Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Gezegende Jakob'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Gezegende Jakob'

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen:
Genesis 32 : 22-31
(of: Genesis 28 : 10-19)

Zingen:
Psalm 27 : 5, 7
Psalm 115 : 6, 8
Psalm 106 : 2, 3
Psalm 133 : 3
Psalm 105 : 3, 6, 24
Psalm 134 : 2, 3
Psalm 72 : 9
Psalm 28 : 5, 6
Psalm 3 : 3, 4
Psalm 29 : 6
Psalm 24 : 2, 3
Psalm 118 : 8, 12, 13, 14

Kerntekst: En Hij zegende hem aldaar. Genesis 32 : 29b.


Wanneer ben je gezegend? Als je rijk bent? Als je goed kunt leren op school? Als je veel vrienden of vriendinnen hebt?
Dat zijn wel grote zegeningen. Maar echt gezegend ben je, als de Heere Zelf bij je is.

Door het stille land loopt een eenzame man. Het is Jakob. Hij is op de vlucht voor zijn broer Ezau, die hem wil doden. Wat wilde Jakob graag de eerstgeboortezegen hebben! Hij heeft die zegen gekregen, maar vraag niet hoe. Door list en zonde is het hem gelukt. Zijn blinde vader Izak heeft hem gezegend. Maar is hij nu ook echt gezegend? Zo voelt hij zich niet. 't Is waar, voor hij wegging, heeft zijn vader hem nog bij zich geroepen. Toen heeft Izak opnieuw Gods zegen op Jakob gelegd. Nu echt, van harte. Maar toen waren er al zoveel zonden gedaan. Zoveel leugens, zoveel harde woorden uitgesproken. Ezau wil hem doden. In zijn ogen heeft Jakob de eerstgeboortezegen gestolen. Daarom loopt hij hier. Eenzaam, arm. Aan niets is te zien, dat hij gezegend is. Wat heeft hij nu bereikt met zijn leugens? Zijn váder heeft hem nu wel gezegend, maar zal God hem ook zegenen? En wat heeft hij aan de zegen van God, als hij niet ook de God van de zegen heeft?

Het wordt nacht. Jakob zoekt een plaats om te gaan slapen. Hij vindt een steen die hij gebruikt als kussen. Daar ligt hij nu. Een zondaar, een bedrieger. Maar dan gebeurt het wonder. In die nacht opent zich de hemel. God zoekt Jakob op. Niet met vloek en straf, nee, met zegen en genade. Zo groot is Zijn goedheid. Jakob droomt. Hij ziet een ladder op de aarde staan, en de top daarvan reikt tot aan de hemel. Langs de ladder gaan engelen omhoog en omlaag. En bovenaan, daar is de HEERE. Hij heeft Jakob gezien, toen hij zijn vader bedroog. Hij heeft Jakob gezien toen hij vluchtte voor zijn broer Ezau. Hij heeft Jakob gezien, toen hij daar in grote eenzaamheid een plekje vond om de nacht door te brengen. Hij heeft hem gezien en...Hij ontfermt Zich over hem. Daar ligt een zondaar die de straf verdiend heeft, maar de HEERE gaat hem Zijn zégen geven.
God spreekt. "Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham en de God van uw vader Izak. Dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven en aan uw zaad. En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en in u en in uw zaad zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden!"
Wat een heerlijk wonder! Dit is de zegen van Abraham. Dit is de eerstgeboortezegen, die Jakob zo graag wilde hebben. Het is de zegen van het land, de zegen van een groot volk en bovenal de zegen van de beloofde Zaligmaker! Zijn vader heeft die aan hem gegeven, maar nu komt de Heere Zelf. Onverwacht, onverdiend. Ja, zo is God.
En het wordt nog veel rijker! God belooft nog veel meer!
"En zie, Ik ben met u!' Kun je dat nu begrijpen? Dat God met zo'n bedrieger als Jakob wil zijn? De Heere gaat verder: "En Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, wat Ik tot u gesproken heb!" Wat een zegen. Wat een goedheid. Hoe kan dat toch?
Dat kan, omdat later de hemel gesloten bleef, boven het kruis van de Heere Jezus. Tegen Jakob zegt de Heere: Ik ben met u, Ik zal u niet verlaten, omdat Christus door Zijn Vader verlaten werd. Voor Hem was er geen zegen, maar de vloek van het kruis. En zo heeft Hij daar de zegen verdiend. Zo heeft Hij de hemel geopend voor mensen zoals Jakob. Zo is Hijzelf de ladder, de weg tussen de hemel en de aarde.

