Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Samaritaanse vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Samaritaanse vrouw

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen:
De geschiedenis staat in Johannes 4 : 1-30, 39-42.
U zou kunnen lezen: vers 28-30 en 39-42.

Zingen:
Psalm 36 : 3
Psalm 42 : 1 en 5
Psalm 51 : 3 en 7
Psalm 65 : 2
Psalm 66 : 8
Psalm 139 : 1 en 14
Psalm 146 : 3

Kerntekst: "Is Deze niet de Christus?" Johannes 4 : 29b


Het is midden op de dag. De strakblauwe lucht boven de stad Sichar in het Samaritaanse land trilt van de hitte. De zon staat op haar hoogste punt. De straten van de stad, die eerst vol bedrijvigheid waren, worden rustig. De mensen blijven in hun huizen. Kooplieden doen een dutje in hun winkel. Er komen nu toch geen klanten. De dieren trekken zich terug in de schaduw.
Maar daar, in de zinderende hitte, loopt toch een vrouw. Ze heeft een stenen kruik op haar hoofd. Ze gaat de stad uit om water te putten. Daarvoor moet ze ver lopen, wel een half uur! Kan ze dat niet beter 's morgens doen, of wachten tot het koeler wordt? Dat doen de andere vrouwen ook.
Nee, ze vindt het niet erg om alleen water te gaan putten. Ze doet het juist nu, nu het rustig is op de weg en bij de put. Als ze 's morgens gaat, is ze samen met de andere vrouwen. Dan voelt ze de blikken prikken in haar rug. De vrouwen zeggen het niet openlijk, maar ze merkt hun verachting. Ze minachten haar. En misschien wel terecht...

Ze nadert de put. Ze kan ook wel dichter bij de stad water putten, maar dit is een bijzondere put. Die heeft vader Jakob vroeger nog gegraven. Ja, zo oud is hij al! Toen Jakob in het land kwam wonen, wilde hij zijn eigen put hebben. Dan konden zijn schapen daar drinken. Dan hoefde hij niet te wachten tot de Kanaanieten plaats voor hem maakten bij hun put. En de put is zo goed, dat hij nog steeds water geeft! Heerlijk, koel en helder water! Daarom gaat ze juist naar deze put.
Hé, ze is toch niet alleen! Er zit iemand bij de put. Het is geen vrouw, het is een man. De vrouw is teleurgesteld. Ze had gehoopt dat ze hier alleen zou zijn, even wat kon drinken en uitrusten. Maar nu zal ze snel opschieten. Vastberaden loopt ze naar de put toe. Ze schenkt geen aandacht aan de Vreemdeling die daar zit. Hij komt ook niet eens van hier, het is nota bene een Jood! Wat doet die hier, in het land van Samaria? Meestal mijden Joden het land van de Samaritanen.

De vrouw laat de kruik aan het touw naar beneden zakken. Ze kijkt de Vreemdeling niet aan. Laat die Jood niet denken dat Hij beter is dan zij. Ze kent de haat wel, die er tussen de Joden en de Samaritanen is. De Samaritanen zijn geen echte, volbloed Joden. Er zijn heidenen onder hun voorouders. Daarom denken de Joden altijd dat ze beter zijn. Toen de tempel vroeger werd gebouwd in Jeruzalem, mochten de Samaritanen niet eens meehelpen. Zeker omdat ze heidens bloed hadden! Maar ze hadden toch hun eigen tempel gemaakt, op de berg Gerizim. Daar aanbidden zij de Heere, En trots beweren de Samaritanen, dat het de enige plaats is waar je bidden mag. De kruik is vol, en de vrouw trekt hem aan het touw naar boven. Ze zet hem op de rand van de put en maakt het touw los. "Geef Mij te drinken." De vrouw schrikt en kijkt op. Dat is de Vreemdeling, die haar iets vraagt. Nee, die haar iets gebiedt! "Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?" vraagt de vrouw. Er klinkt verbazing in de stem van de vrouw. Dat Hij dat durft te vragen! Een Jood, die een Samaritaanse vrouw om een gunst vraagt. In de stem van de Vreemdeling klinkt gezag, maar toch is Hij niet onvriendelijk. "Als je wist Wie Ik ben, zou je van Mij levend water hebben begeerd," antwoordt de Vreemdeling haar, Hoe kan dat? Waar moet deze man levend water vandaan halen? "Heere, U hebt niets om mee te putten, en de put is diep. Waar haalt U dan het levende water vandaan? Bent U soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven heeft?" Maar de Vreemdeling gaat verder: "ledereen die van het water uit deze put drinkt, zal toch weer dorst krijgen. Maar wie drinkt van het water dat Ik geef, die zal nooit meer dorst hebben." De vrouw is verbaasd. Hoe zou dat kunnen? En ze antwoordt: "Heere, geef mij dat water, dan heb ik geen dorst meer, en hoef ik hier niet meer te komen om water te putten."

