaats die Filippus koos was de stad Samaria, de hoofdstad. Matthew Henry geeft aan dat dit waarschijnlijk dezelfde stad is als Sichem of Sichar, de stad Samaria waar Christus was (Joh. 4). Deze zelfde verklaarder vertelt dat de Samaritanen een verwachting kenden van de Messias, zoals de Samaritaanse vrouw bij de put verwoordde: "Ik weet dat de Messias komt" (Joh. 4:25). Toen al openbaarde Jezus Zich aan hen: "Ik ben het." Berichten uit Jeruzalem over de gekruisigde Jezus leken echter deze Messiasopenbaring in twijfel te trekken. Het liep met Jezus anders dan ze hadden gedacht. De opkomst van de Samaritaan en magiër Simon verdrong de gedachte aan Jezus. Door de toverijen van Simon zijn zij, onder de toelating van God, in handen van de Satan gevallen. Zij werden geheel ingenomen en 'bezeten' door hem.
Nu Filippus met het blijde Evangelie van de opgestane Messias Jezus Christus komt, moet Satan wijken. Onreine geesten moeten de hogere macht en kracht van God erkennen en worden uitgeworpen. En zelfs de tovenaar zelf erkent de waarheid van het Evangelie. Zielen worden bevrijd van de 'angsten der hel'. De stad wordt een blijde stad waarin Jezus Christus Overwinnaar is!

GENEZEN!?
In deze geschiedenis komt duidelijk de macht van de duivel naar voren. Ook hij kan, door middel van bijv. Simon de tovenaar, mensen genezen. Spectaculaire veranderingen in het lichaam kunnen door zijn macht bewerkstelligd worden. In eerste instantie lijkt er dan ook geen verschil te zijn tussen de genezingen door Simon en de wonderen die Filippus doet. Echter, de mensen die door Simon genezen zijn, worden niet gelukkig. Een andere 'ziekte' komt over hen. Hun hart is 'verontreinigd' door de macht van boze geesten. In plaats van genezen te zijn, zijn ze dus eigenlijk nog zieker geworden.
De genezingen die Filippus mag verrichten zijn anders. Zij hebben als effect dat mensen beter worden. Maar vooral dat ze verlost worden van de macht van de duivel. Dat is pas echte bevrijding! Daar wordt je pas echt gelukkig en blij van!

SIMON DE TOVENAAR
Simon behoorde tot de klasse van Goëten of godsdienstige bedriegers, die ten tijde van de apostelen het land doortrokken. In de kerkgeschiedenis staat hij bekend als Simon Magus, de magiër, in Simon zien we voor het eerst ketterse elementen in de kerk indringen. Door de 'oude kerkvaders' wordt hij wel de vader van de ketters genoemd.

Simon is waarschijnlijk uit Samaria afkomstig. Het volk vereerde hem dan ook als nationale held. Het streelde hun ijdelheid dat zo'n groot man uit hun midden was voortgekomen. Van klein tot groot zagen zij naar hem op. Dit was ook de bedoeling van Simon. Hij voelde zichzelf erg belangrijk. En het volk ging daarin mee. Ze noemden hem zelfs 'de kracht Gods'. De verwachting datJezus de Messias zou zijn, was in rook op gegaan. Hij was immers gekruisigd. Maar nu, in de plaats van Jezus, was Simon er met zijn wonderen en tekenen.
Door deze feiten is het te begrijpen hoe bijzonder het was dat ook Simon overging tot de leer van Jezus Christus. Zijn ommekeer is echter niet oprecht. Simon blijft onder zijn 'bekering' dezelfde, zoals blijkt uit zijn voorstel om de gave van de uitstorting van de Heilige Geest door geld te verkrijgen. Ook na de terechtwijzing door Petrus is bij Simon geen sprake van schuldbelijdenis en verootmoediging voor de Heere. Enkel uit vrees voor de straf waarmee Petrus dreigde, vraagt hij om gebed. Hij gaat ook niet in persoonlijk gebed. Hij vraagt om gebed van de apostelen alsof deze het gebed als een soort toverspreuk kunnen gebruiken om de straf van Simon te weren.
Hoe het met Simon is afgelopen, is niet bekend. Petrus had weinig hoop voor hem. Wel roept hij hem op om boete te doen en te bidden om vergeving van zonden. Hij verwerpt hem dus nog niet geheel en al. Maar hij voorziet dat de magiër voor de Kerk tot een bittere gal en een samenknoping van ongerechtigheid zou worden. Hij zou velen onder de gelovigen verontreinigen en vergiftigen.
Hoe het ook met Simon verder is gegaan... Voor ons is de vraag duidelijk: Is ons hart oprecht voor God? Deze geschiedenis uit de Bijbel mag dan ook niet besloten worden met een veroordeling van Simon maar moet resulteren in een persoonlijk onderzoek van onze eigen beweegredenen om God te dienen. Steeds weer moet het onze bede zijn: "Doorgrond en ken mijn hart, o HeerT