Jakob wordt wakker. Wat is hij verwonderd! Wat is hij onder de indruk! "De HEERE is op deze plaats!" zegt hij. "De HEERE is hier. Hij was hier vannacht, toen ik droomde. Hij is hier nu nog steeds. Hij heeft mij opgezocht, Hij heeft mij gezegend! Deze eenzame plaats is een huis van God, een poort van de hemel." Hij staat op, pakt de steen die hij gebruikt heeft als kussen en zet deze rechtop. Dan pakt hij het kruikje olie, dat hij bij zich heeft en giet dit leeg over de steen. Beth-EI zal deze plaats voortaan heten. Huis van God. Hier wilde de Heere bij hem wonen. Hier wilde de Heere hem zegenen. Jakob trekt verder. Zo te zien is er niets veranderd. Hij is nog steeds alleen. Nog steeds op de vlucht naar Haran. En toch is alles anders. De Heere is bij hem en gaf Hem Zijn zegen. Gezegende Jakob.

Door de donkere nacht loopt een eenzame man. Het is Jakob. Twintig jaren zijn er voorbij gegaan, sinds die wonderlijke nacht in Beth-EI. Hij is op de terugreis naar Kanaan. Wat is hij rijk. Veel bezittingen heeft hij! Honderden schapen, ezels, kamelen en geiten. Een groot gezin met gezonde kinderen. De Heere heeft Zijn belofte vervuld en hem rijk gezegend. En toch...
Jakob is bang. Zijn broer Ezau trekt hem tegemoet. Hoe zal dat aflopen? Zou zijn broer nog boos zijn? Wat heeft hij nu aan al zijn bezittingen waarmee de Heere hem gezegend heeft? Als de Heere Zélf niet bij hem is, heeft hij niets. Dan staat hij er alleen voor.
Hij heeft zijn vrouwen en kinderen, de knechten en al het vee de rivier laten oversteken. Eenzaam blijft hij achter. Maar dan gebeurt er iets wonderlijks. Een Man komt naar Jakob toe. Hij grijpt Jakob beet en begint met hem te strijden, te worstelen. Is het Ezau? Nee, Jakob beseft dat hier iets bijzonders gebeurt. Een diepe eerbied vervult hem. is het de Heere? Is de Heere gekomen om hem toch nog te straffen vanwege zijn zonden en bedrog? Wat heeft hij nu aan de zegen? Wat heeft hij aan al zijn rijkdom? Aan al zijn bezittingen? De hele nacht duurt de strijd. Jakob lijkt te winnen. Maar dan raakt de Vreemdeling Jakobs heup aan. Jakob voelt hoe hij zijn kracht verliest. Hij is kreupel. En dan weet hij het zeker. Het is de Heere.
"Laat Mij gaan, want het wordt al dag," spreekt de Heere. Maar Jakob laat niet los. Hij beseft juist in deze nacht dat hij Gods rechtvaardig oordeel verdiend heeft. Maar hij beseft ook juist in deze nacht dat hij zonder de Heere niet kan leven. Tranen staan in zijn ogen. "Nee, HEERE, ik laat U niet gaan. Ik laat U niet los, tenzij dat Gij mij zegent." Hij smeekt om Gods genade, hij houdt zich vast aan Gods beloften. Hij smeekt om Gods zegen, niet omdat hij er recht op heeft, maar omdat God het beloofd heeft. "Ik laat U niet gaan, HEERE, geeft U me toch alstublieft eerst Uw zegen!"
Ken je dat smeken om Gods genade? Om Zijn zegen? Dat je niet verdient, dat de Heere bij je is, maar dat je toch niet zonder Hem kunt? Wat geeft de Heere aan Jakob een wonderlijk antwoord! Hij stelt hem een vraag. "Hoe is uw naam?" Dan moet Jakob zijn hoofd buigen. "Jakob", antwoordt hij. En hij beseft, wat hij daarmee zegt. Hij beseft, waarom de Heere juist dat aan hem vraagt. Jakob, bedrieger. Ja, dat is hij. Een zondaar, die niet anders verdient, dan dat God hem vervloekt in plaats van zegent. Met het noemen van zijn naam belijdt hij, dat hij een zondaar is. Hij buigt.
Maar juist dan klinken de woorden: "Uw naam zal voortaan niet meer Jakob zijn, maar Israël, want u heeft zich vorstelijk gedragen met God en met de mensen en u hebt overwonnen." Israël, Vorst Gods! Jakob, de bedrieger, de zondaar, ontvangt van de Heere een nieuwe naam. Die naam spreekt van Gods genade. En Hij zegende hem aldaar.
Als Jakob buigt voor de Heere, als hij verliest, wint hij juist. Hij krijgt een nieuwe naam. Jakob wordt Israël, dat betekent Vorst Gods. De Heere zegent hem. Nu is alles goed. Laat nu maar komen, wat komt. Laat Ezau komen, hij is niet meer bang. De Heere is bij hem. Het is goed tussen de Heere en hem. "Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en toch heeft Hij mij niet gedood! Dat had ik verdiend, maar Hij heeft mij gered!" Dat is Pniël! Want Pniël betekent: Aangezicht Gods. De honderden schapen, ezels, kamelen, koeien, zijn rijkdom, het is niet meer het belangrijkste. Dat is niet de zegen. De zegen is de Heere Zelf! God heeft zijn oude naam veranderd in Israël! Gezegende Jakob!

