Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Water in de woestijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Water in de woestijn

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets

Lezen: 2 Koningen 3 : 9-20

Zingen:
Psalm 9 : 10, 18
Psalm 46 : 1, 6
Psalm 50 : 6
Psalm 20 : 4, 5
Psalm 62 : 1, 5
Psalm 63 : 1
Psalm 76 : 2, 5
Psalm 81 : 12, 13
Psalm 86 : 1, 4
Psalm 111 : 5
Psalm 119 : 72, 73, 84
Gebed des Heeren vers 9

Kerntekst: En het geschiedde des morgens, als men het spijsoffer offert, dat er, ziet, water door de weg van Edom kwam, en het land met water vervuld werd (2 Koningen 3 : 20).


In zijn paleis in Samaria zit koning Joram, de koning van Israël. Hij denkt na.
Mesa, de koning van de Moabieten, heeft al heel lang geen belasting meer betaald. Vroeger, toen zijn vader Achab nog regeerde, was dat heel anders. Toen bracht Mesa ieder jaar wel honderdduizend lammetjes en honderdduizend rammen met hun wol naar Samaria. Maar toen Achab stierf, is hij daarmee gestopt... Jorams broer Ahazia is maar kort koning geweest. Die heeft daar niets aan kunnen doen. Maar nu is hij, Joram, koning. En nu moet dat veranderen! Daar zal Joram, wel voor zorgen. Hij heeft in zijn eigen land Israël ook al dingen veranderd. Daar heeft hij het beeld van Baäl af laten breken. Die afgod van zijn vader en moeder wil hij niet meer dienen. Wel staan in Dan en Bethel nog steeds de gouden kalveren, die koning Jerobeam daar lang geleden neer heeft laten zetten. Die heeft Joram niet af laten breken. Joram wil de Heere op zijn eigen manier dienen.
In het paleis van Josafat, de koning van Juda, staat een groepje mannen. "Koning Josafat, onze koning Joram, wil oorlog gaan voeren tegen het volk van de Moabieten. Wilt u meegaan en hem helpen?" Josafat kijkt de mannen die voor hem staan aan. Wat zal hij antwoorden? Zal hij de koning van Israël helpen? Josafat kent Joram wel. Hij kent ook de vader van Joram. Die heeft hij vroeger ook wel geholpen. Wat heeft de Heere koning Josafat toen wonderlijk gespaard! Josafat weet wel dat het eigenlijk niet goed is, dat hij zulke goede vrienden is met de koning van Israël. Hij weet wel dat de Heere niet wil dat hij zo goed omgaat met mensen die God niet dienen. En toch... "Goed," zegt Josafat, "ik ga mee met mijn soldaten en met mijn paarden. Ik zal ook tegen de koning van Edom zeggen dat hij mee moet gaan, want hij is mijn knecht." Door de woestijn die tussen Israël en Moab ligt, trekt een geweldig groot leger. Het is het leger van Joram, de koning van Israël, van Josafat, de koning van Juda en van de koning van Edom. Samen zullen ze ervoor gaan zorgen dat Mesa, de koning van Moab weer naar Joram zal luisteren. Samen zullen ze de Moabieten verslaan.

In de woestijn is het heet. Heel de dag schijnt de zon op al die mensen en dieren. Daarom moet er veel water worden gedronken.
Zeven dagen zijn de koningen met hun soldaten nu al op weg. Het water dat ze mee hebben genomen, raakt op. Alle soldaten kijken goed rond. ledereen zoekt naar water. Maar hoe ze ook zoeken, nergens kunnen ze het meer vinden. De plekjes waar anders nog wel water is, zijn allemaal uitgedroogd. Zullen nu al die mensen en dieren van dorst om moeten komen? Zullen ze nu hier in de woestijn moeten sterven?
"Ach," zegt koning Joram, "de Heere heeft ons hier gebracht om ons in de hand van de Moabieten te geven. Nu zullen we door de Moabieten verslagen worden." Eigenlijk geeft Joram dus de Heere de schuld. Maar heeft Joram dan aan de Heere gevraagd of ze hier heen mochten?

