Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sara

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sara

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets

Lezen: Genesis 18 : 1-15, 21 : 1-8

Zingen:
Psalm 27 : 7
Psalm 52 : 7
Psalm 139 : 1
Psalm 77 : 5, 6, 8
Psalm 100 : 2, 4
Psalm 105 : 1, 5
Psalm 93 : 1, 4
Psalm 103 : 1,2,7
Psalm 66 : 8, 10
Psalm 111 : 5

Kerntekst: "Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd ha ars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, die het I beloofd had." (Hebreeën 11 : 11)


Door de woestijn, die tussen het land Mesopotamië en Kanaan ligt, reist een grote groep mensen en dieren. Je ziet mannen, vrouwen, en kinderen. Ook lopen er veel schapen, runderen, geiten, ezels en kamelen. Tussen al die mensen rijdt ook een vrouw: Saraï.
Saraï is meegegaan met haar man Abram. Ze zijn op reis.... Waarheen? Ja, dat weet Saraï niet... Het is niet voor het eerst dat Saraï op reis is. Een aantal jaren geleden woonde ze nog in Ur, een plaats in het land van de Chaldeeën. Daar woonde de hele familie van Saraï en Abram. Ze dienden daar de afgoden. Maar op een dag was er iets gebeurd. De Heere had tot Abram gesproken. Hij had gezegd:"Ga gij uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders naar het land dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken...."Abram had dat verteld aan zijn vader Thera. Die had Abram en Saraï en ook zijn kleinzoon Lot genomen en was op reis gegaan. Ook Saraï was gehoorzaam meegegaan op reis. Alles wat ze had, had ze achter gelaten in Ur der Chaldeeën. Haar huis, haar spullen, haar familie, haar vriendinnen. Zo waren ze in Haran gekomen, een stad in Mesopotamië. Daar was Thera gestorven. En nu, een poosje geleden, heeft Abram gezegd tegen Saraï: "We moeten weer op reis, want dit is niet het land dat de Heere mij heeft beloofd". En Saraï? Weer is ze gehoorzaam met Abram mee gereisd. Weer heeft ze alles achtergelaten. En nu zijn ze op reis naar... Ja, dat weten Abram en Saraï niet. De Heere heeft de naam van het land niet genoemd. Hij heeft alleen gezegd:"Ga naar het land, dat Ik u wijzen zal".En Hij heeft ook beloofd;"Ik zal u tot een groot volk maken". En dat terwijl Abram en Saraï nog helemaal geen kinderen hebben. Saraï kan helemaal geen kinderen krijgen, want ze is onvruchtbaar. Toch gelooft Saraï dat de Heere doen zal, wat Hij beloofd heeft. Dat de Heere alles kan! En daarom is Saraï mee op reis gegaan.

Na een lange reis zijn ze in het land Kanaan aangekomen. Daar heeft de Heere tegen Abram gezegd: "Dit land zal Ik aan uw zaad geven." De kinderen van Abram zouden dus eenmaal in dit land mogen wonen.
Maar Abram heeft nog geen kind. En Saraï die gehoopt heeft dat ze nu wel gauw een kind zal krijgen, krijgt geen kind... 
Zo gaan de jaren voorbij. Abram en Saraï wonen in het land Kanaan, tussen de Kanaanieten. Op een nacht verschijnt de Heere weer aan Abram. Juist als hij zo moedeloos is. Zal hij nog een kind krijgen? Abram kan het eigenlijk niet meer geloven. Nee, als hij sterft, zal Eliëzer, zijn belangrijkste knecht, wel alles wat hij heeft van hem erven.

