Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Esther - Gods plan met Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Esther - Gods plan met Israël

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen: Esther 4 : 5-17
Als inleiding op dit te lezen gedeelte kan het volgende stukje voorgelezen worden.
In Perzië is het Joodse meisje Esther de vrouw geworden van koning Ahasveros. Haman, de belangrijkste dienaar van de koning, heeft een plan gemaakt om alle Joden te doden. Hij is boos, omdat Mordechai de oom van Esther, niet voor hem knielt. Van het plan is zelfs een wet gemaakt. Mordechai leest die wet ook en gaat vol verdriet naar het paleis Esthers dienstmeisjes zien hem daar zitten en vertellen het koningin Esther.

Zingen:
Psalm 25 : 2 en 10
Psalm 33 : 5, 6, 7 en 9
Psalm 45 : 5, 6 en 7
Psalm 77 : 5, 6, 7 en 8
Psalm 86 : 6
Psalm 93 : 1 en 4
Psalm 123 : 1 en 2
Psalm 141 : 1, 2, 3, 9, 10 en 11
Psalm 145 : 5 en 6 1
Gebed des Heeren : 3, 4, 8, 9, 10

Kerntekst: Esther 4 : 14 b : "... wie weet, of gij niet om zulke tijd als deze is, tot dit koninkrijk geraakt zijt."


Het is een drukte van belang in het vrouwenpaleis van de hoofdstad Susan. Er lopen honderden jonge meisjes rond. Blanke meisjes, gekleurde meisjes. De één nog mooier dan de ander. En allerlei bedienden helpen hen. Met het uitzoeken van kleren, met het kiezen van sieraden, met het mooi maken van hun haar. De meisjes moeten zo mooi mogelijk worden gemaakt, want na twaalf maanden mag er iedere keer één meisje naar de koning.
Ze weten best waarom. Ze hebben allemaal het verhaal van koningin Vasthi gehoord. Vasthi, die niet wilde komen op het feest van koning Ahasveros toen hij haar riep. Ze wilde niet dat de dronken, feestvierende mannen met haar zouden spotten. Maar de meisjes hebben ook gehoord dat de koning zo boos werd, dat Vasthi geen koningin meer mocht zijn.
De eerste tijd ging het nog wel goed met de koning, maar hoe langer het duurde, hoe meer hij koningin Vasthi begon te missen. Kon hij haar nog maar terughalen! Maar het mocht niet. Het stond immers in een wet van de Meden en Perzen dat Vasthi geen koningin meer mocht zijn. Zijn dienaren merkten ook dat het niet goed ging met de koning. Hij moest weer een vrouw hebben. En ze zeiden het ook: "Koning, er moeten in uw hele rijk jonge, knappe meisjes voor u gezocht worden. Die moeten hier in de burcht Susan gebracht worden en ze moeten wonen in het paleis van de vrouwen. Dan kunt u zelf een meisje uitzoeken dat koningin moet worden."
Daarom zijn al die meisjes hier en daarom willen ze er zo mooi mogelijk uitzien. Dan heb je de meeste kans om koningin te worden.

Tussen al die meisjes is ook een Joods meisje. Het is Esther. Ze heeft geen vader en moeder meer. Haar neef Mordechai heeft al jaren voor haar gezorgd. Dat ze een Jodin is, weet niemand; ze mag het tegen niemand zeggen. En nu is ook zij uitgekozen om voor de koning te verschijnen. Ze ziet wel hoe veel meisjes allerlei bijzondere kleren, glimmende sieraden en heerlijk geurende parfums uitkiezen om zo mooi mogelijk te lijken. Maar Esther doet dat niet. Ze luistert naar Hegai, de dienaar van de koning. Wat hij voor haar klaarlegt, doet ze aan. Meer hoeft ze niet. Zoals ze is, gaat ze naar de koning.