De Vreemdeling kijkt haar aan. Hij geeft geen antwoord op haar vraag. In plaats daarvan zegt Hij: "Ga heen, roep je man en kom hier." De vrouw verbleekt. Haar man? Dat is nu juist het grote probleem in haar leven. "Ik heb geen man," antwoordt ze verlegen. "Dat heb je juist gezegd," antwoordt de Vreemdeling. "Want je hebt vijf mannen gehad, en de man waarmee je nu leeft, is je eigen man niet." De vrouw kijkt naar beneden. Hoe kan dit? Hoe weet deze Jood van alles wat gebeurd is in haar leven? Het is waar, ze heeft een zondig leven geleid. Ze heeft al met vijf mannen geleefd. Ze is nooit trouw geweest, maar ze heeft hen steeds weer verlaten. Daarom praat iedereen in de stad over haar. Daarom voelt ze zich veracht. En daarom is ze op deze vreemde tijd naar de put gekomen. Maar hoe kan die Vreemdeling dat allemaal weten?
De Heere Jezus, want Hij is deze Vreemdeling, zegt precies waar het bij haar verkeerd zit. Dat doet Hij ook in jouw leven! Hij weet van je wat anderen niet weten. Hij kent je, ook je zondige gedachten. Wat doe jij als de Heere die aanwijst? Dat doet Hij in Zijn Woord. En bij het lezen van de Tien Geboden. Dan weet je: het is waar wat de Heere zegt. Ik heb gezondigd! Leef er niet overheen. Stop het niet weg. Want het is de Heere, Die je dit laat zien. Hij doet dat niet voor niets! Hij zoekt jouw behoud!

Het raakt de Samaritaanse vrouw diep dat deze Vreemdeling haar zonden aanwijst. Ze wordt niet boos. Hij is vast geen gewone man. Het lijkt erop dat Hij een Profeet is. Ze wil weten Wie Hij is. "Heere, ik zie dat Gij een Profeet zijt," zegt ze tegen de Vreemdeling. "Onze vaders hebben op deze berg de Heere aangebeden, en jullie zeggen dat Jeruzalem de plaats is waar je tot God moet bidden." Dat is het oude strijdpunt tussen de Joden en de Samaritanen. Wat zal deze Jood daarop zeggen? Gespannen luistert de vrouw als Hij antwoord geeft. "Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet meer op deze berg tot God zult bidden, en ook niet in Jeruzalem. U moet God aanbidden in geest en in waarheid." Het is niet belangrijk waar je bidt, maar hoe je bidt. Het gaat niet om de plaats, het gaat om je hart! Maak je toch niet zo druk om al die uiterlijke dingen!

Deze man is werkelijk een groot Profeet! De vrouw heeft aandachtig geluisterd. Het is waar wat Hij zegt, ze voelt het in haar hart. Er is geen spoor van haat in Hem. Zijn woorden zijn vol wijsheid en liefde. Er komt een verlangen in het hart van de vrouw om meer te horen. Deze man weet veel van God en van de toekomst van Israël. "Ik weet, dat de Messias komt, Die Christus genaamd wordt," vervolgt ze, "als Die komt, zal Hij ons alles verkondigen."
De Vreemdeling kijkt haar aan. "Ik ben het, Die met u spreekt," zegt Hij. De tijd lijkt wel stil te staan. Hij is het, met wie ze spreekt! De Messias, de Christus is gekomen! En Hij staat hier bij haar, Hij spreekt met haar! Dáárom waren Zijn woorden zo wijs en met liefde. Wat onbegrijpelijk groot als de Heere Jezus met je wil spreken. Doet Hij dat niet met jou? Ja, dat doet Hij! Nu, als je op de club Zijn stem hoort. Hij zegt vandaag tegen je: "Ik ben het, Die tot je spreekt." Ik heb het tegen jou. Speciaal voor jou gaat vandaag Mijn Woord open. Zoals de Heere ervoor zorgde dat de vrouw bij de put kwam, zo zorgt hij ervoor dat jij nu op de club bent, en luistert naar Zijn Woord, "ik ben het," zegt Hij tegen je. "Ik weet alles van je. Ik ken je door en door. Voor jou ben ik hier gekomen!" Zie je Hem staan? Luister dan naar Hem!