Naast Joram staat Josafat. Hi] hoort wat Joram zegt. Ook hij ziet dat ze in groot gevaar zijn. Maar Josafat geeft niet de Heere de schuld. Josafat weet dat het zijn eigen schuld is, dat ze hier in deze woestijn zonder water zijn. Voor hij met Joram meeging heeft hij niet aan de Heere gevraagd of het wel mocht. Het zou verdiend zijn als ze hier in de woestijn van dorst om zouden komen of dat de Moabieten hen zouden doden. Toch zegt Josafat niet: "Nu komen we allemaal om." Hij weet dat de Heere kan helpen! Dat heeft hij toch al meer meegemaakt! Daarom vraagt hij aan de knechten: "Is hier geen profeet van de Heere, zodat we aan Hem hulp kunnen vragen?" Josafat heeft de Heere nodig! Hij is in nood! Daarom vraagt hij om een knecht van de Heere. Want een knecht van God heeft ook het Woord van God. En naar dat Woord van de Heere verlangt Josafat. Zonder de Heere en zonder Zijn Woord kan Josafat toch niet leven!

Een profeet van de Heere? Hier In de woestijn...? Hier is toch geen profeet...?
"Koning," zegt een van de knechten, "hier is Elisa, de man opvolger van de profeet Ella." Elia, ja, die kent Josafat wel, daar heeft hij vaak van gehoord. Hij weet ook dat Elisa Ella is opgevolgd. Ella was een trouwe profeet van de Heere. Hij sprak het woord van de Heere. En dat doet Elisa ook. Wat een wonder dat de Heere hier in de woestijn Zelf voor een profeet zorgt! Dat de Heere Zelf Zijn Woord geeft.
Niet lang daarna staan de drie koningen voor de profeet. Ze komen hem om raad vragen. Maar als Elisa koning Joram ziet, wordt hij in zijn hart boos. Joram is toch die koning die niet wil luisteren naar het woord van de Heere? En Hem niet nodig heeft? Ja, nu er gevaar is, komt hij wel naar Elisa! Daarom zegt Elisa: "Met u wil ik niets te maken hebben. Gaat u maar naar de god van uw vader en de god van uw moeder!" Elisa weet wel dat Joram het beeld van Baäl weg heeft laten halen. Maar hij weet ook dat Joram de gouden kalveren in Dan en Bethel heeft laten staan. Joram dient de Baäl niet, maar hij dient de Heere ook niet!"
"Neen," zegt Joram,"want de HEERE heeft deze drie koningen geroepen, om die in de hand van de Moabieten te geven. We zijn In groot gevaar!" En wat antwoordt Elisa? "Als Josafat er niet bij was geweest, had ik niet naar u geluisterd. Ik doe het alleen omdat Josafat erbij is." Josafat! Is Josafat dan beter dan Joram? Heeft hij het wel verdiend dat de Heere wil helpen? Nee, Josafat heeft dat ook niet verdiend... Maar Elisa weet dat Josafat de Heere dient.
Door het zien van Joram is Elisa boos geworden. Zo kan hij niet horen wat de Heere tegen hem zegt. Eerst moet het weer rustig worden in zijn hart. Daarom zegt hij: "Brengt mij een speelman." De knechten halen iemand die mooie muziek kan maken. Die man gaat op zijn harp spelen. Hij maakt muziek tot eer van de Heere. Elisa luistert ernaar. Door die mooie muziek wordt het in zijn hart weer rustig. De boosheid gaat weg. Nu kan Elisa bidden tot de Heere. Hij vraagt of de Heere hem Zijn Geest wil geven. Of de Heere hem wil zeggen, wat hij de koningen voor antwoord moet geven. Of hij het Woord van de Heere mag horen. En... de Heere verhoort dat gebed van Elisa. Hij spreekt tot Zijn knecht. En dat woord mag Elisa doorgeven. Dat mag hij vertellen aan de drie koningen die daar voor hem staan.

"Luister," zegt Elisa, "Zo zegt de HEERE: Maakt in dit dal vele grachten, Want zo zegt de HEERE: Gijlieden zult geen wind zien, en gij zult geen regen zien; nochtans zal dit dal met water vervuld worden." Wat een wonder! De Heere wil raad geven. Hij wil spreken tot zondige mensen. Hij wil ze vertellen wat ze moeten doen. Hij wil hier in de woestijn ook helpen. Hij zal voor water zorgen. Hij zal uitkomst geven! En dat op een heel wonderlijke manier.
Het zal niet gaan regenen. Ook zal het niet gaan waaien, zodat het water naar de woestijn zal stromen. En toch zal er water komen. Zomaar op de grond? Nee, want dan zou je het niet kunnen drinken. Er moeten grachten komen. De soldaten moeten aan het werk. Ze moeten hier in de woestijn grachten, sloten, gaan graven. En in die sloten zal dan water komen. Daar zal de Heere voor zorgen.
Wat een wonder! Maar luister eens ... Elisa is nog niet uitgepraat: "De Heere zal jullie niet alleen water geven, Hij zal er ook voor zorgen, dat jullie de Moabieten zullen verslaan! Hij zal jullie de overwinning geven."
De Heere belooft dus veel meer dan waar de Israëlieten om hebben gevraagd.
Alle soldaten gaan aan het werk. Heel de dag zijn ze in die hete woestijn druk bezig. Er wordt hard gegraven. Als het avond wordt, is de woestijn vol sloten. Sloten zonder water! De soldaten hebben gedaan wat de Heere gezegd heeft.