Maar dan spreekt de Heere en Hij zegt: "Nee, Abram, niet deze knecht, maar uw eigen zoon zal uw erfgenaam zijn." De Heere belooft dat Abram tot een groot volk zal worden. Hij moet naar buiten gaan en naar de lucht kijken. Daar staan de miljoenen sterren. "Probeer ze eens te tellen," zegt de Heere.
Abram probeert het, maar het lukt niet. Zoveel sterren, die kun je niet tellen!
"Zo zal uw zaad zijn," zegt de Heere. Door die verschijning en het woord van de Heere krijgt Abram weer moed. Hij vertelt het ook aan Saraï. Ook Saraï krijgt weer moed. Ze weet het weer zeker: wat de Heere belooft, zal Hij ook doen!

In haar tent is Saraï aan het werk. Ze is verdrietig. Het kan nu toch niet meer, dat zij nog een kind krijgt... Daarvoor is ze te oud geworden. Saraï wéét wat de Heere gezegd heeft. Ze weet wat Hij aan Abram beloofd heeft. Abram zal een zoon krijgen. O, Saraï verlangt zo naar die zoon. Want uit dat kind zal toch de Messias geboren worden... Dat die zoon geboren zal worden, dat gelooft Saraï vast en zeker! Maar.... zal die zoon van Abram ook een zoon van háár zijn? Dat heeft de Heere niet gezegd... Zou de Heere willen, dat Abram misschien met een andere vrouw trouwt? Met een vrouw die wel een kind kan krijgen. Een kind dat de beloofde zoon zal zijn. Zo moet het haast wel. Saraï kijkt eens naar haar dienstmeisje, dat in de tent aan het werk is. Zou ze Hagar, haar dienstmeisje uit Egypte, met Abram moeten laten trouwen? Weet je wat? Saraï zal het er toch eens met Abram over hebben.
En dat doet ze ook. "Abram", zegt ze, "je moest maar met mijn dienstmeisje, met Hagar, trouwen. Als zij dan een kind krijgt, is dat ons kind." En wat doet Abram? Zegt hij tegen Saraï: "Maar Saraï weet je dan niet meer wat de Heere beloofd heeft? Geloof je niet dat de Heere alles kan?" Nee, dat doet Abram niet. Vraagt hij dan de Heere om raad? Nee, dat doet Abram ook niet... Abram luistert naar wat Saraï zegt. Hij trouwt met Hagar.
Niet lang daarna is Hagar in verwachting van een kindje.
Ismaël wordt geboren. Abram en Saraï denken allebei: dit is het kind, dat de Heere ons beloofd heeft...

En toch is Ismaël niet de beloofde zoon! Op een dag komt Abram bij Saraï. Hij vertelt haar wat er gebeurd is. Weer is de Heere hem verschenen. En Hij heeft tegen Abram gezegd: "Uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham, want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken."
Uit Abraham zullen dus heel veel volken voortkomen. Maar de Heere heeft nog meer gezegd.. En dat ging over Saraï! Ook zij heeft van de Heere een andere naam gekregen. Voortaan moet Abraham haar Sara noemen, want de Heere zal haar zegenen. Ja, de Heere zal haar een zoon geven! Uit die zoon zullen volken voortkomen. Ja, er zullen koningen uit die volken geboren worden." "Voorwaar," dat betekent dat het werkelijk waar is, heeft de Heere tegen Abraham gezegd, "Sara uw vrouw zal u een zoon baren." Ook de naam van het kind heeft de Heere verteld. Izak moet die zoon heten. En met die zoon zal God Zijn verbond oprichten. Uit hem zal de Messias geboren worden.
Stil heeft Sara geluisterd. Zal zij toch nog een kind krijgen? Ze is al zo oud, maar de Heere heeft het tegen Abraham gezegd.... En Hij heeft haar naam genoemd. In het hart van Sara is weer hoop gekomen... Hoop dat de Heere zal doen wat Hij beloofd heeft.