De koning heeft al veel meisjes gezien. Al zien ze er mooi en knap uit, toch is het iedere keer niet het meisje met wie hij wil trouwen. Totdat Esther op een avond binnenkomt. Dan weet hij het, dit wordt mijn vrouw. Hij zet de koninklijke kroon op haar hoofd en maakt haar koningin. Hij maakt een groot feest voor alle belangrijke vorsten en knechten en in het hele land hoeft niemand te werken. ledereen moet het weten: er is een nieuwe koningin: Esther.
Maar niemand weet dat het Gods hand is in de geschiedenis van Zijn volk Israël, die er voor heeft gezorgd dat Esther koningin is geworden.

Trots en blij loopt Haman het paleis van koning Ahasveros uit. De koning heeft hem vaak nodig. Na de koning is hij de belangrijkste man van het rijk. Hij is de vertrouweling van de koning. Die heeft zelfs bevolen dat alle dienaren moeten buigen voor Haman.
Met opgeheven hoofd loopt Haman door de poort. Aan beide kanten zitten dienaren van de koning. Kijk ze toch eens voor mij buigen, denkt hij. Hij kijkt ze niet aan, dat hoort niet.
Als Haman uit het zicht verdwenen is, kijken de mannen in de poort naar Mordechai. Ze kennen hem nog wel. Niet lang geleden heeft hij de koning gered. Twee kamerlingen van de koning hadden een plan bedacht om koning Ahasveros te vermoorden. Mordechai hoorde ervan en vertelde het aan koningin Esther. Toen Esther het de koning vertelde, liet hij Bigthan en Theres ophangen. De koning liet het zelfs opschrijven in zijn kronieken, de boeken waar alle geschiedenissen in staan.
"Mordechai, moet jij niet buigen voor Haman?" vragen ze. "De koning heeft het zelf bevolen. Je overtreedt zijn bevel."
"Nee", zegt Mordechai. "Ik ben een Jood en ik mag van mijn God niet buigen voor mensen. Wij moeten aan God meer eer bewijzen dan aan mensen."
De volgende dag buigt Mordechai weer niet. De mannen zeggen hem opnieuw dat het van de koning moet. Maar Mordechai kan het niet doen. Na een aantal keer besluiten de dienaren dat Haman het moet weten. "Mijn heer Haman," zeggen ze, "er is een man die iedere keer niet voor u buigt." Haman kijkt boos naar de dienaren. "Wie is dat?" roept hij. "Het is Mordechai, de Jood. Hij heeft verteld dat hij van zijn God niet mag knielen voor mensen." Mordechai wil God de eer geven en knielt daarom niet voor Haman. Kniel jij ook alleen voor de Heere? Aan wie geef jij eer? Durf je ervoor uit te komen dat je naar Zijn Woord wilt leven? Of buig je voor alles wat de wereld je aanbiedt, maar waarvan je weet dat de Heere het niet goed vindt?
Als Haman de volgende dag door de poort loopt, kijkt hij goed of hij Mordechai kan ontdekken. Dat is niet moeilijk, want terwijl alle mannen diep voor Haman buigen, kijkt Mordechai voor zich uit. Woedend loopt Haman voorbij. Hij zal die Jood wel krijgen. En niet alleen die ene! Nee, hij zal er zelf voor zorgen dat het hele Joodse volk zal verdwijnen. En langzaam maar zeker komt er een duivels plan in het hoofd van Haman: binnenkort zal er geen Jood meer over zijn.
De duivel gebruikt Haman om zijn plan te laten lukken: als er geen Jood meer over zal zijn, zal ook de Messias nooit geboren kunnen worden. En dan zal er niemand zalig kunnen worden! Dan heeft God verloren en de duivel gewonnen. Echt een duivels plan.