Hoe is dat mogelijk? Hoe kan God een zondaar zegenen? Daarvoor moet je naar Golgotha. In volstrekte eenzaamheid hangt daar de Heere Jezus. Het is dag, maar toch is het donker. Jezus strijdt. Een zware strijd. De vloek van de zonde rust op Hem. Die heeft Hij niet verdiend. Hij verdiende de zegen van Zijn Vader. Maar Hij wilde ruilen. "Geef Jakob de zegen, Mijn Vader, en geef Mij de vloek, die hij heeft verdiend." En zo is de Zaligmaker de strijd ingegaan. Hij worstelt in die bange uren op Golgotha. Hij draagt de toorn van God over de zonde. Zijn Vader is bij Hem weggegaan, en Hij zegent Hem niet. "Waarom hebt Gij Mij verlaten?' Opdat Ik bij mensen zoals Jakob zou kunnen zijn!
Hoor, de overwinningsroep klinkt vanaf het kruis: "Het is volbracht!" De strijd is gestreden. De zonde is verzoend. De prijs is betaald. Nu is er genade. De zegen is verdiend. Christus is de ware Israël, de ware Vorst Gods! Hij heeft Zich vorstelijk gedragen met God en mensen en Hij heeft overwonnen. De vorst der duisternis, de duivel is verslagen.
Zondaren zijn welkom op Golgotha. De Heere zegent hen aldaar! Hij zegent hen met Zijn bloed, dat reinigt van alle zonden. Bij deze Vorst Gods mag je komen. Tot Hem mag je bidden: Ik laat U niet gaan, tenzij dat U mij zegent. Dan moet je net als Jakob belijden dat je naam 'zondaar' is. Je buigt, je hebt de zegen niet verdiend. Maar juist dan geeft de Heere Zijn zegen. Dan geeft Hij Zichzelf. Dan vervult de Heere Zelf je hart. Wat een wonder van genade. Ben jij zo gezegend? Gezegende zondaar!

