Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Esther - Gods redding voor Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Esther - Gods redding voor Israël

35 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen: Esther 7

Zingen:
Psalm 30 : 4, 8
Psalm 74 : 10, 11, 18, 21
Psalm 118 : 5, 6
Psalm 21 : 4
Psalm 27 : 1
Psalm 33 : 5, 6
Psalm 138 : 4
Psalm 126 : 2

Kerntekst: Esther 7 : 3b 
"Toen antwoordde de koningin Esther en zeide: "Indien ik, o koning, genade in uw ogen gevonden heb en indien het den koning goeddunkt, men geve mij mijn leven om mijner bede wil, en mijn volk om mijn verzoeks wil."


Het is nacht. De meeste mensen slapen. Maar in Susan zijn verschillende mensen wakker. Ze hebben zóveel om over na te denken.
Sommigen zijn bang, anderen verheugen zich. Haman bijvoorbeeld. Hij verheugt zich over de maaltijd die hij gehad heeft met de koning en de koningin. En morgen mag hij weer komen, heeft de koningin gezegd! Je kunt wel zien dat hij de vriend van de koning is. Als hij over straat gaat, buigt iedereen voor hem. O nee, niet iedereen. Mordechai de Jood niet. Maar ook dat zal niet lang meer duren. De galg staat al klaar. Vijfentwintig meter hoog. Nog even en Mordechai zal hem niet meer ergeren. Sterker nog, het hele volk van Mordechai zal sterven omdat hij, Haman, dat wil!
Als het nog maar net licht geworden is, gaat Haman al naar het paleis. Nu zal hij zo snel mogelijk de koning toestemming vragen om Mordechai aan de galg te hangen. Als hij dan weer naar de maaltijd met de koningin mag, zal zijn plezier niet door Mordechai worden vergald.
Mordechai kan ook niet rustig slapen. Net als de andere Joden in Susan. Hoe moet dat nu gaan? Haman is van plan alle Joden te laten ombrengen. De boodschappers zijn al de landschappen door gestuurd met die vreselijke wet. Zal God dan Zijn genade vergeten? Nooit meer van ontferming weten? Hoe moet het dan met de belofte voor de Joden? De belofte dat de Messias komen zal? Mordechai bidt. De Heere alleen kan nog redding geven.

In het paleis ligt ook koning Ahasveros wakker. Waar zal hij aan denken? Om en om woelt hij. Wat duurt de nacht lang. Nee, slapen kan hij niet. Zijn gedachten gaan maar door. Wacht, hij zal een dienaar roepen. Die kan hem voorlezen. Dan worden zijn gedachten wat afgeleid. De dienaar komt en leest voor uit de kronieken van koning Ahasveros. Alles wat er gebeurt op Susan en in de rest van het grote rijk van Ahasveros, wordt daarin opgeschreven. Hoor eens wat de dienaar leest, juist in deze nacht: hij leest over Mordechai, die een samenzwering tegen de koning heeft weten te voorkomen. Nee, het is niet toevallig dat de dienaar dit leest. Het is Gods plan, waardoor Hij Zijn volk zal redden.
"Stop!" zegt Ahasveros. "Welke beloning heeft Mordechai daarvoor gekregen? Hij heeft mijn leven gered! Hij is toch wel rijk beloond?" "Nee koning, Mordechai heeft niets gekregen." "Dan moet dat direct in orde gemaakt worden. Iemand die het leven van de koning redt, verdient het om beloond te worden. ledereen moet dat weten. Maar wat zal ik Mordechai geven? Wie kan me helpen om een mooie beloning te bedenken? Ga eens kijken in het voorhof. Is daar iemand die mij raad kan geven?"
Als de dienaar in het voorhof komt, vindt hij daar Haman. "De koning laat u roepen." zegt hij tegen Haman. Snel loopt Haman met de dienaar mee. "Haman, vertel mij eens, wat zal ik geven aan de man in wiens eer ik een welbehagen heb? Ik wil iemand eren en ik wil dat iedereen in Susan dat kan zien. Hoe zal ik dat eens doen?" Hamans ogen beginnen te glinsteren. Dat gaat over hem! Dat kan toch niet anders? Wie is nu de grootste vriend van de koning? Wie draagt zijn zegelring? Wie mag mee naar de maaltijd met koningin Esther? Hij, Haman! En nu wil de koning hem verrassen. Nou, hij zal eens aan heel Susan laten zien wie na de koning het belangrijkste is In het koninkrijk van Ahasveros! "Koning, de man die u eer wilt geven, zal men het koninklijke kleed aantrekken en men zal hem laten rijden op uw koninklijke rijdier en men moet hem uw koninklijke kroon op zijn hoofd zetten. Voor hem uit moet een belangrijke raadsman van de koning gaan die roept: Zo doet men met de man in wiens eer de koning een welbehagen heeft!"
Haman ziet zichzelf al gaan door de straten van Susan. Als een echte koning. Met een raadsman als een omroeper voor zich uit. Prachtig! Ook de koning knikt tevreden. "Ja Haman, dat is een prachtig plan. Zo krijgt die man de eer die hij verdient. Zorg ervoor dat het precies zo gebeurt, zoals )e het net gezegd hebt. De man die de eer krijgt is Mordechai. En jij zult voor hem uitlopen en roepen."
Even is het net of Haman de grond onder zijn voeten voelt wegzinken. Wat! Mordechai? Zijn vljand! Krijgt die de eer? En moet hij, Haman, voor hem uitlopen? Verschrikkelijk! Wie had dat kunnen denken. O, Haman zag zichzelf al gaan vol trots. Maar hoe is alles opeens anders! Hij zal gaan vol schande en schaamte.
Hij durft niets te zeggen. Snel maakt hij een buiging. Bevend fluistert hij: "Ja, Koning." Dan vlucht hij weg bij de koning vandaan. Vol weerzin geeft hij orders. Mordechai wordt gehaald. Hij krijgt de koninklijke kleren en de kroon.
"Mordechai, u moet deze kleren aantrekken en op het paard van de koning gaan zitten. De koning wil u nog belonen dat u zijn leven hebt gered. We gaan een rijtour maken door Susan." En daar gaan ze dan door de straten van Susan. En Haman roept: "Zo zal men doen met de man in wiens eer de koning een welbehagen heeft!" Ja, Haman moet wel. Als hij het niet doet, zal de koning hem straffen. De koning is streng. Wat hij zegt moet gebeuren. Zelfs Haman moet de koning gehoorzaam zijn. En Mordechai? Verwonderd zit hij op het paard. In zijn hart zingt het. Nee, niet omdat iedereen voor hem buigt. Niet omdat hij de koninklijke eer krijgt. Ook niet omdat Haman zo vernederd wordt en voor hem uitloopt.
Mordechai voelt wat dit betekent. De Heere is Zijn volk niet vergeten. De Heere is begonnen het volk te verlossen uit de hand van Haman. Het duivelse plan zal niet lukken. Nu zal het zeker goed komen.
Eindelijk is de tocht door Susan voorbij.
Mordechai gaat weer aan het werk in de poort. Haman heeft een kleed over zijn hoofd getrokken. Zo onopvallend mogelijk probeert hij door de straten van Susan naar zijn huis te gaan. Hoe anders is het opeens geworden. Vanmorgen nog liep hij fier en trots door de straten, oplettend of iedereen hem wel zag en voor hem boog. Nu hoopt hij maar dat niemand hem ziet. Vreselijk, wat schaamt hij zich.
Thuis wachten zijn vrouw Zeres en zijn vrienden hem op. Zij hebben gehoord wat er gebeurd is. Bezorgd kijken ze Haman aan. Ook zij beseffen dat dit van God is. Dat dit het teken is dat God voor de Joden zal zorgen. Dat Haman zal verliezen. "Als deze Mordechai een Jood is, zul je niet van hem kunnen winnen, maar je zult voor zijn aangezicht vallen."
Veel tijd om zich te beklagen krijgt Haman niet. Er wordt op de deur geklopt. De dienaars van de koning. "Wij komen Haman halen. Het is tijd voor de maaltijd bi) koningin Esther!"
De glans is er voor Haman al helemaal af. Maar weigeren is onmogelijk. Met hangend hoofd gaat hij mee. Hoe anders is alles geworden.