Het is een poos later.
In haar tent is Sara aan het werk. Bij de ingang van zijn de tent zit Abraham. Het is warm.
Plotseling hoort Sara stemmen. Er komen wat vreemdelingen voorbij. Abraham vraagt of ze een poosje bij hem willen uitrusten. Niet lang daarna komt Abraham de tent van Sara binnen.
"Sara, kun je wat koeken klaar maken, want ik heb bezoek gekregen. Zelf zal ik een kalfje klaar maken." Sara gaat aan het werk. Ze neemt drie maten meelbloem en daarvan maakt ze koeken, die ze op wat hete stenen bakt. Die brengt ze bij Abraham. Als alles klaar Is, nodigt Abraham zijn gasten uit voor de maaltijd.
Sara is terug gegaan naar haar tent. Abraham blijft achter bij zijn gasten. Hij bedient hen. Ondertussen praat hij met hen. Plotseling hoort Sara, dat één van de vreemdelingen haar naam noemt. "Waar is Sara, uw huisvrouw?" Sara luistert... Ze hoort dat Abraham antwoordt, dat ze in de tent is. Dan spreekt de Vreemdeling weer. "Ik zal voorzeker weder tot u komen omtrent deze tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw zal een zoon hebben!" Daar staat Sara. Ze hoort dat de Vreemdeling zegt, dat zij een zoon zal krijgen. Wie is die Vreemdeling? Hoe kan Hij dat zeggen? Het is de Heere Zelf. Hij weet wat komen gaat. Hij is het, Die nu deze boodschap aan Sara brengt. Wat zal Sara verwonderd zijn! Wat zal ze blij zijn! Verwonderd? Kijk eens naar Sara... Ja, ze heeft het uit de mond van de Heere gehoord, maar ze is niet verwonderd. Sara lacht. Nee, niet omdat ze zo blij Is. Ze lacht, omdat ze het niet gelooft... O, denkt Sara, zal ik, die al bijna negentig jaar ben nog een kind krijgen? En zal Abraham die al bijna honderd jaar is nog vader worden? Dat kan niet! Maar dan schrikt Sara. Want luister, de Heere vraagt aan Abraham: "Waarom heeft Sara gelachen7 Zou iets voor de HEERE te wonderlijk zijn? Op de tijd die Ik gezegd heb, zal Ik terugkomen en Sara zal een zoon hebbenl"
Wat een wonderl De Heere neemt Zijn belofte niet terug, omdat Sara het niet gelooft, maar Hij zegt het nog eens heel nadrukkelijk: "Sara zil een zoon hebbenl Daar zal Ik voor zorgen, want Ik ben de Almachtige".
En Sara? Wat schaamt ze zich. Ze heeft niet geloofd wat de Heere zei. Ze heeft gezegd: "Dat kan niet". Als Abraham haar roept, zegt ze, dat ze niet heeft gelachen. "Neen, zegt de Heere, maar gij hebt gelachen." En dan zwijgt Sara.
Het is een jaar later. In haar tent zit Sara. En in haar armen heeft ze een kind. Háár klndl Wat de Heere beloofde, heeft Hij gedaan. Sara, die al negentig jaar Is, heeft een zoon gekregen. Opnieuw heeft Sara gelachen. Maar nu niet uit ongeloof. Diepe verwondering is er in haar hart. Dat de Heere toch gedaan heeft, wat Hij heeft beloofd.. Dat is niet omdat zij het verdiend heeft. Maar alleen omdat de Heere zo goed Is. Abraham en Sara hebben hun kind de naam gegeven die de Heere al aan Abraham verteld had. Ze noemen hem Izak, dat betekent: 'God heeft mij een lachen gemaakt'.

Daar zit Sara. Vol blijdschap kijkt ze naar haar kind. Hiir kind. Maar door het geloof ziet Sara nog meer. Ze weet het zeker: uit dit kind zal hét Kind geboren worden. De Heere Jezus zal komen. Ook al zal het lijken alsof het eigenlijk niet meer kan. Zoals het bij haar eigenlijk ook niet meer kon. Maar Hij zal komen om Zijn volk zalig te maken. Om Zijn kinderen te verlossen van hun zonden. Ja, Hij zal komen ook voor Sara. Hij zal ook héir ongeloof en al haar zonden dragen.