In het stille huis ligt een eenzame man. Het is Jakob. Vele, vele jaren zijn er voorbij gegaan. Hij ligt op bed. Hij weet dat hij sterven gaat. En hij kan sterven. De Heere heeft hem rijk gezegend, zoals Hij had beloofd. De Heere heeft hem behoed, overal waar hij heen ging, de Heere heeft hem niet verlaten. Er is veel verdriet geweest, vele zorgen waren er. Soms leek het of de Heere Zijn beloften vergeten was. Maar dat was niet zo. Juist niet! De Heere altijd goed voor hem geweest.
Jakob gaat sterven. Toch vreest hij de dood niet. Eens heeft hij op leven en dood geworsteld met de Heere. Toen heeft de Heere hem niet gedood. Toen heeft hij geworsteld om de zegen. En de Heere heeft hem gezegend. Maar nu zal hij de grootste zegen ontvangen! Jakob hoeft niet meer te strijden. Hij hoeft niet meer te worstelen. Het is alles goed! Er is vrede in zijn ziel. De Heere is bij hem.
De zonen van Jakob zijn gekomen. Ze staan rondom zijn bed. Voor hen allemaal heeft hij een speciaal afscheidswoord. Hij zegent hen. De gezegende mag nu zelf de zegen uitspreken over zijn zoons. Wat verlangt hij ernaar heen te gaan en de volle zegen te ontvangen. Hoor, wat hij zegt: "Op uw zaligheid wacht ik, HEERE'" Dat is de allergrootste zegen. Want eigenlijk zegt hij: "Op Uw Zaligmaker, op Uw Jezus wacht ik, HEERE!" Dat is wat overblijft. Geen strijd meer, geen zonden meer, alleen maar het stille en sterke verlangen naar de Zaligmaker.
Ken je dat verlangen? Daar hoef je niet oud voor te zijn! Als je jezelf hebt leren kennen, zoals Jakob, ga je verlangen naar de Zaligmaker Die alle zonden wegneemt. Hij is de Zegen, waar Jakob naar uitziet. Hij zal alles goed maken. Daar wacht hij op. Naar die Zaligmaker ziet hij uit! Gezegende Jakob!
Daar opent de Heere de hemel opnieuw boven Jakob. Engelen dalen neer en gaan weer omhoog tot God. Ze zijn gekomen om Jakob thuis te brengen. Nu klinkt het: Komt, gij gezegende van Mijn Vader! Ja, dat is Jakob. Een gezegende! Een zondaar in zichzelf, maar zo schatrijk in de Heere. Alle zegeningen van deze aarde moet hij achterlaten. Zijn kudden, zijn kinderen, Kanaïn, alles. Maar de grootste zegen mag hij nu ontvangen: altijd bij de Heere zijn. De Heere zien van aangezicht tot aangezicht. Thuis komen in het Huis Gods. Dat wordt Pniël en Beth-EI tegelijk! Komt, gij gezegende van Mijn Vader! Beërft het Koninkrijk, dat voor u bereid is van de grondlegging van de wereld. Daar is zijn Zaligmaker, de Heere Jezus Christus, Die zijn vloek en zonden gedragen heeft. Daar is de zegen. Voor eeuwig: gezegende Jakob!

Aantekeningen bij de tekst

Genesis 28 : 10-19
Vers 10 Jakob toog uit van Berseba: Hij is dan 76 jaar. Vers 11 waar hij vernachtte: onder de blote hemel. Hoofdpeluw, een steen dient als zijn kussen.
Vers 13 de HEERE stond op dezelve: God in Christus.
Vers 14 gij zult uitbreken in menigte: in korte tijd zal uw nageslacht zich sterk uitbreiden.
Vers 16 Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats: Men is geneigd hier het woord 'geweest' achter te lezen. Dat staat er echter niet. De droom is voorbij, de ladder is verdwenen, maar de HEERE is er nog steeds!
Niet geweten: ik heb het niet vermoed, niet verwacht!
Vers 17 vreselijk: ontzagwekkend.
Vers 18 opgericht teken: hij maakt de steen tot een gedenksteen, waar hij olie over uitgiet.
Vers 19 Beth-EI: huis Gods.

Genesis 32 : 24-31
Vers 24 Doch Jakob bleef alleen over: Jakob zocht de eenzaamheid om te bidden.
Een man: de Zoon van God.
Worstelde met hem: streed met hem.
Vers 25 Niet overmocht niet overwon: God liet Jakob de overwinning behalen als een bemoediging voor de komende ontmoeting met Ezau.
Roerde het gewricht van zijn heup aan: Jakob werd mank.
Vers 27 Hoe is uw naam: de HEERE vraagt Jakobs naam om deze te gaan veranderen.
Jakob: bedrieger.
Vers 28 Israël: Vorst Gods.
Gij hebt u vorstelijk gedragen: Hiermee wordt gedoeld op Jakobs geestelijke worstelingen met God.
En met de mensen: dat ziet op zijn strijd met Laban en Ezau.
Vers 29 Zegende hem aldaar: dat was waar Jakob om gesmeekt had: om de gunst van de HEERE.
Vers 30 Pniël: aangezicht Gods.

Genesis 49 : 1, 2, 18, 33
Vers 18 zaligheld: heil, redding. Hier wordt hetzelfde woord gebruikt als in Jesaja 25 : 9.
En men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid.
Vers 33 zo legde hij zijn voeten samen op het bed: Jakob sterft in volle vrede en rust.