Het is negen uur in de morgen, in de tempel in Jeruzalem is de priester aan het werk. Hij brengt het morgenoffer. Eerst slacht hij een lam, dat hij op het grote brandofferaltaar legt en dat helemaal verbrand wordt. Het brandoffer. Daarna neemt hij een handvol meel met olie. Daarvan maakt hij koeken. Een paar van die koeken legt hij ook op het altaar. Die worden ook aan de Heere geofferd. Dat is het spijsoffer. Alleen door het offer kan de Heere bij een zondig volk wonen en een schuldig volk bij de Heere. Door dat offer kan de Heere ze ook alles geven wat ze nodig hebben. De Israëlieten in de tempel weten het wel. Dat lam dat nu geslacht wordt, kan hun zonden niet wegnemen. Dat kan alleen Het Lam doen, dat komen zal, de Heere Jezus. Hij zal lijden en sterven. Hij zal ook leven tot eer van de Heere. Alleen om Jezus' wil kan de Heere het gebed van zondige mensen en kinderen horen en verhoren. Alleen om wat Hij deed kan de Heere genadig zijn.

Ook in de woestijn is het dag geworden. De soldaten zijn wakker geworden. Ze kijken naar de grachten die ze gisteren gegraven hebben. Daar is nog niets veranderd. Ze staan nog steeds droog! Maar dan, als daar ver weg in Jeruzalem de priester het spijsoffer brengt, zien de soldaten dat er plotseling water komt. Op de tijd van het offer. Dan geeft God water. Het stroomt zomaar door de sloten. Het regent niet. Het waait niet. En toch komt er water! Water dat de Heere geeft. En van dat water mogen al die mensen en dieren daar in de woestijn drinken.

De zon komt op. Aan de grenzen van hun land staan de Moabietische soldaten. Ze hebben gehoord van het grote leger dat naar hun land op weg is. Ze kijken de kant op waar dat leger vandaan moet komen. Maar dan... Kijk daar eens! Heel in de verte zien ze een rode kleur. Het is de zon die op het water schittert. Maar dat weten de Moabieten niet. "O," zeggen ze tegen elkaar, "weet je wat dat is? Dat is bloed! De soldaten van het leger van Israël zijn met elkaar gaan vechten. Ze hebben elkaar doodgeslagen. Kom mee? Dan gaan we de buit halen!"
Daar gaan de soldaten. Maar als ze dichtbij het leger van Israël komen, worden ze door de Israëlieten verslagen. Het volk van Israël behaalt de overwinning!

De Heere heeft het volk van Israël geholpen. Niet omdat ze dat verdienden, maar alleen uit genade. Hij wilde de sloten, die de soldaten hadden gegraven vullen met water. Hij wilde het gebed verhoren. Niet omdat Josafat of Joram dat verdiend had. Maar alleen uit genade. Omdat er ver weg in Jeruzalem een offer werd gebracht. Zo kan en wil de Heere ook vandaag nog horen en verhoren. Hij wil 'levend water' geven. Water dat nooit meer opraakt. Hij wil je het eeuwige Leven schenken. Hij wil vrede met God geven vanwege het offer op Golgotha. Vrede om het werk van de Heere Jezus' wil, Die leed en stierf. Maar Die ook Zijn leven lang geleefd heeft tot eer van de Heere, Die nooit één zonde heeft gedaan, maar deed wat wij niet meer kunnen en vaak ook niet meer willen. De Heere wil ook vandaag nog Zijn genade geven aan allen die Hem daar om bidden.