Haman laat het er niet bij zitten, want niet lang daarna gaat hij op bezoek bij de koning. "O Koning, leef in eeuwigheid. Ik heb u iets te vertellen en te vragen." "Spreek, Haman," zegt de koning. "Koning," zegt Haman, "er is één volk in uw koninkrijk dat u niet dient. Ze houden zich niet aan de wetten die u hebt uitgevaardigd. Ze hebben zelfs hun eigen wetten. Koning, ze mogen niet in uw koninkrijk blijven, ze moeten uitgeroeid worden. Het zijn vijanden van u, straks komen ze in opstand.
Als u het goed vindt, koning, dan moet er een wet gemaakt worden dat dat hele volk gedood moet worden. Ik zal tienduizend talenten zilver betalen voor uw schatkist." Vol verwachting kijkt Haman naar de koning. Zou hij zijn verhaal geloven?
De koning kijkt Haman aan. Dan trekt hij zijn zegelring van zijn hand en geeft hem aan Haman. "Haman," zegt hij, "dat zilver mag je houden; ook dat volk geef ik aan je over. Je mag er mee doen wat je wilt."
Nu, wat hij er mee doen wil, weet Haman wel! Het volk van Mordechai moet verdwijnen. Maar wannéér, dat weet hij niet. Als hij zomaar een dag verzint, kan het best ongeluk brengen. Nee, er zal om geloot moeten worden. Haman laat het lot, het Pur, werpen en de beste dag komt naar voren: over precies elf maanden zal het gebeuren.
Nu Haman de ring van de koning heeft, mag hij zelf zorgen voor een wet die alles regelt. De schrijvers van de koning worden bij hem gebracht en schrijven precies op wat Haman zegt.
"Aan alle stadhouders, landvoogden en vorsten van koning Ahasveros. Op de dertiende dag van de twaalfde maand moeten alle Joden gedood worden, van de jongste tot de oudste toe, ook de vrouwen en kinderen. Daarna moeten alle bezittingen van de Joden geroofd worden."
Als ze alles precies hebben opgeschreven, geeft hij ze een nieuwe opdracht. "Zorg ervoor dat deze wet in alle talen van ons koninkrijk wordt vertaald en stuur hem naar ieder land. Dan zijn alle mensen er klaar voor om over elf maanden de Joden te doden."
Diezelfde dag wordt de wet in de burcht Susan aangeplakt en gaan de eerste lopers al op weg om de wet weg te brengen. Het moet snel gebeuren, het is immers een wet van de koning. Haman gaat terug naar de koning om te vieren dat ze over niet al te lange tijd verlost zijn van een lastig volk. Maar in de stad heerst verwarring. Veel mensen zijn verbijsterd en verdrietig. Wat heeft dat volk misdaan?
"Zou God Zijn gena vergeten? Nooit meer van ontferming weten?" Als het plan van Haman lukt, kan de Messias niet komen. Maar nee, de Heere vergeet Zijn volk niet, nooit! Haman vertrouwt dat het lot de juiste dag aanwijst, maar de Heere gebruikt het om Zijn volk Israël nog elf maanden de tijd te geven. Het lot wordt in de schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan is van de HEERE. Het is Gods ha.nd in de geschiedenis van Zijn volk Israël.
God leidt ook jouw leven. Al lijkt het soms voor ons dat het misgaat. Maar de Heere regeert!