Sara heeft nog 37 jaar geleefd. Dan sterft ze. Sara wordt door Abraham begraven in de spelonk van Machpela. Maar eenmaal zal Sara weer opstaan. Als de Heere Jezus, Die uit Izak geboren Is, terugkomt op de wolken van de hemel. Dan zal ze voor altijd met ziel en lichaam bij Hem mogen zijn. Dan zal ze nooit meer ongelovig zijn, maar eeuwig mogen zingen tot Zijn eer. Omdat Hij deed, wat Hij beloofde.

Sara moest lang wachten. Daarom was het moeilijk om te blijven geloven dat de Heere écht zou doen wat Hij had beloofd. Wacht jij ook op de Heere? Bid je al zo lang iedere dag om een hart dat Hem liefheeft? Verlang je ernaar dat de Heere je zonden vergeeft? Dan leert deze geschiedenis je dat je niet tevergeefs hoeft te wachten. De Heere doet wat Hij belooft, ook in jouw leven! Geloof je dat?

Aantekeningen hij de tekst

GENESIS 11
vs. 29, Milka: Milka is getrouwd geweest met haar oom Nahor. Zulke huwelijken waren door de wetten van die tijd nog niet uitdrukkelijk verboden,
vs. 31, En Thera nam Abram...: Dit heeft Thera gedaan nadat hij van zijn zoon Abram had gehoord, dat God hem had geroepen om zijn vaderland te verlaten (zie ook Gen. 12 : 1). Thera als stamhoofd neemt hier de leiding.
Haran: een stad in Mesopotamië, door Thera genoemd naar zijn overleden zoon.

GENESIS 12
vs. 1, De Heere nu had tot Abram...: Dit is gebeurd voordat hij uit Ur der Chaldeeën is vertrokken. Want dit bevel van God is de oorzaak geweest van zijn verhuizing uit Ur, voor hij nog wist waarheen hij trekken zou; dit is hem later geopenbaard.
dat Ik u wijzen zal: De Heere noemt geen land, omdat zo Abrams geloof, gehoorzaamheid en geduld door beproeving te oefenen en openbaar te maken,
vs. 4, En Abram was vijf en zeventig jaren...: Daaruit blijkt dat Saraï toen vijf en zestig jaar moet zijn geweest,
vs. 5, have: allerlei goederen, zoals vee (schapen, runderen, geiten, ezels, kamelen), geld en huisraad.
de zielen: knechten en maagden, die zij gekocht hadden of die hun geboren waren.

GENESIS 17
vs. 1, als nu A. negen en negentig...: Dit was het vijfentwintigste jaar, nadat hij de belofte in Haran had ontvangen. Voor de vierde keer verschijnt de Heere hem. (tussen deze en de vorige verschijning liggen dertien jaren).
de Almachtige: Door de openbaring van deze Naam (El-Schaddai, een nieuwe Naam waarin de Heere Zijn Almacht ontdekt, waardoor Hij een bij de mens afgesneden zaak kan doen) zegt God hem, dat wat bij de mens onmogelijk is, mogelijk is bij Hem.
vs. 17, lachte: Niet uit twijfeling, maar uit verwondering en blijdschap, sterk in het geloof zijnde, en ten volle vertrouwende, dat God hetgeen Hij beloofd had, kon en zou volbrengen,
vs. 19, Izak: God geeft hem deze naam, vanwege het lachen van zijn vader.