"Wat is uw bede koningin Esther? en zij zal u gegeven worden; en wat is uw verzoek? het zal geschieden, ook tot de helft van mijn konlnkrljkl" De koning is in een goede bui. Hij heeft lekker gegeten. Nu is hij toch wel benieuwd wat de koningin wil vragen. Het is vast iets bijzonders, anders had ze het gisteren wel kunnen vragen. "Indien ik nu genade heb gevonden in uw ogen, o koning, geef mij dan mijn leven en het leven van mijn volk. Want ik en mijn volk, wij zijn verkocht. Men wil ons verdelgen, doden en ombrengen." De koning schrikt. Dit heeft hij niet verwacht. Is er iemand die de koningin kwaad wil doen en haar volk wil doden? "Wie is de man en waar is hij die zulke plannen heeft?"
Ook Haman kijkt naar Esther. Even vergeet hij zijn eigen zorgen. De koningin doden? Wie is dat van plan? Maar wat gebeurt er nu?
Koningin Esther steekt haar hand uit en zij wijst naar Haman! "Die man, de onderdrukker en vijand, is deze boze Haman!"
Voor de tweede keer die dag krijgt Haman een enorme schok.
Het gezicht van de koning vertrekt van woede. Zonder iets te zeggen staat hij op van de tafel en loopt hij naar buiten. Hij heeft frisse lucht nodig, hij moet bijkomen van deze schrik. Zijn vriend en vertrouweling heeft hem op een vreselijke manier bedrogen! Vanmorgen zag hij al iets van de grote ijdelheid en eerzucht van Haman. Maar dit is nog erger! Maar hij zal Haman laten zien dat hij, Ahasveros, de machtigste is, en dat hij Haman helemaal niet nodig heeft.
Haman is radeloos van angst. Maar dat wist hij niet! Hij wist niet dat de koningin ook bij het joodse volk hoort! O zie je wel, zijn vrouw en vrienden hadden gelijk! Alles is ineens tegen hem. Zijn leven is in gevaar! De koning is zó boos!
Bevend staat ook hij op van zijn rustbank. Hij gaat naar de bank waarop de koningin aan tafel ligt. Hij laat zich voor haar op zijn knieën vallen. Tranen stromen over zijn wangen als hij smeekt: "O, vergeef me, ik wist het niet! Doe toch een goed woord voor me bij de koning, dat hij mij niet zal laten doden!" Niets is er over van de hoogmoedige Haman.
Dan komt de koning weer terug. Hij ziet Haman bij de koningin. "Grijpt hem! Hij probeert zelfs de koningin hier in mijn eigen paleis kwaad te doen!" Dienaars snellen toe. Ze grijpen Haman en doen een doek over zijn hoofd. Het is duidelijk. Haman moet sterven.
Een van de dienaars fluistert de koning in zijn oor wat iedereen in Susan al weet. Haman heeft een hoge galg laten maken om Mordechai aan te hangen.
"Hang hem zelf daar aan!" gebiedt de koning. Vanaf dat moment verandert er van alles. Esther krijgt alle bezittingen van Haman. Mordechai wordt de eerste raadsman van de koning. Hij krijgt nu de zegelring.
Opnieuw gaat Esther met een verzoek naar de koning: "O, koning, als ik genade in uw ogen gevonden heb, alstublieft, kan de wet van Haman niet ongedaan gemaakt worden? Mijn volk is nog steeds in gevaar!" Maar nee, ongedaan gemaakt worden kan niet. De wet van Haman is een wet van Meden en Perzen. Maar, Mordechai heeft nu de ring van de koning. Hij kan wel een tegenwet maken.
Opnieuw gaan de boodschappers op snelle paarden door de honderd zevenentwintig landschappen. In de wet van Mordechai staat dat de Joden zich op de dertiende dag van de twaalfde maand mogen verdedigen en hun vijanden mogen verdelgen, doden en ombrengen.
Wat een blijdschap en dankbaarheid is er bij de Joden, als ze horen van de nieuwe wet. Wat een angst is er bij vele anderen. Zij horen wat er gebeurd is in Susan. Wat de God van de Joden heeft gedaan. En ze vrezen voor die God. Veel van die mensen bekeren zich tot het jodendom. En dan breekt de dag aan. De dertiende van de twaalfde maand. Velen zijn bevreesd voor de Joden en durven hen geen kwaad te doen.
Toch geeft de duivel zijn plan nog niet op. Er zijn er ook nog velen die de Joden wel aanvallen. Maar zij kunnen voor de Joden niet bestaan. Want de Heere zorgt voor Zijn volk. Koning Ahasveros laat Esther roepen om haar te vertellen hoe het gegaan is met de Joden. Hij zegt: "In Susan hebben de Joden vijfhonderd mannen en de tien zonen van Haman gedood. Zo zal het in de andere landschappen ook wel gegaan zijn. De vijanden van de Joden zijn dus verslagen! Hebt u nog een verzoek, koningin Esther? Het zal u gegeven worden." "O koning, niet alle vijanden van de Joden zijn omgekomen. In Susan zijn nog vele vrienden van Haman. Als ik u nog een verzoek mag doen, laat dan ook morgen de Joden toe te doen zoals vandaag."
En zo gebeurt het. De volgende dag zijn er in de stad Susan weer vijanden die de Joden aanvallen. Maar de Joden mogen zich ook nu verdedigen en doden driehonderd mannen. In de andere delen van het rijk van Ahasveros zijn vijfenzeventig duizend vijanden gedood.
Nog een keer maakt Mordechai een wet. Hierin staat dat iedereen de veertiende of vijftiende dag van de maand Adar voortaan als feestdag moet houden, ieder jaar weer. Om te herdenken wat God voor Zijn volk heeft gedaan. Deze feestdag wordt het Purimfeest genoemd.
Wij vieren dit Purimfeest niet. Het is een feest van de Joden. Maar we kunnen er wel iets van leren. Want de duivel probeert nog steeds mensen bang en verdrietig te maken. Vooral Gods kinderen hebben last van hem. Maar, hoewel de duivel machtig is, hij is de machtigste niet. De Heere kan verdriet veranderen in blijdschap. Dit doet Hij door de Heere Jezus. Het duivelse plan is niet gelukt. De Heere Jezus is wel geboren. Hij kan zondige mensen blijdschap geven, al verdienen ze alleen verdriet door hun zonden. Hij kan zonden vergeven. Vraag jij Hem daar ook om?