Luid roepend en klagend loopt een man door de straten van de stad. Hij heeft een treurkleed aan en as op zijn hoofd. Wat een verdriet heeft hij. Het is Mordechai. Ook hij heeft van die verschrikkelijke wet gehoord. En daarom loopt hij diep bedroefd door Susan. Overal staan groepjes mensen met elkaar te praten over de wet. Als Mordechai bij de poort van het paleis van de koning komt, stopt hij. Daar mag niemand met een treurkleed aan naar binnen. Spoedig hoort Esther van een paar meisjes dat Mordechai vol verdriet voor de poort zit. Ze schrikt, wat zou er aan de hand zijn met haar neef? Ze stuurt een dienstknecht met andere kleren naar buiten en laat Mordechai roepen. Maar even later komt de knecht terug zonder Mordechai. "Koningin, hij wil niet komen."
Esther denkt even na. Dan laat ze Hatach, één van haar kamerlingen, roepen. "Hatach, ik wil dat je naar Mordechai gaat. Dat is mijn neef. Hij zit in zak en as buiten de poort en wil niet komen. Vraag hem eens wat er aan de hand is," Als Hatach bij Mordechai komt, vertelt hij alles. Van het plan van Haman, van de wet die gemaakt is, van het zilver dat Haman wilde betalen en ook van de dag waarop het zal gebeuren. Hij geeft Hatach stuk perkament waarop de wet geschreven staat. "Laat dat aan koningin Esther zien en zeg haar dat ze naar de koning móet gaan om te smeken voor haar leven en dat van haar volk."
Esther schrikt, als Hatach vertelt wat Mordechai heeft gezegd. Moet zij naar de koning? Maar dat kan helemaal niet. "Zeg tegen Mordechai dat iedereen weet dat je niet zomaar bij de koning mag komen, zelfs ik niet. Dat kan mijn dood betekenen! Alleen als hij zijn gouden scepter uitstrekt, blijf ik leven. Maar de koning heeft me in dertig dagen nog niet één keer geroepen!"
Mordechai is verontwaardigd als hij het antwoord van Esther hoort. Ze moet niet denken dat zij blijft leven als alle andere Joden gedood worden. En hij laat dat Hatach ook zeggen. "Koningin, u moet niet denken dat u in het huis van de koning aan het gevaar zult ontkomen. En wanneer ú nu niet naar de koning zult gaan om voor ons te pleiten, zo zal de Heere ons op een andere manier verlossen, maar u en uw familie zullen gedood worden. Wie weet is het wel dáárom dat de Heere heeft gezorgd dat u koningin bent geworden!"
Als Esther deze woorden hoort, durft ze niet langer te weigeren. Maar ze geeft Mordechai nog wel een opdracht. "Verzamel alle Joden uit de stad. Eet en drink drie dagen en drie nachten helemaal niets. Ik zal met mijn dienstmeisjes ook vasten. Bid of de Heere met mij mee wil gaan naar de koning en of Hij Zijn zegen wil geven. Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om." Esther weet dat ze alles in Gods hand moet overgeven. Wat Hij doet, is goed. Ook al lijkt het onmogelijk.

Het is drie dagen later. In haar kamer heeft koningin Esther haar mooiste koninklijke kleed aangetrokken. Vol spanning kijken haar dienstmeisjes toe. Ziet de koningin er mooi genoeg uit? Is ze er klaar voor om bij de koning te komen? Zou hij haar willen ontvangen? Als ze helemaal klaar is, wacht ze niet langer. Nú moet ze naar de koning. Meer uitstel is niet nodig. En met een biddend hart loopt door het voorhof naar de paleiszaal van de koning.
Esther kijkt naar de deur van de paleiszaal. Daarbinnen is haar man, de koning. Bevend en met een stille vrees in haar hart loopt ze op de deur af. Zou de Heere haar willen helpen? Even stopt ze in de deuropening en kijkt naar de koning. Ze ziet zijn gezicht. Er staat een verbaasde trek op, maar geen boosheid. Dan loopt Esther op hem af. Ze kijkt naar de gouden scepter. En kijk dan, het wonder gebeurt. Koning Ahasveros steekt zijn hand uit, met daarin de gouden scepter. Esther loopt naar de koning toe en raakt voorzichtig het uiteinde van de scepter aan. "Wat is er koningin Esther, wat wilt u mij vragen? Zeg het me, al wilt u de helft van mijn koninkrijk. Het zal u gegeven worden." In het hart van Esther komt grote dankbaarheid. De koning ontvangt haar en wil haar alles geven, nog voordat ze iets gevraagd heeft. Maar nu kan ze nog niets over haar volk vertellen. "Koning, als u het goedvindt, komt u dan nu met Haman naar de maaltijd die voor u gemaakt is."
Ahasveros geeft zijn knechten het bevel dat ze Haman moeten halen. "Zeg hem dat de koningin hem uitnodigt voor een maaltijd. Hij moet zich haasten."
Niet veel later haast een trotse Haman zich naar het paleis van koningin Esther. Hij is samen met de koning uitgenodigd bij de koningin. Wat een eer!

Wanneer een paar uur later de maaltijd bijna afgelopen is, wil koning Ahasveros toch wel weten waarom zijn vrouw hem heeft uitgenodigd. "Koningin, wat is uw vraag, wat wilt u hebben? Het zal u gegeven worden, al is het de helft van mijn koninkrijk."
Maar nog is de tijd voor Esther niet gekomen. "Koning, ik heb een bede en een verzoek. Als ik genade gevonden heb in uw ogen, komt u dan morgen met Haman nog een keer naar mijn maaltijd. Dan zal ik het u vertellen en vragen wat ik wil."