GENESIS 18
vs. 2, drie mannen: In gedaante en naar de mening van Abraham, maar in werkelijkheid twee engelen en de derde de Heere Zelf, die zich met menselijke lichamen vertoonden,
boog: om burgerlijke eer te bewijzen,
vs. 3, Heere: mijne heren.
Uw: Abram spreekt Eén van hen aan, omdat hij de Aanzienlijkste was. Later merkten Abraham en Sara, dat deze Man de HEERE Zelf was.
vs. 4, een weinig water: Dat was in de gehele oudheid en is ook nu in het Oosten nog het eerste wat men een gast geeft, water om de alleen met voetzolen bedekte en daardoor vuil geworden voeten te wassen; wanneer het een hoge gast was, liet men dit door een dienstknecht doen of waste men ze ook wel zelf.
vs. 5, een bete broods: Met brood wordt allerlei spijze bedoeld.
vs. 6, drie maten meelbloems: Een grote hoeveelheid voor drie mannen; bovendien zal hij hierdoor zijn gasten eer bewijzen.
koeken: Askoeken, dunne, ronde, op hete stenen platen bereide koeken, die snel klaar te maken zijn.
vs. 9, Waar is Sara...: Niet alsof de Heere dat niet wist, maar om het volgende te kunnen vertellen. De Heere heeft Zich hier aangesloten bij de geldende gewoonte, dat een man niet rechtstreeks met de vrouw van een ander sprak. Daarbij kwam dat Sara vroeger geen getuige was geweest toen de belofte werd gegeven en dat nu wel zal zijn.

GENESIS 21
vs. 1, bezocht: God bezoekt op twee manieren. Hier is het met een bijzondere weldaad en vervulling van Zijn belofte. Het kan echter ook dat Hij bezoekt door het uitvoeren van dreigementen en straffen,
vs. 3, noemde: Naar het bevel van de Heere, zie Genesis 17 : 19.
vs. 6, lachen: Aan de ene kant uit verwondering om de zeldzaamheid van deze zaak, aan de andere kant uit blijdschap, omdat velen zich over deze weldaad van God zullen verblijden.
zal met mij lachen: zich met mij verblijden, vergelijk Lukas 1 : 58.
vs. 7, zonen: een zoon.
vs. 8, gespeend: van de speen of borst afnemen; niet langer borstvoeding geven. Dit vindt plaats op ongeveer driejarige leeftijd.

HEBREEËN 11
vs. 11, boven de tijd haars ouderdoms: Toen zij al negentig jaar was en bovendien onvruchtbaar.
Hem getrouw heeft geacht: Hoewel Sara hierover eerst lachte, heeft ze toch daarna ook aan de belofte vastgehouden,
vs. 12, en dat een verstorvene: Dit geldt zowel van Sara als van Abraham.