Antwoorden bij het ledenblad 

Weet je het nog
1 - b; 2 - a; 3 - c; 4 - c; 5 - b; 6 - b; 7 - a.

Om over te praten

Vraag 1
a. Met de voorzienigheid van God wordt Gods macht en kracht bedoeld, waardoor hij alles in de hemel en op de aarde regeert en bestuurt. Deze macht gaat over mensen, dieren en gebeurtenissen. Niets gebeurt er wat God niet voorzien en bestuurt heeft.
b. Gods voorzienigheid komt in de geschiedenis van Esther duidelijk naar voren. De Heere bestuurde het zo dat Esther aan het hof van Ahasveros was toen Haman zijn duivelse plannen uit wilde voeren. Zo zorgde God dat ook deze aanslag van de duivel op niets uitliep. De duivel wilde voorkomen dat de Heere Jezus geboren zou worden. Maar al is de duivel machtig, God is almachtig. Hij heeft ervoor gezorgd dat de Heere Jezus wél naar de aarde kwam om verzoening te doen voor de zonden van Zijn volk.
c. Het is niet eenvoudig om in je eigen leven aan te wijzen dat iets met een bepaalde reden gebeurt. Maar toch mogen we ook in de dingen van iedere dag de hand van de Heere zien. Bij de bespreking van de vragen moet je dit wel eenvoudig houden. Gods voorzienigheid is te zien in kleine dingen: ons eten en drinken iedere dag, gezondheid die we ontvangen, maar ook ziekte. Dat geeft de Heere opdat we Hem aan zullen roepen. En denk maar eens aan het feit dat je geboren bent in een gezin dat naar de kerk gaat, dat je bent gedoopt en dat je Gods Woord kunt horen en lezen! Dat is ook voorzienigheid van de Heere! Voor Gods kinderen is het tot troost dat ze mogen weten dat alles wat hen in dit leven overkomt, bedoeld is om hen dichter bij de Heere te brengen.

Vraag 2
a. Jozef en Mozes aan het hof in Egypte, Daniël in Babel.
b. In min of mindere mate verliep ook hun weg door vernedering naar verhoging. Hun aanwezigheid op zo'n belangrijke plaats stelde hen in staat hun volk te redden.

Vraag 3
a. Haman was ijdel en hoogmoedig. Het ging hem alleen om zijn eigen eer en niet om het voordeel van de koning of het koninkrijk. Hij deinsde er zelfs niet voor terug een man die hem ergerde uit de weg te ruimen en zelfs het hele volk van zijn vijand te verdelgen. Haman was een werktuig van de satan die erop uit was Gods volk uit te roeien. Daarom kon hij niet bestaan.
b. Mordechai was niet uit op eigen eer en roem. Hij zocht het goede voor zijn volk. De Heere zegende hem daarin en maakte hem voorspoedig.