Aantekeningen bij de tekst

vers 2: het opgerichte beeld: Dit beeld van de afgod van de Sldoniërs was door Achab in Samaria opgericht.
Baäl: de afgod van de Sldoniërs, die door Izebel, in het land Israël ingevoerd was
vers 3: de zonden van Jerobeam: de twee gouden kalveren die Jerobeam in Dan en Bethel had opgericht, (zie 1 Koningen 12 : 28, 29)
vers 4: bracht op aan de koning van Israël: betaalde belasting
vers 8: en 'hij' zelde: Joram
vers 9: de koning van Edom: Deze was in wezen een knecht van de koning van Juda, maar wordt hier 'koning' genoemd, omdat hij in zijn land de plaats van een koning innam.
het vee dat hen navolgde: de last en trekdieren,
vers 11: die water op Ella's handen goot: die Elia diende. Water op iemands handen gieten, was één van de diensten die een knecht zijn heer bewees,
vers 12: des HEEREN woord is bij hem: hij is een trouw profeet van de ware God
vers 13: Neen, want de HEERE...: De reden dat ze hem om hulp verzoeken is dringend, omdat niet alleen hij, maar ook de twee andere koningen in groot gevaar zijn.
vers 14: voor Wiens aangezicht Ik sta: die ik dien
vers 15: een speelman: iemand die psalmen zingt, begeleid door de muziek van een snaarinstrument, zoals een harp, citer of lult
de hand des HEEREN: de Geest van de profetie
vers 18: slecht: iets gerings. De Heere belooft niet alleen dat ze zullen geven waarom ze gevraagd hebben (water), maar ook dat wat ze niet gevraagd hebben (de overwinning over hun vijanden),
vers 19: En gij zult...: Dit is niet alleen een bevel van wat ze moesten doen, maar ook een belofte van hetgeen ze daarmee zullen bereiken.
alle waterfontelnen stoppen: de waterputten dichtmaken
met stenen verderven: door stenen daarop te werpen zou het land onvruchtbaar en onbruikbaar worden
vers 20: het spijsoffer: Dit offer werd 's morgens om 9.00 gebracht.
vers 21: de gordel aangordden: Allen die voor het eerst een gordel, waaraan het zwaard hangt, omdeden.
de landpale: de grens tussen Moab en Edom
vers 22: rood: Dit werd veroorzaakt door de stralen van de zon, die op het water scheen,
vers 25: de stenen daarvan lieten zij overblijven: de stenen van de stadsmuur
de slingeraars: die met slingers stenen werpen
vers 27: toen nam hij...: de koning van de Moableten
offerde hem: om Kamos, de god van de Moableten, tot hulp te bewegen. Dit was een wanhoopsdaad
op de muur: ten aanschouwen van heel Israël.

Achtergrondinformatie

JORAM
Joram was de zoon van Achab en Izebel. Hl] werd koning over Israël (het Tienstammenrljk) na zijn broer Ahazia, die slechts twee jaar regeerde. Joram breekt met de openbare aanbidding van Baäl, door zijn vader Achab ingesteld. Toch dient hij niet de Heere. Hij dient de gouden kalveren.

JOSAFAT
Josafat was één van de weinige godvrezende koningen, die regeerden over Juda (het Tweestammenrijk). Hij was met familiebanden aan het koningshuis van Israël verbonden. Zijn zoon Joram (dus een andere Joram dan in deze vertelling) had hij laten trouwen met Athalia, de dochter van Achab en Izebel.

Al twee keer eerder heeft Josafat Israël geholpen in een oorlog. De eerste keer was tijdens de regering van Achab (2 Kronieken 18 : 3vv). De Heere had Josafat in de strijd, waarin Achab dodelijk gewond werd, op een wonderlijke manier willen bewaren. Ook was hij hierover door de profeet Jehu ernstig aangesproken met de woorden: "Zoudt gij de goddeloze helpen en die de Heere haten, liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des Heeren grote toornigheid" (2 Kronieken 19 : 2). Ook had hij samen met Ahazia schepen gemaakt. Ook daarover werd Josafat van Godswege berispt (2 Kronieken 20 : 35vv). Na alle waarschuwingen gaat hij toch weer in op het verzoek van Joram. Misschien dat hij gedacht heeft dat Joram nu anders was, omdat hij het beeld van Baäl weggedaan had... Misschien ook is hij bang geweest dat Edom, dat hem onderworpen is, het voorbeeld van Moab zal volgen. Opnieuw komt hij echter in moeilijkheden.