Achtergrandinformatie

SARAÏ
Saraï (= mijn vorstin) was de dochter van Thera. Zij was getrouwd met haar halfbroer Abram. Want, volgens Genesis 20 : 21, hadden Abram en Saraï wel dezelfde vader, maar niet dezelfde moeder. Als Abram van de HEERE de opdracht krijgt zijn land en maagschap en vaders huis te verlaten, gaat Saraï met hem mee de onbekende toekomst tegemoet. Ze verlaat alles en volgt haar man Abram. Ook zij gehoorzaamt dus het bevel van de HEERE onvoorwaardelijk.
Saraï heeft geweten van de belofte aan Abram gedaan en in het geloof is ze op reis gegaan. En dat terwijl ze geen kind had en zelfs onvruchtbaar was. Alleen door een wonder zou Saraï een kind en Abram uit haar een nakomelingschap kunnen krijgen.
Aanvankelijk is Thera mee op reis gegaan, ja, heeft hij zelfs de leiding genomen (Genesis 11 : 31). Als Thera echter in Haran sterft, trekt Abram verder, samen met Saraï en zijn neef Lot, met alles wat ze hebben. In het land Kanaan heeft Abram zijn tenten uiteindelijk opgezet bij de elkenbossen van Mamre. De belofte aan hem gedaan, is door de HEERE herhaaldelijk bevestigd (zie Genesis 13 : 16), hoewel het geloof van Abram ook bestreden is (Genesis 15 : 1-5).
Ook Saraï heeft van geloofsbestrljding geweten. Bij haar ging het echter niet zozeer over de vraag of Abram een groot volk zou worden, maar meer om de vraag of het kind der belofte uit haar voort zou komen. Daarom geeft ze Abram ook de raad om met haar dienstmaagd Hagar te trouwen.
Na 24 jaar komt de HEERE echter opnieuw (Genesis 17 : 1). Hij vernieuwt de belofte en belooft Abram een zoon. Als teken daarvan krijgt Abram een nieuwe naam (Abraham = vader van vele volken). De zoon die Abraham zal krijgen, zal uit Saraï geboren worden. Ook zij krijgt een nieuwe naam, Sara (=vorstin). De HEERE belooft: "Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren...." (Genesis 17 : 19). Niet lang daarna verschijnt de HEERE Abraham opnieuw. Dan wordt ook gezegd wanneer dit zal gebeuren. Sara, die aan de tent luistert, hoort wat de HEERE zegt. Ze gelooft het echter niet en lacht In ongeloof. Daarover wordt ze bestraft. Wat de HEERE heeft beloofd, gebeurt ook. "De HEERE bezocht Sara gelijk als Hij gezegd had; en de HEERE deed aan Sara gelijk als Hij gesproken had" (Genesis 21 : 1). Als Sara negentig jaar is, krijgt ze een zoon. Opnieuw lacht Sara, maar nu niet uit ongeloof, maar in geloof. Het kind wordt Izak (= men lacht) genoemd.
Zeven en dertig jaar heeft Sara hierna nog geleefd. Dan sterft ze. Abraham koopt een grafspelonk, de spelonk van Machpela, waar hij Sara begraaft. Sara krijgt in Hebreeën 11 een plaats in de galerij van de geloofshelden. Daar wordt van haar gezegd: "Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, die het beloofd had."  

HET GELOOF VAN SARA
Van het leven van Sara als meisje en jonge vrouw weten we niets. In 1 Petrus 3 : 6 wordt zij echter wel ten voorbeeld gesteld aan andere vrouwen. En dat als de vrouw van Abraham. Sara is haar man onderdanig geweest. Zij heeft haar eigen wil aan die van haar man onderworpen. Dat blijkt al uit het feit, dat ze zonder tegen te spreken met Abraham mee gaat als hij eerst uit Ur der Chaldeeën en later uit Haran vertrekt. Sara, gelovend de belofte van God en hopend op Zijn heil, trekt met Abraham mee.
Als vorsten haar roven (eerst Farao, later Abimelech), blijft zij Abraham trouw. Als Abraham bezoek krijgt 'maakt zij met haast drie maten meelbloem klaar'.
Sara geloofde het woord, dat God tot Abraham gesproken had. Hij zou een zoon hebben; maar het licht ontbrak Sara over de weg waarin het vervuld zou worden. Zij kon zichzelf in de vervulling van die belofte niet betrekken.
In haar hart was een verlangen naar het door God aan Abraham toegezegde heil. Wel handelde zij verkeerd door de Heere vooruit te lopen. En Abraham haar dienstmeisje Hagar te geven. En toen zij lachte stak het ongeloof de kop op. Sara heeft kracht ontvangen. Zij werd Izaks moeder, de moeder van de zoon der beloften, door het geloof! Haar geloof is aan veel twijfel en bestrijding onderworpen geweest totdat het eindelijk doorbrak.

ABRAM
Abram was een zoon van Thera. Zijn oudere broers heetten Haran en Nahor. Hoewel hij de jongste was, wordt hij steeds het eerst genoemd, omdat hij als drager van de belofte, de belangrijkste was. Abram is geboren in Ur der Chaldeeën. Daar heeft hij geruime tijd gewoond totdat de Heere hem roept zijn land, zijn maagschap en het huis van zijn vader te verlaten.