Vraag 4
Hoewel Gods naam niet in het boek Esther genoemd wordt, is Hij wel duidelijk in de geschiedenis aanwezig. Heel duidelijk komt Gods leiding in de wereldgeschiedenis naar voren. Niets gebeurt er buiten Zijn voorzienigheid om. Tevens is het een waarschuwing voor allen die Zich tegen Zijn volk keren. Het loopt slecht met hen af.

Vraag 5
a. in de bijbelse geschiedenis kunnen we denken aan Farao, die alle jongetjes van de Israëlieten wilde ombrengen, koning Herodes en Athalia. Sinds het volk Israël in de verstrooiing is, zijn er verschillende aanslagen op het volk gepleegd. De pogroms in Polen, de holocaust en nu nog steeds zijn veel Arabische volken uit op de ondergang van het Joodse volk.
b. Dit is een lastig vraagstuk. Het is zeker niet de bedoeling hier heel diep op in te gaan. Wel kan gesproken worden over de bijzondere plaats van het volk. Er is niets waardoor ze zich de positie van uitverkoren volk hebben waardig gemaakt. Ook is het volk ontelbare keren van God afgedwaald. Toch heeft Hij ze elke keer weer opgezocht. Dit is genade. Zo kunnen ook wij uit genade zalig worden. Niet omdat we het ons waard gemaakt hebben, maar omdat God zondaren op wil zoeken. Maar we kunnen uit de geschiedenis van Israël ook leren, dat wie de speciale zorg van de Heere mag ervaren, die zal ook de speciale haat van de satan ervaren.

Puzzels

1. In het vak staat: Ahasveros

2 a. Antwoord hangt af van het moment waarop de schets wordt behandeld.
b. Esther 3 : 7 - Nisan, bij ons april.
Esther 3 : 13 - Adar, bij ons maart
Esther 8 : 9 - Sivan, bij ons juni

Aantekeningen bij de tekst van de beide schetsen

Esther 1
Vers 1: Ahasveros: de vierde, grootste en machtigste heerser van het wereldrijk van de Meden en Perzen: in het Grieks heet hij Xerxes.
Vers 2: de burg Susan: de stad en de burg, of het paleis, hebben waarschijnlijk één naam gehad.
Vers 9: De koningin Vasthi maakte ook een maaltijd: een maaltijd voor de vrouwen van wie de mannen bij de koning aten. Het was bij de Perzen niet gebruikelijk dat de vrouwen tijdens feesten bij de mannen zaten en aten.
Vers 11: Dat zij Vasthi zouden brengen: een beledigend voorstel; het is in strijd met de zeden van de Perzen dat een vrouw in het openbaar verschijnt, laat staan dat ze te kijk wordt gezet voor een gezelschap dronken mannen.
Vers 17: Want deze daad van de koningin zal uitkomen tot alle vrouwen: Het zal een oorzaak zijn, dat ook onze en andere vrouwen hun mannen verachten zullen.
Vers 19: wet van de Perzen en Meden: een wet van Meden en Perzen is onherroepelijk.

Esther 2
Vers 1: gedacht hij aan Vasthi: hij mist haar.
Vers 3: vergaderen alle jonge dochters. ... tot het huis van de vrouwen: bij elkaar brengen uit het hele koninkrijk in het huis van de jonkvrouwen.
versierselen: schoonheidsmiddelen: kleren, oorringen en juwelen, maar ook reukwerk en lekker ruikende zalven, olie en reukballetjes.
Vers 7: Hadassa, deze is Esther: zij werd pas Esther genoemd toen ze de vrouw van koning Ahasversos was: Hadassa betekent mirte'; Esther betekent 'ster', naar de sterregodin Istar.
de dochter van zijn oom: Mordechai was de neef van Esther; hun vaders waren broers.
Vers 8: vele jonge dochters: Flavius Josephus schrijft dat er vierhonderd jonkvrouwen bij elkaar gebracht waren.
Vers 10: want Mordechai had haar geboden, dat zij het niet zou te kennen geven: ze hoefden iet te liegen, maar mocht alleen niet spreken over haar afkomst; de Joden werden in die tijd niet echt geacht; ze waren allebei in Susan geboren en iedereen nam aan dat zij van Perzische afkomst waren.
Vers 13: tot het huis van de koning: naar de slaapkamer van de koning; wanneer een meisje eenmaal de nacht bij de koning had doorgebracht, werd zij beschouwd als een bijvrouw.
Vers 15: begeerde zij niet met al: ze heeft geen extra wensen wat kleding, sieraden en schoonheidsmiddelen betreft; ze gaat af op wat Hegai adviseert; ze gaf zich over en vertrouwde op Gods voorzienigheid (Kanttekeningen).
Vers 18: hij gaf de landschappen rust: hij verminderde de lasten en schattingen van zijn onderdanen.
Vers 23: de kronieken: de koninklijke annalen waarin alle gedenkwaardige gebeurtenissen werden opgeschreven.

