Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zoek eerst het Koninkrijk van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zoek eerst het Koninkrijk van God

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze schets worden drie gelijkenissen behandeld die beschreven staan in Mattheüs 13: 44 t/m 50.

* De schat in de akker
* De parel van grote waarde
* Het visnet.

Zittend in een schip spreekt de Heere Jezus de schare die op de oever staat toe. Hij spreekt over een zaaier, over onkruid tussen tarwe, over mosterdzaad en zuurdeeg. Hij vergelijkt het Koninkrijk waarvan Hij de Koning is, met allerlei situaties die de mensen kennen. De mensen zien in Hem echter niet de Messias. Ze begrijpen Zijn preken niet... Nadat Jezus de schare weggezonden heeft, gaat Hij in Zijn huis en gaat Hij Zijn discipelen nog meer onderwijs geven over Zijn hemels Koninkrijk.

De schat in de akker

Er is een man bezig met ploegen op een akker. Hij heeft al zijn aandacht bij z'n werk, om mooie rechte voren te trekken. Opeens stuit zijn ploeg op iets hards! Dat gebeurde wel meer, er zitten vaak stenen in de grond in Israël. Maar nee, nu is het geen steen! Het is een schat! Ineens is hij rijk, schatrijk!! Tenminste, als hij de wettige eigenaar van de schat kan worden... Hij zal erover zwijgen en alles gaan doen om deze schat in zijn bezit te krijgen! Hij verbergt de schat weer in de grond en gaat meteen op pad om eigenaar te worden van die akker en tegelijk van die schat. Hij aarzelt niet, hij stelt niet uit. Hij heeft alles wat hij heeft er voor over, z'n huis, z'n grond, z'n gereedschap. Die schat is hem zoveel waard! Als hij bij de eigenaar van de akker komt, koopt hij de akker. Hij dingt niet af op de gestelde prijs, al is die misschien veel te hoog. Hij geeft alles. Of de eigenaar het nu vreemd vindt dat hij alles prijsgeeft voor die akker, interesseert hem niet. Hij weet wat hij doet. Door alles prijs te geven, heeft hij juist alles gewonnen. De Heere Jezus beschrijft het heengaan en het verkopen in de tegenwoordige tijd om de handeling van deze man zo levendig mogelijk voor te stellen.