De vrouw wordt er blij van! Grote verwondering komt in haar hart. Nog veel meer zou ze plotseling aan Hem willen vragen. Maar daar hoort ze voetstappen achter zich. Er komen twaalf mannen aan. Ze komen uit de stad Sichar. Verbaasd kijken ze naar Jezus, hun Meester. Hij was achtergebleven bij de put, terwijl zij in de stad wat eten gingen kopen. En kijk nou toch, daar zit Hij te praten met een vrouw, een Samaritaanse! Onbegrijpelijk. Ze hadden er al moeite mee gehad dat hun Meester deze weg koos, dwars door het land van de Samaritanen. Ze zijn op weg naar Galilea, maar ze hadden ook wel om Samaria heen kunnen reizen, zoals alle Joden dat doen. Maar hun Meester wilde deze weg gaan. Hij moest door Samaria gaan. Ze hadden zich niet erg op hun gemak gevoeld toen ze in Sichar hun inkopen moesten doen. Overal werden ze nagestaard. En hun Meester zit daar, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, te praten met een vrouw. Hij moet toch weten dat het niet netjes is om met een vrouw alleen te spreken. Daar krijg je toch praatjes van? En wat is het voor een vrouw, die daar bij Hem zit? De verbazing is op hun gezicht te lezen. Maar toch zeggen ze niets.
De vrouw ziet het. Plotseling staat ze op, en loopt hard de weg af. Nee, niet omdat ze bang is voor deze mannen. Daarvoor is haar blijdschap te groot. Ze wil maar één ding: zo snel mogelijk alles aan haar stadgenoten vertellen! Wat een nieuws! Ze heeft met de Messias, met de Christus gesproken! De kruik van de vrouw blijft achter bij de put. Ze denkt er niet eens meer aan. Ze heeft ander water gevonden. Levend water, waar je nooit meer dorst van krijgt!

Even later komen er allerlei mensen de stad uit: kooplieden, handwerkers, huisvrouwen. Ze lopen allemaal in de richting van de Jakobsbron. Want daar, daar is de Christus, de grote Zoon van Jakob. Met verbazing hebben ze naar het verhaal van de vrouw geluisterd. Bij de put had ze een Joodse man ontmoet, die haar alles vertelde wat ze gedaan had in haar leven. Ja, ook al het slechte. De vrouw vertelde het nu zonder schroom. Is deze niet de Christus? Dat moet toch wel!
Een grote groep mensen vormt zich om de Heere Jezus. Verwachtingsvol kijken ze hem aan. "Meester," zeggen ze, "blijf alstublieft een poosje bij ons! Wij willen ook van U horen wat de vrouw van U hoorde." En de Heere Jezus luistert naar deze mensen. Twee dagen blijft hij in de stad Sichar. Hij schaamt Zich niet, om bij Samaritanen te logeren. Twee dagen lang geeft hij de Samaritanen onderwijs. Over het levende water, waar ze nooit meer dorst van krijgen. Weet je wat de Heere Jezus bedoelde met dat levende water? Dat is de Heilige Geest. Als Die in je hart woont, geeft Hij je alles wat je nodig hebt. Hij geeft je een hart dat de Heere liefheeft, en de zonde haat. Hij geeft je het geloof in de Heere Jezus als je Zaligmaker. Ja, dan heb je alles, dan hoef je geen dorst meer te hebben naar alles wat de wereld geeft. Dan heb je iets wat mooier is dan het mooiste speelgoed. Dan heb je een Vriend Die beter is dan welke vriend of vriendin dan ook.

En wat een wonder! De Heilige Geest werkt in het hart van de mensen in Sichar. Ze zeggen tegen de Samaritaanse vrouw: "Eerst geloofden we, omdat jij ons van Hem vertelde, maar nu geloven we in Hem omdat we Hem Zelf hebben gehoord! Nu weten we dat Hij werkelijk de Christus is, de Zaligmaker der wereld!" De mensen in Sichar, ze mochten drinken van het levende water. Al moesten ze nog zo vaak naar de Jakobsbron lopen om water te putten, hun ziel zou nooit meer dorst krijgen. De Heere Jezus had hun levend water gegeven. Aan deze Zaligmaker hadden ze voor altijd genoeg!