Hosea 12 : 4, 5
Zie achtergrondinformatie.

Mattheüs 25 : 34
Zie achtergrondinformatie.

Achtergrondinformatie

DE ZEGEN VAN IZAK
Jakob heeft de zegen van zijn vader door bedrog gekregen. We lezen daarvan in Genesis 27. Voor Jakob vertrekt naar Haran, zegent Izak hem opnieuw. Opvallend is het verschil in de verwoording van de zegen. De eerste keer, als Izak meent dat hij Ezau zegent waarvan hij weet dat het niet goed is, spreekt hij vooral over overvloed en macht (Gen. 27 : 28, 29). Alles komt echter uit. Izak heeft ongetwijfeld zijn eigen zonde in deze zaak gezien. Dat blijkt uit het vervolg. Jakob wordt geroepen en Izak zegent hem opnieuw, maar nu gebruikt hij heel andere woorden. Nu spreekt hij zo heel duidelijk over de zegen van Abraham. Izak zegent hem nu van harte en eenswillens met God. Zo weet Jakob, dat het weer goed is tussen zijn vader en hem.

BETH-EL
Jakob is 76 jaar oud als hij vertrekt uit Berseba. Eenzaam legt hij zich ter ruste. Zijn kussen is een steen. De Heere openbaart zich daar aan Jakob in een droom. Jakob had de weg tot God gesloten door zijn zonde(n), de Heere opent Zelf een weg, bij Hem vandaan. Een ladder, vanaf de aarde, die tot aan de hemel reikt en engelen klimmen daar bij op en neer. En bovenaan is God Zelf, Die Jakob zegent. De belofte aan Abraham en izak wordt hem nu door God persoonlijk gedaan. Bovendien belooft God Zijn bijzondere bewaring en nabijheid.
De ladder die Jakob in zijn droom ziet, is het beeld van Christus, in Wie God is gekomen naar deze aarde. Christus verbindt als Middelaar Gods en der mensen de hemel met de aarde. Door Hem alleen, daalt de volheid van alle hemelse goederen op zondaren neer. Door Hem alleen, Die is neergedaald tot in de hel en de afgrond van vervloeking, mogen we opklimmen tot God. Christus Zelf verklaart tegenover Nathanaël, dat in Hem de droom van Jakob een diepe betekenis krijgt voor zondaren als Jakob.
Als Jakob wakker wordt, vreest hij. Hij ervaart de aanwezigheid van de Heere. Vandaar zijn uitspraak: Cewisselijk is de HEERE aan deze plaats. Niet alleen tijdens de droom, maar nog steeds. Hij noemt de plaats dan ook Beth-EI: Huis Gods. Niet dat de Heere niet overal is, maar in het bijzonder is Hij hier. De poort des hemels: Jakob heeft als het ware een blik in de hemel mogen werpen.
Gesterkt door Gods zegen en belofte, mag Jakob nu zijn weg vervolgen.

ZEGENINGEN IN HARAN
In Haran is de Heere met Jakob. Twintig jaren blijft hij daar. Veertien jaren werkt hij voor Rachel en Lea, zes jaren werkt hij voor loon in de vorm van schapen. Hij 'breekt uit in menigte' en dat geldt voor zijn gezin als ook voor zijn bezittingen. Hij zegt zelf in Gen. 32 : 10 "Ik ben met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot twee heiren geworden."