Esther 3
Vers 1: Haman, ... de Agagiet: waarschijnlijk was Haman een afstammeling van koning Agag, de Amalekiet tegen wie koning Saul heeft gevochten en wiens volk Saul heeft uitgeroeid; sommigen menen dat Haman daarom als wraak alle Joden wilde laten ombrengen.
Vers 4: want hij had hun te kennen gegeven, dat hij een Jood was: op het herhaaldelijk vragen van de andere mannen in de poort, gaf Mordechai als antwoord dat hij een Jood was; Zijn God verbood het om mensen of andere schepselen te aanbidden.
Vers 6: Doch hij verachtte, ... ,dat hij aan Mordechai alleen de hand zou slaan: Haman vond het de moeite niet waard om Mordechai alleen te doden; ze hadden hem verteld van welk volk Mordechai was; een heel volk ombrengen was een betere genoegdoening.
Vers 7: het Pur: dit is een Perzisch woord dat lot betekent.
Vers 8: Want Haman had tot de koning gezegd: dit deed hij voordat hij het lot wierp; hij moest eerst toestemming hebben om de Joden uit te roeien; terwijl alleen Mordechai hem niet eerde, doet Haman net alsof het hele Joodse volk de wetten van de koning veracht.
Vers 10: zijn ring: zijn zegelring, waarmee alle wetten en officiële stukken verzegeld werden.
Vers 13: hun buit zou roven: zodat Haman hen later alles voor zichzelf kon afnemen.
Vers 15: zaten en dronken: Haman was bang dat het geweten van de koning zou gaan spreken en hield hem daarom dronken.
doch de stad Susan was verward: in opschudding, verbijsterd, perplex.

Esther 4
Vers 1: met een groot en bitter geroep: iedereen mocht het zien en horen; hij schaamde zich niet meer voor zijn afkomst.
Vers 2: tot voor de poort: om de aandacht van Esther te trekken.
bekleed met een zak: als teken van diepe droefheid, rouw en pijn.
niemand mocht in de poort van de koning inkomen bekleed met een zak: de koning wil niet geconfronteerd worden met ellende; alleen wat vrolijk en aangenaam was, mocht aan het hof verschijnen.
Vers 5: Toen riep Esther Hatach: haar vertrouweling, want nu komt hij te weten dat zij een Jodin is; de vrouwen van de koning werden afgezonderd; het was hen niet geoorloofd met andere mannen te praten, dan hun dienaren.
Vers 8: het afschrift: kopie van de plakkaten (van de wet) die overal in de stad waren opgehangen.
en haar gebood: Mordechai was haar opvoeder geweest; hij had nog enig gezag over haar gehouden, hoewel ze nu de koningin was.
van hem te verzoeken: zij moest zelf naar de koning toegaan en niet iemand anders sturen.
Vers 13: in uw ziel: in uzelf.
Vers 14: maar gij en uws vaders huis zult omkomen: wanneer u in deze uiterste nood geen medelijden zult bewijzen aan uw volk, zo zal de Heere u daarvoor straffen.
en wie weet, of gij niet om zulke .... tot dit koninkrijk geraakt zijt: misschien heeft God u met het oog op deze wet wel koningin gemaakt.
Vers 16: en vast voor mij: zij wil zeggen: in uw vasten en bidden zult gij mij bij God gedenken, dat Hij Zijn zegen wil geven over de voorbede die ik bij de koning zal doen (zie ook Achtergrondinformatie 'Naam van God').
wanneer ik dan omkome, zo kom ik om: ik ben gewillig om mijn leven in doodsgevaar voor mijn volk te stellen, en te verwachten wat God geven zal; ik kan mijn leven niet voor een betere zaak verliezen; het is voor haar een heilig besluit haar plicht te doen en de uitkomst aan God over te laten (Kanttekeningen en Matthew Henry)

Esther 5
Vers 1: een koninklijk kleed: in tegenstelling tot hoofdstuk 2 doet Esther er nu alles aan om zo gunstig mogelijk voor de koning te verschijnen.
Vers 2: en Esther naderde, en roerde de spits des scepters aan: dit was een teken van gehoorzaamheid en eerbied, als een nederige smekelinge.
Vers 4: zo kome de koning met Haman heden tot den maaltijd: zij wilde de koning in een goed humeur brengen, zodat hij ontvankelijker zou zijn voor de klacht die ze bij hem in zou dienen.
Vers 6: op de maaltijd des wijns: sommigen schrijven dat bij de Perzen de wijn pas op tafel kwam als het banket en de vruchten opgediend werden; want anders dronken zij water; de drank van de koning was gekookt water uit de rivier Choaspe.
Vers 8: zo zal ik morgen doen naar het bevel van de koning: zij wist dat het uitstellen van haar verzoek op deze manier opgevat zou worden als een teken van de grote eerbied die zij voor de koning had, en dat zij niet graag teveel aandrang op hem uit wilde oefenen.
Vers 13: Doch dit alles baat mij niet: niets kan hem vrolijk maken als hij Mordechai ziet zitten die niet buigt.

Esther 6
8: een koninklijke kroon op zijn hoofd: bedoeld is een kroon op het hoofd van het paard.
12: daarna keerde Mordechai wederom tot de poort: hij is zeer bemoedigd door deze onverwachte wending. Hij voelt dat een keer ten goede op handen is; daarom trekt hij zijn rouwkleren niet meer aan en hervat hij zijn werk.
Met bedekten hoofde: met omhuld gelaat, als teken van schaamte en droefheid. Haman vreest in ongenade te vallen.
13: gij zult gewisselijk voor zijn aangezicht vallen: Hamans vrouw en raadgevers voorspellen zijn ondergang.

Esther 7
4: Wij zijn verkocht: Esther zinspeelt op de tienduizend talenten die Haman in de schatkist wilde storten, in ruil voor de dood van alle Joden en de daardoor verminderde belastinginkomsten..
5: Wie is die?: De koning weet niet dat Esther een jodin is en ziet daarom geen verband tussen haar leven en dat van haar volk, en Hamans plan.
7: en ging naar de hof van het paleis: om na te denken wat hem te doen staat.
8: het bed: de divan
Zij bedekten Hamans aangezicht: Perzisch gebruik bij een ter dood veroordeelde
9: En Charbona zeide: Haman is niet geliefd bij de kamerlingen.