De verklaring

Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan... Wat bedoelt de Heere Jezus met dit verhaal? Welke les ligt erin? Deze gelijkenis vertelt de Heere Jezus alleen aan Zijn discipelen. Door de beeldspraak ervan gaat de Heere Jezus hen verder inleiden in de geheimen van Zijn Koninkrijk. Het gaat in deze gelijkenis over de verhouding van de onderdanen tot het hemelri|k, met andere woorden hoeveel waarde, hoeveel betekenis heeft dit rijk voor hen? In deze gelijkenis benadrukt de Heere Jezus de grote waarde die het Godsrijk voor Zijn volgelingen heeft. Het Koninkrijk der hemelen is de grootste schat! Daarmee bedoelt hij geestelijke en hemelse dingen. 'Want het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid en vrede en blijdschap, door de Heilige Geest' (Romeinen 14: 17). De schat van het Koninkrijk der hemelen is: wijsheid, vrede, verlossing, gerechtigheid, heiligheid, vertroosting, zaligheid, heerlijkheid. Deze schatten liggen echter niet voor het oprapen. Ze zijn verborgen, net als de schat in de akker. Er is geestelijke verlichting nodig om ze te zien en om de waarde ervan in te zien. Om in het bezit van deze schatten te komen, moet je wel alles ervoor op kunnen offeren. Alles moet je vaarwel zeggen om dit hoogste goed te verkrijgen. Alles verkopen wat je hebt. Alles achterlaten waar je van houdt: vader, moeder, zuster, broer, roem, eer, geluk en rijkdom, zelfs... je leven. 'Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig.' Zie ook Mattheüs 19: 29. Paulus zegt ook dat hij, hetgeen hem gewin was, om Christus' wil schade gerekend heeft en die drek geacht heeft opdat hij Christus mocht gewinnen (Filippenzen 3: 7). Het is opvallend dat de vinder uit de gelijkenis niet alles wat hij bezat weggooide, maar hij verkocht het, hij wendde het aan voor het mooie doel, die schat. Zo moeten ook wij alles wat we zijn en hebben in dienst stellen van het Koninkrijk Gods. Deze gelijkenis eist niet, dat we ons aan vrijwillige armoede moeten overgeven, zoals weleens beweerd is. Nee, alleen als het bezit van aardse dingen ons in de weg staat om Gods Koninkrijk te zoeken, moet het worden prijsgegeven. De Heere Jezus spreekt daarover in de Bergrede: handen en voeten afhouwen en ogen uitgraven. De aardse goederen mogen dus nooit de eerste en hoogste plaats in ons hart en leven innemen. De akker zelf heeft - afgezien van de schat die erin zat - geen geestelijke betekenis. De akker is gewoon de bewaarplaats van de schat, zoals de schelp van de parel. In een gelijkenis heeft niet altijd elk onderdeel een diepere betekenis, zoals bij de allegorie. Toch is er nog meer te leren uit deze gelijkenis. De gevonden schat wordt weer verborgen in de grond, voordat de vinder er eigenaar van wordt. In het geestelijk leven gebeurt dat ook wel eens. 't Is niet: vinden... en meteen jubelen dat wij kinderen Gods zijn. 't Is niet: vinden... en luidkeels meteen verkondigen dat ons een hemel vol zaligheid geopend is. Het is vinden... en soms vrezen met heilige vrees dat de schat ons toch nog ontglippen zou. Vinden... en ervan zwijgen totdat er meer vastigheid is. Het is ook opvallend dat er staat: 'en van blijdschap over dezelve, gaat hij heen...'. Het verkopen van zijn goederen ging hem niet aan z'n hart. Hij deed het niet met pijn of met lood in zijn schoenen, al zuchtend. Hij deed er gemakkelijk afstand van! Wat een les! Sommige mensen kijken nog met scheve blikken naar wat ze hebben prijsgegeven, zoals bijvoorbeeld de vrouw van Lot. Ze hebben er wel afstand van gedaan, maar blijven ernaar hunkeren. Dit is het geheim van het christen-zijn: ter wille van Hem alles verkopen en dat nog wel met blijdschap. Natuurlijk kan die vreugde en blijdschap over de gevonden schat worden aangevochten. Paulus schrijft in zijn brief aan de Filippenzen een paar opvallende woorden. Ik ben er nog niet, zegt hij. Ik ben nog niet volmaakt (3: 12). Paulus had het ook vaak moeilijk. Toen hij in Korinthe aangekomen was, verkeerde hij echt in een crisis. Hij was bang en angstig (2 Korinthe 7: 5 en Handelingen 18: 9 en 10). Maar toch werd hij door de Heere bemoedigd! In alle pijn en angst blijft deze schat. Wie deze schat gevonden heeft wil hem nooit meer kwijt!

De parel van grote waarde

De Heere Jezus neemt nog een voorbeeld uit het menselijk leven, om duidelijk te maken wat het Koninkrijk der hemelen is. Er is een koopman die op zoek is naar schone, mooie ronde gave parels. Dat is geen gemakkelijke opgave. Er zijn parels en parels. Ze zijn niet allemaal even mooi. Hij maakt een verre reis naar de gebieden waar de parelvisserij bloeit, om toch maar mooie parels te vinden. Grote, gave parels zijn namelijk heel veel waard! Terwijl hij zo ijverig op zoek is, komt hij opeens een hele mooie grote parel tegen. Zo een heeft hij nog nooit gezien! Zo mooi, zo gaaf! Die is veel waard! Die wil hij hebben! De prijs die hij ervoor moet betalen is erg hoog. Hij moet alles verkopen wat hij heeft. En dat doet hij ook! Hij heeft dat er allemaal voor over. Om die ene mooie parel maar in z'n bezit te krijgen.