PNIËL
Als Jakob terug gaat naar Kanaän, vreest hij de ontmoeting met Ezau. Zeker als hij hoort, dat deze hem met 400 man tegemoet trekt. Hij brengt alles wat hij heeft over de Jabbok (zijrivier van de Jordaan) en blijft alleen achter, volgens de kanttekeningen om in eenzaamheid te bidden.
Onverwachts verschijnt in deze eenzaamheid een Vreemdeling, die met hem strijden wil. Het is ongetwijfeld 'de Engel des Heeren', de Zoon van God in Zijn Oud-Testamentische gedaante. Deze worsteling is geen droom geweest, maar realiteit. Het was echter niet alleen een lichamelijke maar ook een geestelijke worsteling (zie onder). De Vreemdeling geeft niet Zijn naam te kennen, maar maakt Jakob wel duidelijk, dat hij op een wonderlijke manier met God Zelf in aanraking is gekomen. Zo noemt hij deze plaats dan ook 'Pniël', d.i. 'Aangezicht Gods'. Hosea werpt een helder licht op deze worsteling in hfst. 12 : 5: Ja, hij (d.i. Jakob) gedroeg zich vorstelijk tegen de Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem. Jakob wilde de Heere niet laten gaan, zonder gezegend te zijn. Had hij die zegen nietverzondigd? Zeker, maar ondanks de vrees die hem had bezet tijdens deze bange worsteling, ondanks het geheimzinnige, ondanks ook de lichamelijke pijn, door de aanraking van zijn heup, volhardde hij nochtans. God vernedert, opdat Hij verhoge. De machteloze Jakob die zich vastklemt aan de Heere, is machtiger in God, dan toen hij door zijn eigen plannen de zegen wilde verkrijgen. De zegen van de Heere wordt niet 'beraamd', niet verdiend, maar alleen verkregen in de weg van ootmoedig smeken en vastklemmen aan de Heere.
Zo wordt Jakob Israël. Hij heeft overmocht, is een vorst geworden, niet vanwege enige kracht in hem, maar door zich aan God vast te klemmen.

EINDE VAN JAKOBS LEVEN
Jakob is in Egypte als hij sterven gaat. Hij is dan 147 jaar oud. Hij laat zijn zoons bij zich komen. Zoals hij eens gezegend werd door zijn vader, zo zal hij ook nu de zegen 'doorgeven'. En na zijn woorden tot Dan, klinkt daar ineens die uitroep van groot verlangen: Op Uw zaligheid wacht ik, Heere! Jakob voorziet profetisch de moeilijkheden die de stam van Dan zal ondervinden. Vandaar de uitroep van hoop op Gods verlossing, juist na woorden gericht tot Dan. Toch heeft de uitroep van Jakob niet alleen betekenis met het oog op de toekomst van Dan. Jakob ziet in Dan iets van zichzelf terug, van zijn bestaan als Jakob, bedrieger. Dat doet hem uitzien naar de Verlosser. De Zaligmaker is zijn enige houvast.
Jakob is hier aan het einde van zijn leven. Hij is uitgestreden, hij hoeft nu niet meer te worstelen. Nu blijft er het verlangend uitzien over, het uitzien naar Gods heil, de stille overgave aan de Heere. Op Uw zaligheid wacht ik, Heere! Welke zaligheid is dat? Natuurlijk de zaligheid, die God beloofd had en die door de komende Zaligmaker werkelijkheid zou worden. In zijn leven was Jakob door de Engel des Heeren gezegend, ook in zijn sterven verwacht hij Zijn zegen.
Jezus spreekt in het Nieuwe Testament over het oordeel (Mattheüs 25). Daarbij worden Gods kinderen geroepen om het Koninkrijk te beërven, dat voor hen bereid is van de grondlegging van de wereld. Hij noemt hen daar: Gezegenden des Vaders. Zo mag Jakob tenslotte in de meest rijke betekenis van het woord een gezegende zijn, in Christus, om het welbehagen van de Heere in zondaren, zoals hij.

Antwoorden bij he ledenblad

Weet je hef nog?
1. b: Izak (g)
2. a: Zegen (e)
3. c: Omdat Ezau hem wilde doden (z)
4. a: Beth-EI (e)
5. c: Huis Gods (g)
6. b: dat de Heere bij hem zou zijn en hem zou behoeden (e)
7. a: de Heere (n)
8. b: Gods zegen (d)
9. b: Israël (m)
10. a: Vorst Gods (e)
11. c: Pniël (n)
12. b: Aangezicht Gods (s)

Om over te praten
1. De weduwe van Zarfath (Elia)
Melaatse
Lazarus (uit de gelijkenis)
De kinderen, die door de Heere Jezus werden gezegend.
De arme weduwe

Evt. nog meer voorbeelden:
Jozef, als slaaf bij Potifar en in de gevangenis,
Paulus,
Job, toen hem alles ontnomen was.