Esther 8
1: het huis van Haman: zijn goederen, landerijen, knechten, vee en geld.
2: en gaf hem aan Mordechai: de ring, die de koning eerst aan Haman had gegeven, is een teken van volmacht. Mordechai krijgt de plaats van Haman.
11: dat de koning de Joden toeliet: de eerste wet kan niet herroepen worden, daarom wordt er een tegenwet uitgevaardigd, die elke Jood het recht geeft zichzelf te verdedigen tegen geweld.
En voor hun leven te staan: voor hun leven te vechten.

Esther 9
3: verhieven de Joden: de autoriteiten steunen hen.
4: die man werd doorgaans groter: zijn aanzien stijgt met de dag.
10: zij sloegen hun handen niet aan de roof: het is hun niet te doen om vuil gewin, maar om puur lijfsbehoud.
12: mannen: we lezen niet dat de Joden vrouwen en kinderen ombrengen.
13: men late ook morgen de Joden toe te doen naar het gebod van heden: vele vijanden die hen hebben aangevallen, zijn nog in leven. Esther wil een herhaling van deze gebeurtenissen voorkomen.
22: zending van delen aan elkaar: geschenken, bestaande uit porties eten,
23: de Joden namen aan te doen wat zij begonnen hadden: ze beloven jaarlijks dit feit te herdenken.

Esther 10
3: Mordechai was de tweede bij de koning Ahasveros: de eerste minister, geen onderkoning, want Ahasveros is opgevolgd door zijn zoon Arthasasta.

Achtergrondinformatie bij de beide schetsen

NAAM VAN GOD
Het boek Esther is het enige Bijbelboek waarin de Naam van God ontbreekt. Toch is het de bedoeling van dit boek om inzicht te geven in de werking van de voorzienigheid van God, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil (Efeze 1 : 11). God regeert.
Hoewel Gods Naam dus niet expliciet genoemd wordt, gaan de makers van de Kanttekeningen en Matthew Henry, in zijn verklaring van het Oude en Nieuwe Testament, wel uit van het dienen van en vertrouwen op God door Esther en Mordechai.
Hieronder volgen wat opmerkingen om dat aan te tonen. Vanuit dat oogpunt is de schets ook geschreven.
Mordechai weent bitter, hij verscheurt zijn kleren en hij trek een zak aan met as. Hij laat zien dat hij verdrietig is, maar ook dat hij een Jood is. Het is niet in de eerste plaats zijn zaak, maar een zaak van God, zelfs nu het een hopeloze en verloren zaak schijnt. Hij weet dat Hamans haat vooral op hem gericht is. De andere Joden zullen vanwege hem gestraft worden. Hij hield namelijk vast aan zijn principes en weigerde te buigen voor Haman. Hij luisterde niet naar het aandringen van zijn vrienden om het wel te doen. Hij vertelde dat hij een Jood was en dat hij dit naar zijn geweten niet kon doen. Zijn weigering is Godvrezend en nauwgezet.
Daarom kan hij getroost zijn zaak en die van het volk aan Hem overlaten.
Na de weigering van Esther om naar de koning te gaan, gelooft Mordechai dat er dan op een andere manier verlossing zal komen. Het was de taal van een sterk geloof dat aan de belofte van God niet getwijfeld heeft toen het gevaar het dreigendst was.
Esther besluit naar de koning te gaan, wat het ook zal kosten. Maar ze wil eerst dat Mordechai en de Joden in hun vasten en bidden aan haar zullen gedenken. Ze moeten God vragen of Hij Zijn zegen wil geven op de voorbede, die ze bij de koning zal doen. Maar ook zijzelf en haar vrienden zullen een beroep op God doen. Zij willen door vasten en bidden Gods gunst verkrijgen. Esther gelooft dat Gods gunst door gebed verkregen wordt. Wanneer zij God in deze zaak gezocht hebben, zal Esther naar de koning gaan om voor haar volk te bemiddelen.
Het gaat tegen de wetten van het land in om ongevraagd naar de koning te gaan. Maar naar de wet van God zal ze het wagen: "Wanneer ik dan omkome, zo kom ik om." Het is een heilig besluit om haar plicht te doen en de uitkomst aan God over te laten.

DE VOORZIENIGHEID VAN GOD
In dit hele boek blijkt Gods hand in de leiding van Zijn volk Israël. Het gaat om de strijd tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad. De duivel wil een aanval plaatsen op Gods volk en gebruikt daar Haman voor. Maar uit alles blijkt dat niet Haman of de Satan regeert, maar God.
Het begint met het feit dat koningin Vasthi verstoten wordt en dat Mordechai en Esther dan nog in Perzië zijn, terwijl hun ouders hadden kunnen terugkeren. Dan dat Esther boven zoveel andere meisjes wordt uitgekozen om koningin te worden.
Mordechai zegt er in Esther 4 het volgende over: "Wie weet of gij niet om zulke tijd als deze is, tot dit koninkrijk geraakt zijt?" God heeft haar met het oog hierop koningin gemaakt.
Vermoedelijk zou ze geen koningin geworden zijn als God haar niet had willen gebruiken om Zijn volk in deze tijd te verlossen.
Daarna ontdekt Mordechai een samenzwering van Bigthan en Theres tegen koning Ahasveros. Het leven van de koning wordt gered, maar hoewel de gebeurtenis wordt opgeschreven in de kronieken, krijgt Mordechai geen beloning. Er wordt nog geen stap gedaan in de richting van het plan van Haman om de Joden te verdelgen, maar verschillende stappen worden gedaan in de richting van Gods plan om hen te verlossen. God geeft Mordechai nu een gelegenheid om de koning een goede dienst te bewijzen, opdat hij later een des te betere gelegenheid zal hebben de Joden een goede dienst te bewijzen.
Haman krijgt toestemming om het volk uit te roeien. Hij vertrouwt erop dat het lot de juiste tijd zal aanwijzen. De HEERE gebruikt dat bijgeloof van Haman zo dat Zijn volk nog elf maanden de tijd krijgt om verlossing te vinden.