Levend water. Jij hoeft niet twee keer per dag naar een put te lopen om water te halen. Je hoeft de kraan maar open te draaien om je dorst te lessen. Maar voor dit levende water moet je niet naar de kraan. Voor dit water moet je op je knieën. Het maakt niet uit waar je bidt. Maar wel hoe je bidt: met een hart dat dorst heeft.
Zie je de Heere Jezus staan? Hij zegt vandaag tegen je: "Ik ben het, Die tot je spreekt!" Hij weet wie jij bent. Schaam je je voor je zondige hart? Heb je verdriet om alles wat je verkeerd deed? Wil je zo graag de Heere Jezus leren kennen als je Zaligmaker? Dan heb je dorst. Dan zegt Hij nu tegen je: "Wie dorst heeft mag komen, en drinken van het water des levens, voor niets." De Heere zegt het Zelf. Doe het maar!

Aantekeningen bij de tekst

Vers 1-3 Jezus komt uit Judea, waar Johannes van Hem getuigde dat Hij de Messias was. Het was iedereen, inclusief de Farizeeën, duidelijk dat Jezus meer discipelen maakte dan Johannes de Doper. De Farizeeën waren daarom bang dat Hij veel volgelingen zou maken, en voelden zich meer en meer bedreigd. Omdat de tijd om te lijden nog niet gekomen was, wijkt Jezus uit naar Galilea.
Vers 4 Door Samaria was de kortste weg om van Judea naar Galilea te komen.
Vers 5 genaamd Sichar: vroeger heette deze stad Sichem, deze naam was echter tot Sichar verbasterd, wat 'leugenstad' betekent.
nabij het stuk land...: Jakob heeft het Jozef op zijn sterfbed gegeven. Daar waren ook de beenderen van Jozef begraven.
Vers 6 de fontein Jakobs: de put die Jakob nog had laten graven.
omtrent de zesde ure: twaalf uur op de middag, als de zon op zijn heetst is. Een ongewone tijd om water te putten. Mogelijk wil de vrouw haar stadgenoten vermijden, vanwege haar levenswijze.
Vers 9 want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen: de Samaritanen aanbaden de Heere op de berg Gerizim. Dat gaf grote wrijving tussen Joden en Samaritanen.
Vers 10 de gave Gods: de Heere Jezus Zelf, die door de Vader gegeven is tot Zaligmaker van zonden.
levend water: de gave van de Heilige Geest, waardoor wij wedergeboren en levend gemaakt worden.
Vers 12 onze vader Jakob: hoewel de Samaritanen deels uit de heidenen afkomstig waren, beroemden ze zich erop nakomelingen te zijn van Jakob en Jozef.
Vers 20 Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden: nl. op de berg Gerizim. Voor de reden daarvoor zie de achtergrondinformatie over de Samaritanen.
De vrouw snijdt hier het grote twistpunt aan tussen Joden en Samaritanen. Ze heeft gezien dat Jezus alles van haar weet, en wil Hem nu op de proef stellen.
Vers 21 noch op dezen berg, noch te Jeruzalem: dan zal het er niet meer toe doen waar mensen de Heere aanbidden.
Vers 22 Gijlieden aanbidt wat gij niet weet: U hebt geen getuigenis gehad van God, dat u Hem op deze berg moet aanbidden. De Joden hebben dat van de tempel in Jeruzalem wel, want Salomo bouwde die op Gods bevel.
de zaligheid is uit de Joden: de Zaligmaker komt voort uit het Joodse volk.
Vers 23 De ure komt en is nu: vanaf nu wordt dat anders. 
in geest en in waarheid: het is niet meer belangrijk waar er gebeden wordt, maar hóe er gebeden wordt. God ziet niet meer de plaats aan, maar het hart van de bidder. Het moet een gebed zijn, geleid door de Heilige Geest, uit een oprecht hart.
Vers 24 God is een Geest...: God is geestelijk, onzienlijk. Hij wil aanbeden worden op een manier die met Zijn natuur overeen komt. Zie boven, vers 23.
Vers 27 en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak: in die tijd was het niet gebruikelijk dat een man en een vrouw zich samen ophielden en met elkaar spraken, zonder dat er iemand bij was.
Vers 30 Zij dan gingen uit: de inwoners van de stad Sichar.