2. a.Dit is wat wel genoemd werd/wordt: 'heilig brutaal zijn' en 'de Heere heilig lastig vallen'. Het is waar: Jakob is naar de letter ongehoorzaam, maar naar de geest volgt hij precies Gods genadige spoor. Zo doet de Kananese vrouw eeuwen later ook, en Jezus zegt, dat zij een groot geloof heeft. ledenblad
b. Op Mijn trouwverbond!
c. Wij, nietige, zondige mensen hebben niets te eisen van de Heere op grond van iets, wat in ons zou zijn. Maar op grond van Gods verbond - Zijn trouwverbond - geeft de Heere ons Zelf de opening om Hem te smeken om Zijn zegen, totdat we die ook uit genade verkregen hebben.

3.a. En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. Zegenend gaat de Heere naar de hemel.
b. Het zijn doorboorde handen. Ze dragen de littekens van de kruisiging.
c. Alle zegeningen die de Heere schenkt, komen uit Zijn doorboorde handen. De prijs was hoog. Christus betaalde ervoor met Zijn leven. Hij werd tot een vloek, dragende de vloek van de zonde. De Heere Jezus verlaat op de Olijfberg Zijn discipelen, maar Hij doet dat zegenend. Zo werd Hij opgenomen in de hemel. Als de zegenende Hogepriester. En zo is Hij daar nog. En zo zal
het nageslacht Zijn grootheid zingen,
zolang het zonlicht schijn',
hun zal een schat van zegeningen,
in Hèm, ten erfdeel zijn. Ps. 72 : 9

*4.a. De zegen van de Heere is niet gebonden aan omstandigheden. Het is de onverdiende genade van Gods nabijheid. Het is dan ook altijd een gave, die voortvloeit uit het werk van Christus. Buiten Hem is God immers een verterend vuur.
b. Jakob verdiende niet dat de Heere naar hem omzag. Toch ging de hemel boven hem open en beloofde God uit pure genade, dat Hij hem zou zegenen en bij hem zou zijn.
Die zegen vloeit voort uit Christus. Dat wordt duidelijk uit Jezus' eigen woorden tot Nathanaël, waar Jezus Zichzelf verklaart te zijn de ladder Gods, door Wie er een weg gebaand is tussen een zondaar en een rechtvaardig God.
c. De Heere is daar vrij in, hoe en wie Hij Zijn zegen geeft. Zijn zegen heeft immers altijd het karakter van een genadegave. Soms geeft de Heere Zijn zegen totaal ongedacht, zoals in de geschiedenis bij Beth-EI. Toch is het ook het grote wonder, dat de Heere Zijn zegen geeft als wij Hem daarom bidden. Dat zien we zo heel duidelijk als Jakob met de Heere worstelt in Pniël om de zegen. We zien het bij de moeders die met hun kinderen tot de Heere Jezus komen.
d. Eigen antwoorden. Stimuleer ook de 'kleine dingen' te laten benoemen als zegeningen. Stimuleer het open gesprek door iets uit uw eigen leven te vertellen.

Puzzels

1. Geheime code
En Hij zegende hem aldaar
2. Psalm-puzzel
A. Waar liefde woont, gebiedt de Heer' de zegen (Psalm 133 : 3)
B. Hun zal een schat van zegeningen, in Hem ten erfdeel zijn (Psalm 72 : 9)

Aanwijzingen voor het gebruik

Deze schets is enigszins thematisch van opzet. De rode draad die erdoor heen loopt, is de zegen die de Heere uit genade schenkt aan een zondaar, die dat allerminst verdient.
Die zegen geeft de Heere aan Jakob, als hij het niet verwacht, in Beth-EI.
Die zegen wil de Heere schenken, als Jakob daar de Heere met grote aandrang om smeekt, in Pniël.
Aan het einde van zijn leven moet Jakob het nog steeds hebben van die zegen.
Er is voor gekozen, om deze drie 'gebeurtenishet gebruik sen' in een schets te verwerken. Het accent valt niet op Jakob, maar op de zegeningen, die hij uit genade ontvangt.

De antwoorden bi] de vragen zijn NIET bedoeld om te worden voorgelezen, daarvoor zijn ze veel te moeilijk. Ze zijn bedoeld om te helpen, in welke richting er gedacht moet worden en om de kinderen eventueel een beetje te sturen in die richting. Vraag 4 is heeft een sterretje, en kan gebruikt worden als extra vraag. 

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2005

Mivo -12 | 27 Pagina's

'Gezegende Jakob'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2005

Mivo -12 | 27 Pagina's