PLAATS IN DE TIJD VAN DE BIJBEL
De geschiedenis die in Esther wordt beschreven, speelt zich af onder de in Perzië achtergebleven ballingen uit Israël en Juda. Deze Joden hebben geen gebruik gemaakt van het aanbod van koning Kores in 536 voor Christus terug te keren naar Juda.
Het boek sluit aan op Ezra 6. Het gebeurde vindt plaats in de 58 jaar die liggen tussen het vertelde in Ezra 6 en Ezra 7. Ahasveros is de vader van koning Arthahsasta, die in Ezra en Nehemia vaak genoemd wordt. In jaartallen:
536 v. Chr.: terugkeer naar Juda;
485-465 v. Chr.: regering van Ahasveros;
483 v. Chr.: koningin Vasthi verstoten;
478 v. Chr.: Esther wordt koningin;
473 v. Chr.: instelling van het Purimfeest.

ESTHER
De naam Esther kan afgeleid zijn van Isjtar, een Babylonische godin. Ook wordt wel beweerd dat de naam komt van het Perzische star, dat ster betekent.
Uit Esther 2 : 7 blijkt dat Hadassa een andere naam voor Esther is. De meeste commentaren gaan ervan uit dat Hadassa een Hebreeuwse en Esther een Perzische naam is. Duidelijke bewijzen zijn er niet. In de Perzische naam Esther herkennen de Joden wel een woord uit hun eigen taal. Astir is Hebreeuws voor 'ik verberg me'. Astir en Esther hebben dezelfde medeklinkers. In het boek Esther wordt de naam van God niet genoemd. Hij is hier de verborgene.

HISTORIE
Na de ineenstorting van het Babylonische rijk komen de Perzen aan de macht. Van de grote wereldmachten uit de tijd voor Christus is het Perzische rijk het machtigste. Heel het gebied rond de Eufraat en de Tigris is Perzisch bezit.
Het rijk strekt zich uit van Griekenland tot het huidige Iran. Ook Egypte en Palestina worden door de Perzen overheerst. Ahasveros was heerser over honderd zevenentwintig landschappen. Ahasveros was een zoon van koning Darius. Zijn overgrootvader was de bekende koning Kores, de koning die de Joden toestemming gaf om terug te gaan naar Jeruzalem om de tempel weer op te bouwen. Terwijl Esther en Mordechai nog in Perzië wonen, zijn er al vele duizenden Joden teruggekeerd naar hun land. De tempel in Jeruzalem is herbouwd en het Pascha wordt al zo'n dertig jaar weer gevierd.

AHASVEROS
Het beeld dat van Ahasveros wordt geschetst in het boek Esther en in andere bronnen, is dat van een grillig man. De ene keer is hij vriendelijk en goedgeefs. Op een ander moment is hij hard en gunt hij een ander niets. Waarschijnlijk is grootheidswaanzin hem niet vreemd geweest. Van hem is bekend dat hij de zee liet geselen en boeien. Men sloeg met een zweep op het water en gooide kettingen in de zee, omdat door een storm een nieuwe brug was ingestort en in het water gevallen.

VIJANDEN
In het boek Esther staan twee partijen tegenover elkaar. Oppervlakkig gezien wil Haman de Joden uitroeien en willen Esther en Mordechai met hun volk overleven.
Deze tegenstelling heeft echter een diepere betekenis. Het gaat hier om de strijd tussen God en satan.
Het doel van de satan in de strijd tussen Haman en de Joden was de definitieve scheiding tussen God en de mensen te bewerkstelligen. Dat kan maar op één manier: voorkomen dat Gods Zoon voor zou kunnen geboren worden. Honderden jaren voordat de Heere Jezus in Bethlehem wordt geboren, is de satan er al op uit om op slinkse wijze het joodse volk uit te roeien. Niet alleen in Perzië, maar in alle honderd zevenentwintig gewesten waarin Ahasveros heerser is. Want Jezus, de Christus, mag er niet komen.
Als deze aanslag mislukt, probeert hij het opnieuw. Tenslotte strijdt hij met de Zoon van God zelf. Maar ook deze laatste aanval wordt afgeslagen. God heeft overwonnen! Haman is een Agagiet (Esther 3 : 1) Hij lijkt daarm ee een afstammeling van Agag, de koning van Amelek, te zijn. De Amelekieten waren aartsvijanden van Israël. Zij waren de eerste die de Israëlieten aanvielen na de uittocht uit Egypte. Later krijgt koning Saul de opdracht om de Amelekieten uit te roeien. Het gevecht tussen Saul en Agag komt extra in herinnering als we lezen dat de afstamming van Mordechai richting Saul verwijst. Mordechai, uit de stam van Benjamin, wordt een nakomeling van Kis genoemd (Esther 2 : 5).
Nog steeds wordt door de Joden een link gelegd tussen de strijd tegen de Amelekieten en de strijd tussen Haman en Mordechai. Nog altijd wordt op de zondag voor het purimfeest in de synagoge de vervloeking van Amelek gelezen. Haman is een zeer eerzuchtig man. Er bestaat maar één mens voor hem, dat is hijzelf. De anderen heeft hij alleen maar nodig om hem te bewonderen. Maar hij is ook zeer lafhartig. Als hij de dood in het aangezicht ziet, verandert hij in een hoopje ellende en smeekt hij om lijfsbehoud.
Van nature dragen we allen het hart te hoog en willen we geëerd worden. De hoogmoed van de mens zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden.