MESA
Mesa was veehandelaar. Hij is 'koning' over Moab. Dit land was door David onderworpen aan Israël. Na de scheuring van het rijk kwam Moab onder toezicht van het Tienstammenrijk (Israël). Het land was zeer vruchtbaar. Mesa draagt de koningstitel, maar in wezen is hij niet meer dan een knecht van de koning van Israël. Hij moet hem ieder jaar een aanzienlijk bedrag aan belasting betalen. Zolang Achab koning over Israël Is, gaat hij jaarlijks naar Samarla om de belasting te betalen. Als Achab echter sterft, weigert Mesa nog langer aan zijn verplichtingen te voldoen. Ahazia die Achab opvolgt heeft te kort geregeerd om Mesa tot de orde te roepen. Vandaar dat Joram zich hiertoe geroepen ziet.

EDOM
Edom is door David onderworpen aan Israël. Na de scheuring van het rijk kwam Edom onder toezicht van Juda (het Tweestammenrijk). Ongeveer tien jaar na de afval van Moab viel ook Edom, tijdens de regering van Joram, de zoon van Josafat, van Juda af.

ZO IK NIET HET AANGEZICHT VAN JOSAFAT OPNAM...
Elisa wil alleen naar Joram luisteren, omdat Josafat erbij is! Niet omdat Josafat dat in zichzelf waard zou zijn. Ook in zijn leven waren nog veel zonden. Ook hij was in zichzelf niet rechtvaardig voor God. Maar de Heere zag hem aan in Zijn Zoon, de Heere Jezus, Die ook voor Josafat naar deze aarde zou komen. Om zijn zonden te kunnen vergeven, maar ook om hem met alle goed te verzorgen en alle kwaad van hem te weren of ten beste te keren.
De Heere kan ons alleen maar aanzien in de Heere Jezus. Hij kan ons alleen maar horen 'om Jezus' wil'!

BRENGT MIJ EEN SPEELMAN
Elisa is ontstemd als hij Joram ziet. Hij wil niets met hem te maken hebben. Omdat Josafat erbij is, zal hij de Heere om raad vragen. Maar eerst moet zijn hart gekalmeerd worden. Elisa kan niet over de gave der profetie beschikken, maar is afhankelijk van de komst van de Heilige Geest. De muziek dient om zijn hart tot kalmte te brengen en door lofzangen en gebeden die men speelde tot God op te heffen.

MAAKT IN DIT DAL VELE GRACHTEN...
De Heere verhoort het gebed niet direct. Hij geeft eerst een opdracht, die wel om geloof vroeg. Er moesten in de woestijn grachten (droge sloten of greppels) worden gegraven. Een intensief werk. Maar de Heere beloofde ook een rijke zegen: water in zo'n grote hoeveelheid dat mensen en dieren zouden kunnen drinken. En dat op een wonderlijke wijze. Zonder dat men wind of regen zou zien. Bovendien beloofde Hij ook te zullen geven, waarom ze niet gevraagd hadden: de overwinning op hun vijanden.
Alles wat de Heere ons geeft is genade. Daarvan kunnen we niets verdienen. De Heere geeft ons echter wel middelen en Hij wil ook dat we die biddend zullen gebruiken.

EN GIJ ZULT ALLE VASTE STEDEN EN ALLE UITGELEZENE STEDEN SLAAN EN ZULT... (VERS 19)
Dit was niet alleen een belofte, maar ook een bevel. Het was een uitzondering op de oorlogswetten die de Heere gegeven had. Het was het volk Israëls anders verboden om op deze manier bij een belegering van vijandelijke steden te werk te gaan. (Deuteronomlum 20 : 19) Hier echter moest met Moab, dat zich altijd betoond had een vijand van het volk Gods te zijn, voor altijd een einde gemaakt worden.

HET SPIJSOFFER
Dit offer werd 's morgens om negen uur en 's avonds om drie uur gebracht. In Exodus 29 : 39 en 40 kunnen we lezen hoe dit moest gebeuren. Er moesten per dag twee eenjarige lammeren geofferd worden (het brandoffer). 'Met een tiende deel meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin gestoten olie' (het spijsoffer). Van het spijsoffer mochten de priesters eten. Het spijsoffer was, in tegenstelling tot de andere offers, een onbloedig offer. Er werd geen dier geslacht - er vloeide geen bloed - maar er werden koeken geofferd. Een spijsoffer stond nooit op zichzelf. Het was altijd verbonden met een 'bloedig' offer. Al deze offers wezen naar het offer van Christus. De Heere Jezus heeft de straf op de zonden gedragen; Hij heeft geleden en is gestorven. Maar dat niet alleen. Hij heeft ook gedurende Zijn hele leven geheel in overeenstemming met Gods heilige wil geleefd. Zo heeft Hij Zichzelf Gode opgeofferd tot een liefelijke reuk. Daardoor heeft Hij niet alleen de vergeving van de zonde verworven voor de Zijnen, maar Hij heeft ook voor Zijn Kerk het eeuwige leven verdiend.