De uitleg

De parel is hier, zoals de schat in de vorige gelijkenis, het beeld van het Koninkrijk der hemelen. Deze twee gelijkenissen horen bij elkaar zoals ook die van het mosterdzaad en de zuurdesem en van het onkruid tussen de tarwe en het visnet bij elkaar horen. Toch zijn er wel verschillen tussen deze twee gelijkenissen. Nog duidelijker dan bij de gelijkenis van de schat in de akker komt in deze gelijkenis de geheel enige waarde van het Koninkrijk der hemelen naar voren. Er is niets belangrijker. De schat is vaak een verzameling van kostbaarheden. de parel is een betrekkelijk klein ding, dat echter de waarde van de gehele schat overtreft. Er is ook door de mens niets aan toegedaan om de parel haar waarde te geven: ze behoeft niet zoals een diamant geslepen te worden. Het Koninkrijk der hemelen is, net als de parel, wel klein in gedaante, toch gaat het alle aardse goederen in waarde ver te boven. De man die op de akker bezig was, stuitte onverwacht, zonder dat hij ernaar zocht, op de schat. De koopman was juist op zoek naar mooie parels. Hij zocht wel niet specifiek die ene van grote waarde, maar hij was toch wel een zoeker, wat van die ander niet gezegd kan worden. We moeten alles over hebben voor het Koninkrijk der hemelen. De koopman moest de parels die hij al had verkopen voor die mooiste. Zo moeten ook wij alle dingen, ook als ze misschien helemaal niet verkeerd zijn, opzij zetten, zodat we uiteindelijk alleen de Heere Jezus overhouden. Ook onze trouwe kerkgang, onze serieuze gesprekken en fijne ervaringen zijn niet genoeg. Het gaat alleen om het kennen van de Heere Jezus.

Het visnet

De Heere Jezus wordt het niet moe om onderwijs aan Zijn discipelen te blijven geven! Hij maakt nog een vergelijking tussen het gewone alledaagse leven en het Koninkrijk van God. Hij neemt nu een beeld uit de visserij. Dit zal Zijn discipelen zeker wel aanspreken! Zij waren immers - voor ze de Heere Jezus gingen volgen - vissers van beroep! Het Koninkrijk van God kun je nu vergelijken met een visnet, een zegen (sleepnet) dat in het water geworpen wordt en allerlei soorten vis samenbrengt. Als het hele meer is afgevist en het net vol is, trekken de vissers het op de kant en gaan de vissen sorteren: de kwade, onreine vissen (de Joden hadden spijswetten, onreine vis mochten zij niet eten; onrein waren alle vissen die geen schubben of vinnen hadden; zie Leviticus 11: 9 - 12 en Deuteronomium 14: 9 en 10) wierpen ze weg op het strand voor de roofvogels of terug in het water, en de goede, bruikbare vissen deden ze in hun vaten.