HAGAR EN ISMAËL
Saraï, die onvruchtbaar is, vreest dat ze zelf geen zoon zal krijgen. Daarom stelt ze Abraham voor om met haar dienstmeisje Hagar te trouwen. Het kind dat Hagar zal krijgen, zullen Abraham en Saraï dan houden voor hun wettige zoon. Dit was gewoonte die in die tijd veel voor kwam. Ze was echter strijdig met de eerste instelling van het huwelijk. Abraham luistert naar Saraï zonder de Heere om raad te vragen. Als Hagar merkt dat ze zwanger is, veracht zij Saraï. Hieruit blijkt dat dit niet naar de wil van de Heere is geweest. Uit het huwelijk met Hagar wordt Ismaël geboren.

DE BELOFTE VAN EEN ZOON
Als de Heere Abram in Ur der Chaldeeën verschijnt en roept, geeft Hij hem de belofte van een zoon. Dit is des te wonderlijker als we lezen dat Saraï onvruchtbaar is. Menselijkerwijs is, wat de Heere hem belooft, onmogelijk. Toch gelooft Abram deze belofte onvoorwaardelijk! De Heere belooft hem tot een groot volk te maken en hem te zullen zegenen. Ja, hij zal tot een zegen gesteld worden. En dat door het Zaad dat uit hem geboren al worden. Want, belooft de Heere, in uw zaad zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. Met dit Zaad wordt Christus bedoeld. Hij zou uit Abram naar het vlees voortkomen, om alle ware gelovigen, van wie Abram de vader is, de eeuwige zegening te verwerven en mee te delen (Galaten 3 : 8, Romeinen 4 : 11, 12, 16).

DOOR HET GELOOF
Om te weten hoe het komt dat Abram, en ook Saraï de opdracht en het bevel van de Heere onvoorwaardelijk hebben gehoorzaamd, moeten we kijken naar Hebreeën 11. Daar wordt gezegd, dat Abram door het geloof geroepen zijnde gehoorzaam geweest om uit te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou. Door dat geloof is hij ook een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land en heeft in tabernakelen (= tenten) gewoond. Door datzelfde geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om te baren. Hoe onmogelijk het ook was, Abram en Sara wisten: Zou er voor de Heere iets te wonderlijk zijn? In dat geloof hebben ze geleefd en zijn ze ook gestorven. En ze zijn niet beschaamd geworden!

Antwoorden bij het ledenblad

Weet je het nog?

1. a     4. b    7. a    10. a    12. a
2. b    5. c     8. c    11. b    13. c
3. b    6. c     9. c

Om over te praten

VRAAG 1
a. Rebekka.
b. Izak.
c. Izak heeft samen met en voor Rebekka gebeden tot de Heere om een kind.
d. De Heere verhoorde dat gebed en gaf Rebekka twee zonen, Jakob en Ezau.
e. Sara en Rebekka waren allebei onvruchtbaar, ze konden dus geen kind krijgen.
f. Abraham en Sara probeerden zelf de belofte van de Heere te vervullen. Abraham trouwde met Hagar. Izak en Rebekka hebben net zolang gebeden (wel twintig jaar!) totdat de Heere Zijn belofte vervulde.
g. De Heere wil dat we biddend met Zijn Woord bezig zullen zijn. Dat we Hem nodig zullen hebben. Dat we niet eerder zullen ophouden met bidden totdat Hij ons gegeven heeft, wat we nodig hebben. Dit geldt in het bijzonder als we Hem vragen om een nieuw hart en vergeving van onze zonden.

VRAAG 2
Abraham lachte omdat hij het woord van de Heere geloofde, het was een lachen uit blijdschap en diepe verwondering. Sara lachte omdat ze het woord van de Heere niet geloofde. Haar lachen was een lachen uit ongeloof. Het was dus een zondig lachen.