EEN SLAPELOZE NACHT.
De slapeloze nacht van koning Ahasveros is beslissend in de geschiedenis van het boek Esther. Letterlijk staat in de tekst dat de slaap bij de koning wegvluchtte. Slapen lijkt iets heel gewoons, maar ook onze slaap is in Gods handen.
Juist in deze slapeloze nacht zien we Gods werk. De volgende dag vindt er een ommekeer in het lot van Zijn volk, in het lot van Haman en Mordechai.
Ruim vierenhalve eeuw later is er weer Iemand' die een slapeloze nacht heeft. Zijn discipelen slapen wel. Maar de Heere Jezus is wakker. De volgende dag brengt Hij een ommekeer in het lot van Zijn volk.
Koning Ahasveros laat zich voorlezen uit de geschiedenisboeken van zo'n vijf jaar geleden. Hij luistert goed en ontdekt dat Mordechai nog niet beloond is.
Haman denkt die nacht ook aan Mordechai. Hij vindt het nu de tijd om Mordechai uit de weg te ruimen. De daad bij het woord voegend staat hij vroeg op en gaat naar het paleis, niet wetend wat hem daar te wachten staat.

BESTUUR VAN GOD
De Heere leidt alles. Hij zorgt ervoor dat de koning niet in slaap kan komen; dat de koning uitgerekend nu herinnerd wordt aan zijn redding door Mordechai; dat Mordechai niet eerder beloond is; dat Haman zo vroeg aanwezig is om Mordechai op te hangen; dat Haman aan zichzelf denkt voor het eerbewijs; dat de koning hem ervoor uitkiest om Mordechai rond te leiden; dat Mordechai in het openbaar door Haman wordt geëerd; en dat Haman nog diezelfde dag aan zijn eigen galg wordt gehangen.

GEDENKBOEK
Alle gedenkwaardige gebeurtenissen in Perzië werden opgeschreven in het boek der gedachtenissen. Zo is er ook een gedenkboek van ieder mens voor Gods aangezicht. (Maleachi 3 : 16) Van de ongelovigen zijn in dat boek louter zonden beschreven, want al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Van de gelovigen zijn in dat boek louter goede werken beschreven, want zo ver het oosten is verwijderd van het westen, zo ver doe Hij onze overtredingen van ons. In de dag des oordeels zullen wij naar onze werken, hetzij goed, hetzij kwaad, geoordeeld worden. (Openbaringen 20 : 12)

DE STRIJD
Het koninklijke gebod hield niet in dat de Joden nu zoveel Perzen mochten doden als zij maar wilden. Hoewel het andersom in het edict van Haman wel zo was, kregen de Joden nu slechts een verdedigingswapen in de hand. Opvallend is het dat we niet lezen dat de Joden vrouwen en kinderen hebben gedood en de buit hebben geroofd, maar dat drie keer (Esther 9 : 10, 15 en 16) meegedeeld wordt dat zij hun handen niet aan de buit sloegen. De Joden voerden de strijd van God en de vijanden moesten ondervinden dat God niet ongestraft laat wat ten kwade van Zijn volk wordt begonnen.

PLAATSVERWISSELING
In plaats van Mordechai wordt Haman aan zijn eigen galg gehangen. De rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd; en de goddeloze komt in zijn plaats. (Spreuken 11 : 8) Wie een kuil graaft, zal daarin vallen.(Prediker 10 : 8)

PROSELIET
Proseliet is een Grieks woord voor de vreemdeling die zich bekeert tot de God van Israël. Velen uit de heidenvolken in Perzië nemen de joodse godsdienst aan, nu ze de hand van de almachtige God van Israël in deze geschiedenis hebben gezien. Ze laten zich besnijden en beloven te leven naar de Wet van God. Zo willen ze zich van de gunst van God, Esther en Mordechai verzekeren. Hier gaat de profetie van Zacharia in vervulling (Zacharia 8 : 23)

JODENHAAT
Ondanks de wet op zelfverdediging, de invloedrijke positie van Esther en Mordechai en de bescherming van de autoriteiten, worden de Joden toch massaal aangevallen. Dat laat zien hoe groot de haat tegen de Joden en de hebzucht is. Hoe is die jodenhaat de verklaren? Haman heeft het al verwoord: het is een volk dat, hoewel overal verstrooid onder de volken in het Perzische rijk, in afzondering leeft naar eigen wetten.
Wanneer wij naar de Wet van God leven, en ons niet aanpassen aan de stijl van de wereld, roept dat verzet op. De bron van dat verzet is de afkeer van de mens van God. (Johannes 15 : 18, 19)

PURIMFEEST
Het Purimfeest is genoemd naar het Pur, het lot dat Haman wierp om de meest geschikte dag te vinden waarop zijn boosaardig plan zou kunnen uitvoeren.
Dit feest is niet door God ingesteld, maar door Mordechai. Het is geen godsdienstig feest, maar een volksfeest, een bevrijdingsfeest. Niet de dagen waarop gestreden werd, maar de dagen waarop zij na de behaalde zegen rustten, werden tot dank- en feestdag geheiligd. Ook de Sabbat werd niet gesteld op de dag waarop God Zijn scheppingswerk voltooide, maar op de dag dat God van Zijn arbeid rustte.

APOCRIEFE BOEK ESTHER
Esther 10 telt maar drie verzen. Dat zijn er lange tijd meer geweest. Toen in de dertiende eeuw de hoofdstukkenindeling van de bijbelboeken is gemaakt, telde het boek Esther 16 hoofdstukken. Het was dus langer. In de tijd van de reformatie is men teruggekeerd naar het oorspronkelijke boek Esther, zoals het voorkomt in de Hebreeuwse Bijbel, en naar het gebruik van de oude kerk. Het gedeelte vanaf Esther 10 : 4 is namelijk alleen bekend in het Grieks, uit de Septuaginta. Sinds die tijd heet het deel vanaf Esther 10 : 4 apocrief.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2006

Mivo -12 | 27 Pagina's

Esther - Gods redding voor Israël

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 2006

Mivo -12 | 27 Pagina's