GAVE VAN DE HEILIGE GEEST
De Samaritanen hadden wel al de Heilige Geest ontvangen. Door die Geest waren zij immers wedergeboren, kinderen van God geworden en kregen zij deel aan de hemelse erfenis. Hier wordt echter gedoeld op de bijzondere werkingen van de Geest. Paulus beschrijft die in 1 Korinthe 14. Filippus merkt geen van de gaven van de Geest op bij de nieuwe gemeente. Dit was niet te wijten aan Filippus of aan de pas bekeerden. Hier moet men meer denken aan het woord: de een zaait, de ander maait. Met vreugde vullen de geroepen apostelen Petrus en Johannes het werk van Filippus aan.
De gave van de Heilige Geest was niet alleen belangrijk voor de gedoopten persoonlijk. Het was tevens een bewijs van de inlijving bij de gemeente Gods zoals die in Jeruzalem was ontstaan en nu 'wereldwijd' zou worden. Zo is door de uitstorting van de Heilige Geest in de stad van Samaria deze gemeente een werkelijke 'dochter' van de 'moeder' in Jeruzalem. 

Antwoorden bij het ledenblad

Oplossing puzzel: Simon de tovenaar

Antwoorden:
1 Filippus
2 Samaria
3 Simon
4 tovenaar
5 wonderen
6 blijde
7 Jezus
8 kracht
9 geloofden
10 toveren
11 dopen
12 Johannes
13 jaloers
14 macht
15 recht

Om over te praten
1a. De stad van Samaria was in handen van de duivel. 'Onreine' geesten hadden een plaats in de harten van de mensen. De toverkunsten van Simon de magiër hielden de mensen gevangen in de strikken van de satan. Er was verdriet en angst in de stad. Maar als Filippus komt met de blijde boodschap van de opstanding van Jezus Christus komt er een verandering. Filippus verdrijft in de Naam van Jezus de 'onreine' geesten en geneest ook mensen! Hij laat met deze wonderen zien dat Jezus echt leeft! Nu komt er echte blijdschap in de stad: Jezus leeft, Hij blijkt toch de echte Messias te zijn! Satan moet vluchten voor de macht van Jezus. Angst en pijn worden door het Woord van God veranderd in vreugde en genezing!
1 b. in de tijd van Filippus was er nog geen Bijbel. De mensen konden vaak niet lezen en wisten zo ook heel weinig over God. Door bijzondere tekenen en wonderen te zien, geloofden de mensen dat het echt waar was wat er verteld werd over de Heere Jezus. Wij hebben wel de Bijbel. In de Bijbel wordt heel veel verteld over de Heere God. Het is Zijn eigen Woord! Voor ons opgeschreven door Zijn dienaren. Er gebeuren nog wel wonderen! Maar het is anders dan in de tijd van Filippus. Gods Woord is voor ons genoeg.
2a. Simon zag wel dat Filippus in de Naam van Jezus meer bijzondere dingen kon doen dan hijzelf. Hij merkte dat de Heere Jezus machtiger was. Daarom ging hij mee met al die mensen die bij hem wegliepen en naar Filippus gingen luisteren. Later wilde hl] ook wel de gave van de uitstorting van de Heilige Geest krijgen. Hij zag de bijzondere macht van de apostelen als een leuke toverkunst. Als hijzelf dat ook zou kunnen... dan kon hij veel geld verdienen en dan kwamen de mensen weer bij hem! Simon ging dus Jezus volgen om er rijker en beroemd door te worden.
2b. Wees eens eerlijk... Gaat het je om de Heere Jezus? Hou je van Hem met heel je hart? Wil je leven zoals Hij dat in Zijn Woord aan je vertelt? Of is er Iets anders waarom je bij de gemeente wilt horen? Vind je het gewoon gezellig in de kerk? Wil je er ook bij horen omdat je anders geen vrienden of vriendinnen hebt? Of is het omdat je weet dat je vader en moeder het fijn vinden? Dat is allemaal niet verkeerd. Maar het belangrijkste moet zijn: dat je zelf een nieuw hart hebt, dat de Heere wil dienen. Dus niet in de eerste plaats je vrienden volgen, je ouders volgen, gezelligheid 'volgen'. maar de Heere alleen!
3. 'Niet recht' betekent onoprecht, geveinsd, huichelachtig, bedriegend, leugenachtig. Voor het oog kunnen mensen met zo'n hart hele aardige en fijne christenen lijken. Maar in hun hart zijn ze anders. Ze zijn dus ook niet eerlijk, anders zouden ze er wel voor uitkomen dat ze anders denken dan dat ze zeggen of doen. Maar deze mensen vergeten een ding: God ziet en weet alle dingen. Hij ziet het hart aan! Hij is niette bedriegen met mooie praatjes, Hoe is het in jouw hart? God wil niet dat je je hart een huis voor de duivel laat zijn. Hij Zelf wil je hart! Hij zegt "Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij je hart!".