VRAAG 3
a. Geloven is een zeker weten, dat Gods Woord (alles wat de Heere zegt) waar is. Ook is het een vast vertrouwen, dat mij al mijn zonden vergeven zijn, alleen om de verdienste van de Heere Jezus' wil.
b. Het antwoord hierop staat in antwoord 22 en 23 van de H.C. Wijs de kinderen eens op de Drie-Eenheid van God: Geloven in God de Vader en onze schepping, God de Zoon en onze verlossing en God de Heilige Geest en onze heiligmaking. We hebben één Heere, maar tot onze zaligheid hebben we alle drie de personen van Gods Wezen nodig. U kunt doorvragen door te vragen of ze weten wat het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is.
c. Hierop kunnen heel verschillende antwoorden komen. Wij twijfelen vaak (net als Sara) aan Gods Woord. We zetten vraagtekens bij de nodiging van de Heere om met al onze zonden tot Hem te komen. Van nature willen we de Heere ook niet op Zijn Woord geloven. U kunt een voorbeeld gebruiken uit het dagelijks leven, om te laten zien hoe erg dat is. Als we iets tegen een vriend zeggen en hij gelooft ons niet, voelen we ons gekwetst en beledigd. Zo doen wij ook tegen de Heere, als we Zijn Woord niet geloven. Mensen kunnen nog onbetrouwbaar zijn, maar van de Heere geldt dat niet! De Heere kan ons uit genade het ware geloof schenken, waarmee we in Zijn Woord zullen geloven. En Hij wil er om gevraagd zijn!

VRAAG 4
a. In het leven van Sara zijn diverse momenten aan te wijzen, waaruit haar geloof blijkt:
- Sara gaat net als Abraham op reis, omdat de Heere het zegt.
- Sara gelooft dat Abraham een zoon zal krijgen en tot een groot volk zal worden.
- In Sara's hart was een verlangen naar de komst van de Verlosser.
b. Hierop zijn heel wat antwoorden mogelijk. Kijk alleen maar eens naar degenen die in Hebreeën 11 genoemd worden.
c. David vertrouwde op de Heere. Ook al was Goliath veel groter en sterker, hij wist dat de Heere de Almachtige was. Dat Hij hem, David de overwinning kon geven, ook al had hij alleen maar een slinger en een staf. De Heere heeft hem de overwinning gegeven.
- De Romeinse hoofdman wist dat hij het niet waard was, dat de Heere Jezus zijn knecht beter zou maken. Toch vroeg hij de oudsten van het volk het Hem te gaan vragen. De Heere heeft zijn gebed verhoord.
- De Kananese vrouw. Ze kwam met haar nood bij de Heere. Ze geloofde, dat Hij alleen kon helpen. Ze wist ook dat ze het niet waard was. Ze bleef aanhouden, zelfs toen de Heere Jezus zei, dat het niet voor haar was. Ze heeft de Heere aan Zijn woord gehouden, toen ze zei, dat de hondjes ook van de kruimeltjes aten... De Heere heeft haar gebed verhoord en haar dochter genezen.
- Thomas. Hij had als voorwaarde gesteld dat hij de Heere Jezus eerst moest zien, dan pas zou hij geloven dat Hij waarlijk was opgestaan. Toch kon Thomas, die de eerste zondag niet bij de discipelen was, de andere week niet wegblijven. In zijn hart was toch het verlangen naar de Heere. Dat verlangen (en die hoop) bleef en is door de Heere ook vervuld.

Even puzzelen

De letters die overblijven vormen de tekst: "Zou iets voor de Heere te wonderlijk zijn."

Puzzel 2
"En de Heere bezocht Sara gelijk als Hij gezegd had en de Heere deed aan Sara gelijk als Hij gesproken had."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

Mivo -12 | 23 Pagina's

Sara

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

Mivo -12 | 23 Pagina's