Achtergrondinformatie

SAMARITANEN
Samaria is het gebied dat ten tijde van het Oude Testament werd veroverd door de koningen van Israël. Het werd in 722 v. Chr. door de Assyriërs vernietigd, en later door de koning van Assyrië opnieuw bevolkt, nu door heidenen, die de Joden moesten vervangen. Samaria kreeg hierdoor uiteindelijk een gemengde bevolking. De Samaritanen dienden God, maar ook de afgoden (2 Koningen 17 : 29, 33).
In de tijd van Ezra werd hun verboden mee te helpen met de tempelbouw (Ezra 4 : 3, 4), iets wat de Samaritanen de Joden nooit hebben vergeven. Ze hadden hun eigen tempel op de berg Gerizim.
Samaritanen zagen zichzelf in religieus opzicht als Joden met een eigen vorm van eredienst. Ze onderhielden de Joodse feesten, de Wet, praktiseerden de besnijdenis en verwachtten de Messias. Ze gebruikten een eigen (aangepaste) versie van de Pentateuch.

DE SAMARITAANSE VROUW
Haar naam wordt in de Bijbel niet genoemd. Daarom staat ze bekend als 'de Samaritaanse vrouw'. De Heere Jezus kende haar echter wel. Hij wist dat ze een onzedelijk leven leidde. Ze had vijf mannen gehad, en met de man waarmee ze nu leefde had ze geen officiële eerbare relatie.
Het vreemde uur waarop ze water komt putten (de zesde ure, dat is twaalf uur 's middags) geeft aan dat ze niet voor de sociale contacten naar de put komt. Het wekt op zijn minst de indruk dat ze andere vrouwen ontwijkt. Die kwamen niet op het heetst van de dag naar de put. Door de Heere is het echter zo bestuurd. Als het druk geweest was bij de put, had de Heere Jezus niet zo uitgebreid met haar kunnen praten.

DE ONGEBRUIKELIJKE VRAAG VAN JEZUS AAN DE VROUW
De haat tussen Joden en Samaritanen was wederzijds. Daarom vermeden Joden het land van de Samaritanen. Jezus doet dit niet. Ook toont Hij geen minachting voor hen. In één van Zijn gelijkenissen is het een Samaritaan die een gewonde reiziger helpt. Vanwege de haat tussen Joden en Samaritanen is het dus bijzonder dat de Heere Jezus deze vrouw aanspreekt.
Het is om nog een reden bijzonder. Een man hoorde zich niet alleen met een vrouw op te houden en met haar te spreken. De Heere Jezus doet dat wel. Hij heeft daar ook een reden toe. Hij is niet zomaar een man, Hij is de Verlosser, de Messias. Hij is niet alleen voor Joden, maar ook voor Samaritanen naar de wereld gekomen. Ook voor deze vrouw. Zij is één van degenen die Hem van de Vader gegeven zijn.

LEVEND WATER
Omdat het water in een bronput altijd in beweging is door het opborrelen uit de grond, spreekt men van 'levend water'. Deze uitdrukking gebruikte de Heere Jezus om de Samaritaanse vrouw te wijzen op het eeuwige leven, dat hij haar kon geven. Soms is zo'n bron erg wijd. Om toch gemakkelijk bij het water te kunnen komen, bouwt men een trap naar beneden, en dan kan men zo maar water scheppen. (...) Een der meest bekende bronnen die men nu in het Heilige land vindt, is de Jakobsbron bij Sichem. Deze is dertig meter diep. Men heeft er een overwelfsel overheen gebouwd, om te zorgen, dat het water koel blijft." (Bron: Het land van de Bijbel, Snoek). Hoewel het best waarschijnlijk is dat de Heere Jezus dorst had, is er ook een andere reden dat Hij om water vraagt. Hij brengt het gesprek namelijk op het levende water, dat Hij wil schenken. Met het levende water bedoelt hij de Geest der genade. Wie die Geest ontvangt, zal nimmermeer dorsten. Hij dorst wel, naar de gemeenschap met God, maar het is geen wanhopige dorst. Dit water wat Christus geeft, zal in hem worden een fontein van water. Hij die deze fontein van voeding en verzadiging bezit, heeft de wereld niet meer nodig om hem te troosten. Er is nooit tekort, de Geest geeft altijd genoeg. Deze fontein springt tot in het eeuwige leven: ze jaagt naar de volkomenheid, die er straks zal zijn. Dan zal er zijn verzadiging van vreugde.