En zo loopt een trotse Haman het paleis van de koningin uit. Hij is vrolijk en blij. Morgen mag hij nog een keer komen, met de koning. Maar als hij de paleispoort uitloopt, verdwijnt alle blijdschap. Want daar zit die Jood.
Mordechai, en weer buigt hij niet. Met moeite beheerst hij zich. Het liefst zou hij nu een einde maken aan het leven van die man. Maar het moet nog even wachten. Over elf maanden is het zover.
Als hij thuiskomt, laat hij zijn vrienden halen. Ook zij moeten het grote nieuws horen. Trots vertelt hij zijn vrouw en vrienden over zijn grote rijkdom en over zijn belangrijke positie aan het hof van de koning. "Vandaag ben ik op de maaltijd van koningin Esther geweest en morgen mogen ik en de koning weer komen." Plotseling fronst Haman zijn wenkbrauwen. "Maar als ik dan die Jood Mordechai in de poort zie zitten, is alle blijdschap weg."
"Nou," zegt zijn vrouw, "weet je wat je moet doen? Maak een galg van vijfentwintig meter hoog. Ga dan morgenochtend naar de koning en vraag of Mordechai eraan opgehangen mag worden. Daarna ga je vrolijk met de koning naar de maaltijd." Ook zijn vrienden vinden het een goed plan. Dan geeft Haman zijn knechten bevel om de galg te maken. Morgen zal Mordechai daaraan hangen. Dan is hij voor altijd van hem verlost.

Wat een duivels plan is dit van Haman. Zulke plannen wil God niet zegenen. Daar kun je Zijn hulp niet bij verwachten. Daar zal Haman ook achter komen. Niet wat Haman wil, maar wat God wil zal gebeuren.
Haman denkt: als alle Joden gedood zijn, ben ik ook van Mordechai af. De duivel denkt: als alle Joden gedood zijn, kan de Messias, Gods Zoon niet komen. Dan zal ik de overwinnaar zijn en blijft de hemel leeg. Dan kan Gods plan niet uitgevoerd worden. Maar tegenover deze plannen staat Gods plan. Hij gebruikt koningin Esther om Zijn volk Israël te redden. Zijn Zoon zal de Verlosser zijn van zondaren die Hem nodig krijgen. En Hij is gekomen. Jezus is Overwinnaar! Niet alleen voor Zijn volk Israël, maar voor iedere zondaar, groot of klein, die Hem nodig heeft.

Antwoorden bij het ledenblad

Weet je het nog?
1. b      5. c
2. c     6. b
3. c     7. c
4. a     8. a
De juiste zin is: God zorgt voor Zijn volk Israël.

Om over te praten

VRAAG 1
Haman had er ook voor kunnen kiezen de Joden zo snel mogelijk te doden. Maar hij dacht dat dat ongeluk zou brengen. Hij vertrouwde op het lot. De Heere gebruikte dat bijgeloof om Zijn volk Israël nog elf maanden de tijd te geven om verlossing, redding te vinden. Dus niet het lot bepaalde dat het nog zolang duurde, maar de Heere zorgde daarvoor.
Dat je gelooft in of vertrouwt op allerlei zaken die in werkelijkheid niet waar zijn.
Denk aan vrijdag de dertiende, onder een ladder doorlopen, iets niet of juist wel doen of zeggen, omdat dat anders ongeluk brengt, enz. Je kunt het met de kinderen uitbreiden.
Bijgeloof is zonde, ongeloof. Het is niet vertrouwen op God.

VRAAG 2
De duivel. Satan, de grote tegenstander en vijand van God.
Satan wilde er voor zorgen dat Gods plan niet zou worden uitgevoerd. Door alle Joden te doden, zou het Joodse volk uitsterven. Dan zou ook Gods Zoon, de Messias niet geboren kunnen worden. Niemand zou meer zalig kunnen worden. Dan zou de duivel gewonnen hebben en God verloren.