Antwoorden bij het ledenblad 

Weet je hef nog?
1. a
2. c
3. b
4. b
5. a
6. b
7. b
8. b
9. a
10. c
11. c
12. b
13. a
14. b

Om over te praten

VRAAG 1
a. Joram gaf de Heere de schuld, dat ze in nood waren.
b. Josafat had de Heere nodig. Hij vroeg de Heere om hulp.
c. In wezen zijn hier maar twee antwoorden mogelijk: of we worden - net als Joram - boos op de Heere, of we hebben - net als Josafat - de Heere nodig.
d. De Heere wil dat we Hem nodig zullen hebben en alles van Hem alleen zullen verwachten. Dat betekent, dat we in voorspoed dankbaar moeten zijn, in tegenspoed geduldig en voor het toekomende vertrouwend. Dat is moeilijk. Niemand kan dit van zichzelf. Ook Gods kinderen kennen strijd hierover. Toch wil de Heere door genade leren om Hem te volgen, in voor- en tegenspoed.

VRAAG 2
a. Om alle dingen die we voor ziel en lichaam nodig hebben ('alle geestelijke en lichamelijke nooddruft')
b. Gelovig en ootmoedig. Altijd moet in ons gebed ook doorklinken: 'Uw wil geschiede".
c. Ook kinderen mogen met alles naar de Heere toegaan. Hem alle dingen vragen. Dingen voor de tijd, maar bovenal voor de eeuwigheid. En de Heere wil horen, alleen om Jezus' wil.

VRAAG 3
a. Het gaat in dit gedeelte over Lot, die vanuit Sodom naar het gebergte moet vluchten. Daar zal hij veilig zijn.
b. Omdat het gebergte zo ver weg is en Lot bang is dat hij daar niet kan komen, vraagt hij aan de Heere of hij naar een stadje dat dichterbij ligt mag vluchten.
c. De Heere belooft dat Hij het stadje Zoar, waar Lot heen wil vluchten zal sparen.
d. De Heere spaarde het hele leger om Josafats wil. De Heere spaarde Zoar om Lots wil.
e. Omdat de Heere hen aanziet in de Heere Jezus, Die voor hen geleden en gestorven is.

VRAAG 4
a. Ook wij horen het Woord van de Heere: thuis, op school, op de vereniging, in de kerk. Iedere keer als de Bijbel, opengaat wil de Heere tot ons spreken.
b. Ook wij moeten ons voorbereiden om naar dat Woord te horen.
c. Dat moeten we doen door de Heere te bidden of Hij Zijn Woord Zelf in ons hart wil brengen. We moeten ons dus biddend voorbereiden. En de Heere wil dat uit genade ook geven!

VRAAG 5
a. De soldaten moesten een bevel gehoorzamen, dat ze niet begrepen. Ze moesten het Woord van de Heere geloven. Geloven dat de Heere in die grachten, sloten, water zou geven.
b. Om 9 uur werd in de tempel het offer gebracht. Dat offer wees naar het Offer dat de Heere Jezus eenmaal zou brengen op Golgotha. Alleen daarom kan de Heere genade schenken.
c. Ook wij moeten leren geloven. Geloven dat de Heere ons kan en wil schenken wat we nodig hebben. En dat geloof wil de Heere Zelf schenken. Daar mogen we Hem om bidden. Ook wij moeten leren, dat de Heere ons alleen kan horen en verhoren om het werk van de Heere Jezus. Alleen daarom kan Hij ook onze zonden vergeven!
d. Door bezig te zijn met het Woord van de Heere. Thuis, op de vereniging, in de Kerk. De Heere wil werken door dat Woord. Daar mogen we Hem om bidden en Hem te vragen of Hij dat Woord in ons hart wil brengen, zodat we Hem mogen leren kennen. We mogen vragen of Hij Zijn Woord door Zijn Heilige Geest toe wil passen aan ons hart. Zodat we Hem leren kennen, onszelf leren kennen, maar ook de Heere Jezus mogen leren kennen, Die het Lam Gods is, dat de zonde der wereld wegneemt.

Even puzzelen
De letters die overblijven vormen de tekst:
"Zo zegt de HEERE: Maakt in dit dal vele grachten" (2 Koningen 3 : 16).

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Mivo -12 | 23 Pagina's

Water in de woestijn

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Mivo -12 | 23 Pagina's