DE DISCIPELEN
De discipelen van de Heere Jezus spelen in deze geschiedenis slechts een zijdelingse rol. Ze zijn naar de stad Sichar gegaan om eten te kopen, en de Heere Jezus blijft achter bij de put. In vers 31-38 komen ze weer ter sprake. Terwijl de vrouw naar Sichar gaat om haar stadgenoten te vertellen over Christus, voeren de discipelen een discussie met hun Meester over Zijn werk. Ze vragen Hem te eten van wat ze hebben meegebracht. De Heere Jezus antwoordt hen dat Hij een spijze heeft waarvan zij niet weten. Eerst denken de discipelen dan dat Hij intussen al gegeten heeft. Maar Jezus legt hen uit waarom ze eigenlijk hier zijn: om het werk te volbrengen dat Zijn Vader Hem opgelegd heeft. De velden zijn wit om te oogsten! Jezus bedoelt hiermee het Samaritaanse land, waar er zovelen in Hem zullen geloven. De discipelen hebben dit niet begrepen.
Deze discussie is buiten de vertelling gehouden, om het niet onnodig ingewikkeld te maken. Voor kinderen is het gesprek van Christus met de Samaritaanse vrouw al vrij moeilijk. De spits ligt bij het levende water, dat Christus wil schenken.

DE VRAAG AAN DE SAMARITAANSE NAAR HAAR MAN
De Heere Jezus vraagt in vers 16 naar de man van de Samaritaanse vrouw. Hij snijdt een ander gespreksonderwerp aan. Dat doet Hij met een bedoeling. Voordat de vrouw baat heeft bij het levende water, moet ze haar zondigheid leren zien. De verhullende opmerking van de vrouw "Ik heb geen man," bevestigt de Heere Jezus. Ze heeft het goed gezegd, ze heeft inderdaad geen man. De Heere Jezus gaat mild met haar om. Hij berispt haar niet op een harde manier, maar laat haar wel merken dat Hij alles weet. Daardoor legt Hij deze zaak nauw aan haar geweten.
De vrouw erkent Hem daarop als een Profeet. Ze acht Hem hoog, en wil graag meer van Hem leren. Ze begint tegen Hem over de Messias Die komen zal. Ze noemt zelfs Zijn Naam: Christus, Gezalfde. Ze vermoedt dat deze Vreemdeling daar meer over kan vertellen. Dan openbaart de Heere Jezus Zich aan haar als de Christus, Die gekomen is. 

Bijbelse aardrijkskunde

SICHAR
Sichar is de verbastering van de naam Sichem. Met deze namen wordt dus dezelfde stad bedoeld. De stad is gelegen ten zuidoosten van Samaria (zie kaartje).

DE JAKOBSBRON
De Jakobsbron bevond zich ten zuiden van Jozefs graf, in het dal ten oosten van de Ebal en de Gerizim. Hij was ongeveer een half uur lopen van de stad verwijderd. Door dit dal ging ook de weg van Jeruzalem naar Nazareth in Galilea, waar Jezus met Zijn discipelen over ging. Jakob groef de put, omdat hij als Vreemdeling onafhankelijk wilde leven van de Kanaanitische inwoners. Daarom was de put voor de Samaritanen een soort erfstuk, waar ze trots op waren. Hij werd daarom nog steeds gebruikt, hoewel er in de omgeving ook wel putten waren die dichter bij de stad lagen.

DE WEG DOOR SAMARIA
Jezus is met Zijn discipelen op weg van Judea naar Galilea. De kortste weg om daar te komen liep door het land van Samaria. De meeste Joden vermeden dit gedeelte echter, en reisden met een omweg om Samaria heen. Jezus doet dit niet. Hij heeft een speciaal doel: de velden in Samaria zijn wit om te oogsten! Daarom staat er in vers 4: "En Hij moest door Samaria gaan." Zijn liefde om zondaren te behouden dreef Hem daartoe. 

Antwoorden bij het ledenblad

Weet je het nog?
1. De Samaritaanse vrouw kwam uit de stad Sichar.
2. De put waar de Heere Jezus zat, was gegraven door Jakob.
3. De Samaritanen haatten de Joden.
4. De tempel van de Samaritanen stond op de berg Gerizim.
5. Onder de voorouders van de Samaritanen waren heidenen.
6. De Heere Jezus biedt de vrouw levend water aan.
7. De vrouw denkt dat de Heere Jezus een Profeet is.
8. De Heere Jezus wijst de zonden van de vrouw aan.
9. De vrouw zegt tegen haar stadgenoten: "Is deze niet de Christus?
10. Veel mensen uit Sichar geloven in de Heere Jezus.