VRAAG 3
In de Kanttekeningen staat zoiets als: waarschijnlijk zou u helemaal geen koningin geworden zijn als God u niet had willen gebruiken om Zijn volk in deze tijd te verlossen.
Esther is koningin geworden omdat God haar wilde gebruiken om Zijn volk te verlossen van de boze Haman en de wet die hij gemaakt had.
Er gebeurt niets buiten Gods raad om, al begrijpen wij Hem vaak niet. Gods gedachten zijn hoger dan onze gedachten. Het kan dan gebeuren dat je achteraf Gods leiding ziet als je terugkijkt. Bijv. dat je bewaart bent voor een groot gevaar, terwijl je daar wel was. Maar het kunnen natuurlijk ook kleinere dingen zijn. Probeer een open gesprek te krijgen. Het is altijd fijn als een leidinggevende iets kan vertellen, bijvoorbeeld uit zijn/haar eigen leven. Wij moeten bij alle dingen die we doen ons steeds afvragen wat Gods wil is. Dat gaat om kleine dingen. Bijvoorbeeld als je ergens naar toe wilt waar je niet thuishoort. Maar denk ook aan belangrijke keuzes die je in je leven moet maken: naar welke school ga je, wat wil je worden, waar zoek je je vriend(en), vriendin(nen). Wanneer je dicht bij de Heere leeft, zul je steeds meer leren om alles in Zijn handen te leggen. Dan wil je ook dat Hij je leven leidt. Wanneer je dingen doet die niet goed zijn, zul je ook niet willen dat de Heere daarvan afweet. Dan ga je je eigen weg zoeken.
Ook kunnen er heel moeilijke, verdrietige dingen gebeuren in je leven. Het kan dan heel moeilijk zijn om te geloven dat de Heere je leven bestuurt. Toch kunnen er momenten zijn dat je mag weten: in Gods handen ben ik veilig.

VRAAG 4
God heeft de mens tot Zijn (Eigen) eer geschapen. Hij heeft de mens zo gemaakt dat hij God kon dienen. De mens is naar Gods beeld geschapen. De mens was op God gericht.
Eerst was de mens op God gericht. Adam en Eva deden wat God van hen vroeg, ze dienden Hem met hun hele hart. Maar Adam en Eva wilde meer, ze wilden als God zijn. Ze aten van de boom der kennis des goeds en des kwaads en zondigden tegen God. Toen was er zonde in de wereld. In plaats dat de mens op God gericht was (het doel van het leven), werd de mens op zichzelf gericht (het verkeerde doel). De mens is een doelmlsser.
Als de Heere je hart vernieuwt en je Hem gaat dienen, wil je ook weer tot Zijn eer gaan leven. De Heere richt je leven op Hem.

VRAAG 5
Esther geeft zich over aan de Heere, ze legt haar leven in Gods handen. Ze gelooft en vertrouwt erop dat Hij zal doen wat goed is.
Wij hoeven niet te vrezen of de Heere naar ons wil luisteren als wij met een oprecht hart tot Hem bidden. Hij stuurt ons niet weg, maar wil naar ons horen, al vérhoort de Heere niet altijd ons gebed. Hij doet wat goed voor ons is. Wij moeten wel eerbiedig tot Hem komen in ons gebed, want Hij is de heilige God. We mogen tot Hem bidden om Jezus' wil.
Wie er wel vreest en beeft voor ons gebed is de duivel. Hij weet dat de Heere juist wil dat we bidden.

Poortpuzzel
De namen zijn: Ahasveros, Esther, Haman, Hatach, Mordechai, Susan, Vasthi.
Als je de overgebleven letters in de goede volgorde zet, krijg je 'Hadassa'. In Esther 2 : 7 zie je dat Hadassa de Joodse naam voor Esther is.

Driesprongpuzzel
De gekleurde letters vormen de tekst: 'Wanneer ik dan omkome, zo kom ik om.

Aantekeningen bij de tekst
Omdat de achtergrondinformatie voor de beide schetsen grotendeels overeenkomt, zijn de aantekeningen bij de tekst en de achtergrondinformatie in het geheel opgenomen achter de tweede schets.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2006

Mivo -12 | 27 Pagina's

Esther - Gods plan met Israël

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2006

Mivo -12 | 27 Pagina's