De uitleg

Bij deze gelijkenis geeft de Heere Jezus Zelf de uitleg. Zie vers 49 en 50. Allerlei mensen worden in deze bedeling in het Godsrijk samengebracht, als de vissen in het net. Maar eenmaal worden de goeden verzameld en de kwaden worden weggeworpen en aan het oordeel overgegeven. Het zijn echter niet dezelfde personen die samenbrengen en schiften: het vissen is de roeping van mensen, maar het schiften, het 'sorteren', is de roeping van de engelen. Eerst is er dus het mensenwerk op zee. Bedoeld is de wereldzee, een beeld dat we meer tegenkomen in de Bijbel (bijvoorbeeld in Daniël en Openbaring) en waarmee de onrust van de volkerenwereld aangegeven wordt. Zoals in de grote wateren een wemelende menigte vissen leeft die er met het net uit opgehaald wordt, zo is het net van de Evangelieprediking het aangewezen middel om uit de diepte van de volkerenzee de mensenzielen te vangen voor het Koninkrijk der hemelen. De Heere Jezus doelde daar al op toen Hij Zijn eerste discipelen riep en hen zei dat ze vissers der mensen zouden worden. De visser werkt rustig. Hij is zwijgend aan het werk en laat het net geruisloos naar de diepte zinken. Hij past er wel voor op om onnodige drukte te maken, om de vis niet te verschrikken. De visser van mensen moet ervan overtuigd zijn dat onze bezige handen de zielen niet uit de diepte van de donkere wereld kunnen halen, maar dat het net van het Evangelie dat alleen doet en wij dit slechts in de wateren moeten laten glijden. De Heere doet er Zijn werk mee in de verborgen diepte van de volkenzee. De Heere werkt in het verborgene. Ongezien voor het oog van de visser drijft Hij de scholen in het uitgespreide net. We moeten er op letten dat Jezus spreekt over het sleepnet. We moeten niet hier en daar, zonder vaste regelmaat, het net uitwerpen. Nee, de grote wereldzee moet met het sleepnet helemaal afgevist worden. Wat is het resultaat van die arbeid? Jezus zegt dat het net allerlei soort van vissen samenbrengt. En dan bedoelt Hij niet: kinderen en grijsaards, rijken en armen. Hij licht Zelf toe wat Hij verstaat onder 'allerlei soort': er zijn goede vissen die voor gebruik bestemd zijn en kwade of onreine vissen die weggeworpen worden. Aan het slot van de gelijkenis zegt Hij het nog duidelijker: de bozen worden door de engelen uit het midden van de rechtvaardigen afgescheiden. 't Is niet allemaal goede vis die door het Evangelienet bijeen wordt gebracht. Zoals in het sleepnet veel vis zit die onbruikbaar, waardeloos en onrein is, zo komen er in de kerk ook velen die toch geen echte onderdanen van het Godsrijk zijn. Zij hebben wel de gedaante van de godzaligheid, maar de kracht ervan kennen zij niet (2 Timotheus 3: 5). Die zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven in de gemeente op aarde. Dat heeft de Heere Jezus ook laten zien in de gelijkenis van het onkruid (Mattheüs 13: 24 - 30 en 36 - 43). Het onkruid blijft staan op de akker tot de oogst en de vissen worden pas gesorteerd op de oever. Dus tot de dag van het oordeel is er kaf onder het koren. In de kerkgeschiedenis zijn er mensen geweest die meenden dat ze een kerk van enkel wedergeborenen moesten hebben (Donatisten in de tijd van Augustinus, derde en vierde eeuw, en Labadisten in de zeventiende eeuw). Zolang de geschiedenis van het Godsrijk voortduurt, is het de tijd van scheiden en schiften nog niet. Trouwens, dat is ook geen mensenwerk. Er is wel eens gezegd: 'De kerk moet de ban gebruiken, maar van de wan afblijven.' Er komt dus een scheiding. Het oordeel gaat niet alleen over hen die Christus met lichaam en ziel toebehoren en hen die als wereldlingen in vijandschap tegenover Hem staan, maar de scheidslijn loopt eveneens door het midden van hen die in het net van het Evangelie gevangen zijn! De bozen zijn nu nog in het midden van de rechtvaardigen, zij lopen met hen mee, zingen met hen psalmen, luisteren met hen naar de preek, vouwen met hen eerbiedig de handen en verwachten misschien wel met hen zalig te worden. Dan zullen zij afgescheiden worden uit het midden van de rechtvaardigen. Een voor een. Niet door een mensenhand, maar door de engelen van God, dienaren van het gericht. Jezus zwijgt over het lot van de rechtvaardigen. Hij had er in de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe al uitvoerig over gesproken. Nu schetst Hij in huiveringwekkende woorden het lot van de bozen: zij worden in de vurige oven - het eeuwig verderf - geworpen, waar wening en knersing der tanden is. De gelijkenis bevat een boodschap voor ons allen. We zijn gevangen in het visnet van het Evangelie, maar behoren wij tot de goede vissen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995

Mivo +12 | 28 Pagina's

Zoek eerst het Koninkrijk van God

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995

Mivo +12 | 28 Pagina's