Om over te praten
1.a. De Joden minachtten de Samaritanen omdat ze heidense voorouders hadden. Daarom vonden ze dat zij niet tot het uitverkoren volk behoorden,
b. De Heere wil dat wij onze vijanden lief hebben. Dat is niet gemakkelijk. Als iemand ons kwaad doet, willen we dat vergelden. Laten we maar aan de Heere Jezus denken, die Zijn vijanden goed deed. Die zelfs stierf voor het behoud van vijanden. Als we dat echt mogen zien, wordt het gemakkelijker om onze vijanden goed te doen.
In Spreuken 25 : 21 en 22 staat dat wij goed moeten doen aan onze vijanden. Dan zullen we 'hete kolen op hun hoofd hopen'. Dat is natuurlijk figuurlijk bedoeld. Zoals iemand die hete kolen niet kan verdragen omdat ze hem pijn doen, zo zal hij ook de vijandschap die hij tegen ons heeft, van zich af schudden. Het zal zijn hart vermurwen, zeggen de kanttekeningen hierbij.
2.a. De kinderen mogen zeggen wat ze van deze reacties vinden. De meeste reacties zullen herkenning oproepen. Waar het in feite om gaat, is of wij berouw hebben van onze zonden. Hebben we de Heere zo lief gekregen, dat we de zonden gaan haten? Dan willen we niets liever dan het eerlijk tegen de Heere zeggen, en om vergeving vragen. Dan willen we, als het nodig is, het ook graag goed maken met anderen. Het is een goed teken als we ons voor de zonde schamen. Maar alleen schaamte is niet genoeg. We moeten oprecht berouw krijgen van onze zonden,
b. Als we de Heere liefhebben, is het een troost dat Hij ons kent. Ook onze zwakheden. Dan bidden we: Doorgrond mijn hart, en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is. en leid mij op de eeuwige weg. Als we in de zonden leven, kan het bedreigend zijn dat de Heere ons kent. We kunnen bang zijn voor straf. Als we het niet fijn vinden dat Hij ons kent, is dat een slecht teken. Dan is onze verhouding met de Heere niet goed. De Heere vraagt ons dan ons te bekeren van onze boze weg.
3.a.Met levend water bedoelde de Heere Jezus de Heilige Geest. Die komt in je hart wonen en maakt je levend. Hij vergeeft je zonden, waardoor je voor eeuwig bij de Heere mag komen. Voor jonge kinderen is dit nog best abstract, omdat hier beeldspraak is gebruikt.
b.Van dit levende water krijg je nooit meer dorst. Want de Heere geeft je genoeg voor deze tijd en voor het eeuwige leven. Als je de Heere kent, hoef je je troost niet meer in de wereld te zoeken. De Heere kan beter voor je zorgen dan wie ook. Hij geeft je het eeuwige leven! 

Oplossing puzzel
Mattheüs 3 : 11 Ik doop u wel met water tot bekering
Johannes 4 : 14 Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten.
Mattheüs 14 : 29 En Petrus klom neder van het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen. 
Johannes 5 : 4 Want een engel daalde neder op zekeren tijd in dat badwater.
Mattheüs 10 : 42 En zo wie een van deze kleinen te drinken geeft alleenlijk een beker koud water.
Johannes 13 : 5 Daarna goot Hij water in het bekken, en begon de voeten der discipelen te wassen.
Johannes 2 : 7 Jezus zeide tot hen: Vult de watervaten met water. 
Lukas 8 : 25 Wie is toch Deze, dat Hij ook de winden en het water gebiedt, en zij zijn Hem gehoorzaam?
Johannes 19 : 34 Maar een der krijgsknechten doorstak Zijn zijde met een speer, en terstond kwam er bloed en water uit.
Handelingen 8 : 36 En de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?
Openbaring 22 : 1 En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.
Openbaring 22 : 1 En hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens.

De gekleurde vakjes vormen de zin: is deze niet de Christus?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2005

Mivo -12 | 27 Pagina's

De Samaritaanse vrouw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2005

Mivo -12 | 27 Pagina's