EXTRA VRAGEN:
4. Ons hart is zo vol zonde. Ons hart is vaak niet 'recht' voor God, net als bij Simon de tovenaar. We zijn vaak ongehoorzaam en kiezen onze eigen weg zodat we het liefste doen wat we zelf willen. Het lijkt dan alsof we de Heere Jezus willen volgen, maar in ons hart is het anders. Daarom is het goed om bij jezelf na te gaan of je eerlijk voor God leeft. De Heere vraagt van ons dat we eerlijk en oprecht zijn, Hij wil niet dat we Hem bedriegen met mooie woorden en ondertussen met ons hart de duivel volgen. De Heere kan in je hart zien of het goed is tussen Hem en jou. Hij weet precies of je op de goede weg bent. Ben je op de verkeerde weg, een schadelijke weg? Hij wil je een andere weg wijzen, de weg die tot het eeuwige leven met Hem leidt!
5a. Toverkunsten zijn verzonnen door de duivel. Eigenlijk wil hij daarmee de wonderen van God nadoen (denk bijv. aan de tovenaars in Egypte). Toveren is heel gevaarlijk! De duivel wil graag dat je er aan meedoet of boeken erover leest (bijv. Harry Potter-boeken). Zo wil hij je meelokken in een wereld van boze geesten. Kijk uit waar je mee bezig bent! Blijf dicht bij het Woord van God! Je kunt beter de Heilige Geest van God in je hart hebben dan een boze geest van de duivel!
5b. Het lijkt soms net hetzelfde. Maar er is toch een verschil tussen toverkunsten van de duivel en wonderen In de Naam van Jezus. De toverkunsten zijn bedoeld om de tovenaar meer eer en roem te geven. Hoe beter en mooier hij kan toveren, hoe beroemder hij is. Wonderen in de Naam van Jezus zijn bedoeld om de Heere God te eren en te danken. Het ging niet om Filippus toen hij de wonderen deed. Nee, het ging om de Naam van Jezus! Hij, Jezus, moet 'groterVbelangrijker worden, dan mogen de mensen Filippus wel vergeten!

Puzzel 1:
Simon was niet oprecht, Petrus was wel oprecht.

Puzzel 2:
Uw hart is niet recht voor God, Bekeer u dan van deze uw boosheid en bid God. 

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Mivo -12 | 27 Pagina's

Rebekka / Het Woord van God in Samaria

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Mivo -12 | 27 Pagina's